ECLI:NL:GHARL:2022:1146

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.292.843
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van de opzegging van een beheersovereenkomst door de Vereniging van Eigenaren

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de opzegging van een beheersovereenkomst door de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het Park Bronsbergen in Zutphen. Eazzis Vakantie Beheer B.V. is de beheerder van het park en [appellant] is eigenaar van een recreatiebungalow op dat park. De VvE heeft de beheersovereenkomst opgezegd per 1 januari 2020, maar Eazzis betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De rechtbank Gelderland heeft eerder geoordeeld dat de opzegging niet rechtsgeldig was, waarop de VvE in hoger beroep is gegaan.

In het hoger beroep heeft het hof de vraag behandeld of [appellant] nog gebonden is aan de beheersovereenkomst en of hij de jaarlijkse beheersvergoeding aan Eazzis moet voldoen. Het hof heeft vastgesteld dat de beheersovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en dat [appellant] verplicht is de jaarlijkse vergoeding bij vooruitbetaling te voldoen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

De zaak illustreert de juridische complicaties rondom beheersovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van eigenaren binnen een VvE. Het hof heeft benadrukt dat de afspraken in de beheersovereenkomst leidend zijn en dat afwijkingen van deze afspraken niet zonder meer geaccepteerd kunnen worden. De beslissing van het hof bevestigt de noodzaak voor duidelijkheid en naleving van contractuele verplichtingen binnen dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.292.843
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 8637832)
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. E.F.E. van Essen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eazzis Vakantie Beheer B.V.,
gevestigd te Vaassen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Eazzis,
advocaat: mr. C. Erasmus.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 30 december 2020 dat de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 maart 2021;
- de memorie van grieven met productie 7,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens heeft [appellant] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Samenvatting en beslissing
3.1
Eazzis is beheerder van het Park Bronsbergen in Zutphen (hierna: het park). [appellant] is eigenaar van een recreatiebungalow op dat park. Tussen de rechtsvoorganger van Eazzis en de Vereniging van Eigenaren Rekreatiepark De Bronsbergen (hierna: de VvE) is een beheersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan is iedere bungaloweigenaar (waaronder dus ook [appellant] ) gehouden een vast bedrag per jaar aan Eazzis te voldoen. Het bestuur van de VvE heeft de beheersovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2020. Eazzis is het niet eens met deze opzegging en heeft de rechtbank Gelderland (in een andere procedure) gevraagd te oordelen over (onder andere) de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 april 2020 [1] voor recht verklaard dat de VvE de beheersovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd. De VvE kan zich niet vinden in de beslissing van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld.
3.2
In deze procedure twisten Eazzis en [appellant] over de vraag of en in wat voor termijnen [appellant] gehouden is de vergoeding, zoals die is vastgesteld in de beheersovereenkomst, te voldoen.
3.3
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] , vanwege het vonnis van 8 april 2020 met daarin de verklaring voor recht dat de beheersovereenkomst niet rechtsgeldig door de VvE is opgezegd, gebonden is aan de beheersovereenkomst. Op grond van de inhoud van de beheersovereenkomst heeft hij voor recht verklaard dat [appellant] gehouden is de jaarfacturen te voldoen en [appellant] ook nog veroordeeld tot betaling van € 318,55. [appellant] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
3.4
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt.
Het hof gaat ervan uit dat de beheersovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd
3.5
De voornaamste vraag die partijen verdeeld houdt is of [appellant] , zoals Eazzis stelt, (nog) gebonden is aan de beheersovereenkomst en of hij op grond daarvan de (jaarlijkse) beheersvergoeding aan Eazzis verschuldigd is. Partijen zijn het er over eens dat de beheersovereenkomst, door de VvE gesloten met de rechtsvoorganger van Eazzis, bij overname van dat beheer door Eazzis gelding heeft gekregen in de verhouding tussen Eazzis en [appellant] . [appellant] heeft echter het (bevrijdend) verweer gevoerd dat de VvE de beheersovereenkomst heeft opgezegd tegen 1 januari 2020 en dat deze opzegging nog steeds leidend en rechtsgeldig is, omdat de VvE hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 8 april 2020. Eazzis betwist de rechtmatigheid van de opzegging door de VvE. Vooralsnog is niet onherroepelijk uitgemaakt dat de opzegging van de overeenkomst door de VvE standhoudt. De rechtbank heeft immers voor recht verklaard dat de beheersovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en het hof is er ambtshalve mee bekend dat de hoger beroepsprocedure ambtshalve is geroyeerd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Eazzis heeft [appellant] onvoldoende gesteld om hem te kunnen volgen in zijn standpunt dat de overeenkomst rechtsgeldig door de VvE is opgezegd en dat hij daarom daaraan niet meer is gebonden.
[appellant] dient de vergoeding per jaar bij vooruitbetaling te voldoen
3.6
Doordat het ervoor gehouden moet worden dat [appellant] gebonden is aan de beheersovereenkomst en is gehouden de verplichtingen die daaruit voortvloeien na te komen, komt het hof toe aan de bespreking van het tweede bezwaar van [appellant] . [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij de vergoeding die voortvloeit uit de beheersovereenkomst per kwartaal aan Eazzis mag voldoen. Hij heeft aangevoerd dat het al 20 jaar lang gebruik was om per kwartaal te betalen en dat het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Eazzis ineens betaling per jaar (vooruit) van hem verlangt. Ook heeft hij aangevoerd dat de eigenaren van de recreatiewoningen in overleg met de VvE hebben besloten om per maand te gaan betalen vanwege het bestaan van een restitutierisico aan de zijde van Eazzis. [appellant] stelt dat Eazzis een negatieve exploitatie heeft en dat hij daarom bevreesd is dat hij zijn geld niet meer terugkrijgt als Eazzis ‘omvalt’.
3.7
Het hof stelt vast dat in artikel 2 van de beheersovereenkomst staat beschreven dat de beheersvergoeding jaarlijks bij vooruitbetaling op één januari van elk jaar dient te worden voldaan en dat Eazzis bevoegd is om de jaarlijkse vergoeding per kwartaal in rekening te brengen. Hoewel Eazzis betwist dat [appellant] al lange tijd per kwartaal betaalde, erkent zij dat zij zowel jaarbetalingen, kwartaalbetalingen als maandbetalingen (onder bepaalde omstandigheden) accepteerde. [appellant] heeft aangevoerd dat een nadere afspraak bestond met (de rechtsvoorganger van) Eazzis op basis waarvan eigenaren per kwartaal mochten betalen en dat Eazzis die afspraak moet nakomen. Eazzis betwist het bestaan van deze afspraak. Het hof is van oordeel dat niet is gesteld dat en ook niet valt in te zien waarom het toestaan van kwartaalbetalingen gedurende een bepaalde periode (conform de overeenkomst) maakt dat niet meer mag worden teruggegrepen op de primaire afspraak van jaarlijkse betalingen (eveneens conform de overeenkomst). Dat geldt temeer nu vaststaat dat [appellant] heeft geweigerd de kwartaalfactuur van het eerste kwartaal van 2020 te voldoen (omdat hij meende dat de overeenkomst rechtsgeldig door de VvE was opgezegd en omdat hij niet per kwartaal maar per maand wilde betalen) en dat Eazzis hem heeft gewezen op de daaraan te verbinden consequenties. De advocaat van Eazzis heeft meerdere keren, waaronder per brief van 27 januari 2020, aan [appellant] meegedeeld dat [appellant] de openstaande kwartaalfactuur binnen de vervaltermijn diende te voldoen en dat anders zou worden overgegaan tot invordering van het hele jaarbedrag telkens jaarlijks bij vooruitbetaling. Eazzis was daartoe, als hiervoor al overwogen, op basis van de beheersovereenkomst bevoegd. [appellant] heeft, ondanks deze waarschuwing, ervoor gekozen de kwartaalfactuur niet binnen de vervaltermijn te voldoen, omdat hij erop stond de vergoeding maandelijks te voldoen. Hij heeft daarmee de consequentie aanvaard dat Eazzis voortaan per jaarfactuur bij betaling vooruit aan hem zou gaan factureren. Dat andere bewoners mogelijk wél per kwartaal aan Eazzis mogen betalen, is daarbij niet van belang, alleen al omdat niet vaststaat dat zij evenmin tijdig hun kwartaalfacturen hebben voldaan. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het dan ook niet onaanvaardbaar dat Eazzis deze betalingswijze, die in overeenstemming is met artikel 2 van de beheersovereenkomst, heeft doorgevoerd ten aanzien van [appellant] . Dat Eazzis in zwaar weer zou verkeren (wat door [appellant] wordt gesteld en door Eazzis gemotiveerd wordt betwist) doet daar niet aan af. Het hof ziet hierin geen aanleiding om op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid artikel 2 van de beheersovereenkomst terzijde te schuiven en in plaats daarvan voor recht te verklaren dat [appellant] alsnog per kwartaal mag betalen.
3.8
Omdat [appellant] geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt het hof niet toe aan bewijslevering en gaat het voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant] .

4.De slotsom

De hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Eazzis zullen worden vastgesteld op € 772,- aan griffierecht en € 1.114,00 (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat conform het liquidatietarief.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland te Zutphen van 30 december 2020;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eazzis vastgesteld op € 772,00 voor griffierecht en op € 1.114,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, H.L. Wattel en M. Wallart en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Gelderland, 8 april 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:2411.