ECLI:NL:GHARL:2022:11346

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21-002371-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende overval op winkel en mishandeling met voorwaardelijke PIJ-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2005, was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank had hem een jeugddetentie van 18 dagen opgelegd, met een PIJ-maatregel van drie jaar. In hoger beroep heeft de verdachte zijn hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 29 november 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.J.A. Beukers-Bouten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een winkel, waarbij hij gewapend was met een mes en een hamer. Dit gebeurde op klaarlichte dag en leidde tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer, die psychische klachten ondervond als gevolg van de overval. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en het hof heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte een licht verstandelijke beperking en een psychische stoornis had, wat van invloed was op zijn gedrag. Het hof heeft deze conclusies overgenomen en besloten om de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen van de verdachte sinds het vonnis. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 18 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.284,41. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn gedragsproblemen en het risico op recidive.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002371-22
Uitspraak d.d.: 13 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 mei 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-150718-21 en 01-301011-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.A. Beukers-Bouten, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 31 mei 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte wegens diefstal met geweld in vereniging gepleegd en mishandeling veroordeeld tot -kort gezegd- een jeugddetentie van 18 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest, en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaren. De rechtbank heeft voorts de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot € 1.284,41 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag en de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-150718-21:
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen en/of een of meer (mobiele) telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- gemaskerd en/of met gezichtsbedekkende kleding de winkel te betreden
- een of meer messen en/of een hamer (op korte afstand) tegen de zij van voornoemde [benadeelde 1] , althans tegen/op het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] te zetten en/of te richten en/of voor te houden en/of gericht te houden en/of
- een of meermalen (op dwingende en/of dreigende toon) tegen voornoemde [benadeelde 1] te zeggen en/of te roepen (zakelijk weergegeven): "kassa open maken, telefoons en geld" en/of "snel, snel" en/of "niet wegrennen";
Zaak met parketnummer 01-301011-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 20 april 2021 te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente] [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] meermaals, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen en/of slaan en/of (op de grond) te duwen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 en in de zaak met parketnummer 01-301011-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-150718-21:
hij op
of omstreeks22 mei 2021 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een
of meergeldbedrag
en en/of een of meer (mobiele) telefoons, in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
- gemaskerd en
/ofmet gezichtsbedekkende kleding de winkel te betreden
- een
of meermes
senen
/ofeen hamer (op korte afstand) tegen de zij van voornoemde [benadeelde 1] , althans tegen/op het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] te zetten en/of te richten en/of voor te houden en/of gericht te houden en
/of
-
een of meermalen(op dwingende en/of dreigende toon) tegen voornoemde [benadeelde 1] te zeggen en/of te roepen (zakelijk weergegeven): "kassa open maken, telefoons en geld" en
/of"snel, snel" en
/of"niet wegrennen";
Zaak met parketnummer 01-301011-21 (gevoegd):
hij op
of omstreeks20 april 2021 te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente] [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] meermaals,
althans eenmaal,tegen het hoofd,
althansen het lichaam te schoppen en/of slaan
en/of (op de grond) te duwen;.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 01-301011-21 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest, en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) voor de duur van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte in hoger beroep tot een -kort gezegd- voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt veroordeeld met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de voorwaarde: meewerken aan plaatsing binnen een klinische setting van de Catamaran indien alles vanuit huis niet haalbaar blijkt te zijn.
De raadsvrouw heeft -kort gezegd- verzocht om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij de door de RvdK geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw is van oordeel dat oplegging van een PIJ-maatregel niet mogelijk is nu naar het oordeel van de raadsvrouw niet is voldaan aan het gevaarscriterium nu haar cliënt niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op een winkel met een mes en een hamer. Dit is gebeurd op klaarlichte dag. Het hof is van oordeel dat dit een ernstig feit betreft. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk feit nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Het slachtoffer in deze zaak is als jonge jongen gevlucht uit [land] en heeft tijdens zijn vlucht ook te maken gehad met bedreigingen met messen. Door deze overval is hij in shock geraakt en heeft hij sindsdien last van herbelevingen van herinneringen uit zijn traumatische verleden. Ook vergroten dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte is bovendien veroordeeld voor een mishandeling van een groepsgenoot in een instelling waar verdachte verbleef.
Over verdachte zijn verschillende rapportages opgemaakt en zijn door verschillende deskundigen adviezen uitgebracht.
Het hof heeft net als de rechtbank rekening gehouden met het rapport van het NIFP van 17 december 2021. Uit het rapport volgt het volgende:
Volgens de psycholoog is er bij verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking en
een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Onderliggend is sprake van een egocentrisch
perspectief, een gebrekkige impulscontrole, gebrekkige frustratietolerantie, gebrekkige
agressieregulering, beïnvloedbaarheid en een gebrekkige gewetensontwikkeling en
cognitieve vervormingen. Volgens de psychiater is er bij verdachte sprake van een
psychische stoornis in de vorm van een normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de adolescentie, matig van aard en een andere gespecificeerde neurobiologische
ontwikkelingsstoornis. Verdachte functioneert globaal laag- tot beneden gemiddeld qua
cognitief niveau. Hiermee samenhangend, vertoont hij impulsief agressief antisociaal gedrag en een zorgelijke emotionele, morele en sociale ontwikkeling.
Zowel de psycholoog als de psychiater zijn van oordeel dat de psychische stoornis en de licht verstandelijke beperking ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde feit (diefstal met geweld). Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen.
Het hof neemt, net als de rechtbank, de conclusies van voornoemde rapporteurs, inhoudende om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen, over.
Uit het rapport van het NIFP van 17 december 2021 volgt voorts:
Het recidiverisico wordt, op basis van de aangetroffen ontwikkelingstekorten, door de
psycholoog ingeschat als hoog, vooral op basis van negatieve opvattingen, problemen met
het hanteren van boosheid en onvoldoende medewerking aan interventies en daarnaast ook
op basis van riskant en impulsief gedrag, gevoeligheid voor spanningen, middelengebruik en gebrek aan empathie/berouw. Het recidiverisico betreft vooral impulsieve en reactieve
agressie in reactie op frustratie, begrenzing of krenking, met mogelijk schade voor anderen
tot gevolg. De psychiater benoemt dat verdachte vanuit zijn psychische stoornis agressieve
impulsregulatieproblemen vertoont. Het onvoldoende nemen van verantwoordelijkheid en
het gebrek aan adequate coping vaardigheden bij uitdaging en in conflicten (intern en extern) beïnvloeden in sterke mate de recidivekans op negatieve wijze. Vanuit de risicotaxatie komen daarbij diverse factoren naar voren die van belang zijn aangaande het algemene recidiverisico. De impulsiviteit, problemen met hanteren van emoties, zich onttrekken aan afspraken en geringe prestaties en een negatieve vriendengroep zijn hierbij met name van negatieve invloed op de recidivekans. Beschermende factoren zijn feitelijk niet aanwezig, behoudens de positieve intenties van zijn moeder, die echter in verdachtes opvoeding adequate zorg en toezicht niet kon waarmaken ten behoeve van voldoende structuur, controle en toezicht. Volgens de psycholoog is behandeling van de ontwikkelingstekorten noodzakelijk om de recidivekans te verlagen. Het ontbreekt verdachte echter aan probleembesef en motivatie. De gezagsverhouding tussen moeder en verdachte maakt beïnvloeding van het gedrag en ontwikkeling van vaardigheden moeilijker en vergroot de kans op voortijdig afhaken. Het kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging zou kunnen resulteren in het uitblijven van behandeling. Eerdere residentiële behandelingen in civielrechtelijk kader kunnen als mislukt worden beschouwd. Het netwerk is beperkt en moeder is overbelast en overvraagd. Een gedwongen kader is noodzakelijk om het gedrag te beïnvloeden en om de recidivekans te verminderen. De beschikbare, geschikte en noodzakelijke ambulante behandelmogelijkheden zijn echter nog niet beproefd.
Geadviseerd wordt het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat passende
ambulante interventies beschikbaar zijn en niet eerder zijn ingezet. Volgens de psychiater ontwikkelt verdachte zich het meest optimaal in een gestructureerd, optimaal sturend en begrenzend leefklimaat. In zijn voorgeschiedenis is immers al langer sprake van gedragsproblemen en er werd, wat betreft begrenzing, hulp en begeleiding, al
gesloten Jeugdzorg ingezet, zonder gewenst resultaat. Verdachtes gedrag bleef echter
problematisch en zijn sociaal maatschappelijke, morele en schoolse ontwikkeling
stagneerden volledig. De prognose met betrekking tot de verdere persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte is in het verlengde van voorgaande en bij
onveranderde omstandigheden en zonder een behandel- en begeleidingstraject niet gunstig.
Zijn beperkte sociaal emotionele vaardigheden en zijn agressie- impulsregulatieproblemen
zullen bij voorkeur moeten worden behandeld. Na bewezenverklaring is een delictgedrag analyse geïndiceerd zodat verdachte meer (in-)zicht krijgt (in) op zijn handelen en vervolgens gedragsalternatieven kan gaan ontwikkelen in vergelijkbare risicovolle situaties.
Agressieregulatie dient bij hem te worden bevorderd. Verder kan hij middels behandeling
meer inzicht verkrijgen in factoren vanuit zijn voorgeschiedenis die van invloed waren op
zijn persoonlijkheidsontwikkeling tot nu toe. Het betrekken van zijn (beide) ouders is hierin
van belang.
Er wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd omdat een lichtere vorm van een
strafrechtelijk kader door rapporteur niet als haalbaar/geïndiceerd wordt geacht.
De rechtbank heeft ook bij haar beslissing het rapport van de RvdK van 18 februari 2022 betrokken. Daaruit volgt onder andere het volgende:
Gezien de noodzaak van behandeling om het recidiverisico terug te dringen, is de Raad, net als de rapporteurs, van mening dat een voorwaardelijke Pij-maatregel het meest passend is. De Raad heeft wel enige twijfels over de haalbaarheid ervan en de draagkracht van moeder om dit vanuit de thuissituatie te ondersteunen.
De rechtbank heeft de RvdK en de Jeugdreclassering verzocht gezamenlijk een gedegen en uitvoerbaar pakket op te stellen, wat nodig wordt bevonden en te bepalen hoe een voorwaardelijk PIJ-maatregel het moet worden ingericht en vormgegeven.
Uit het rapport van de RvdK van 12 mei 2022 bleek dat het niet mogelijk was om verdachte onder te brengen bij een aanbieder voor ambulante behandeling, in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Het traject bij Switch was gestopt en verdachte had geen dagbesteding meer.
De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen:
Verder leidt de rechtbank uit de adviezen van de deskundigen af dat een behandeling pas kan worden opgestart als er sprake is van een gedegen dagstructuur. Op dit moment is door het wegvallen van (de structuur van) dagbesteding de situatie rondom verdachte verslechterd en lijkt het niet mogelijk om verdachte ambulant te behandelen. De rechtbank is het met de deskundigen eens dat het belangrijk is dat verdachte behandeld wordt om de recidivekans te verminderen en de onderliggende problematiek aan te pakken. Daarvoor is specialistische behandeling nodig. Dit is echter alleen mogelijk binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, indien verdachte voldoende in staat is mee te werken aan de voorwaarden en zich kan inzetten voor behandeling. Daarnaast moet er vanuit de thuissituatie voldoende draagkracht zijn om dit (zware) traject te ondersteunen. Ondanks dat de moeder van verdachte zich volledig inzet, blijkt het zwaar en op sommige momenten onmogelijk om verdachte in het gareel te houden. De rechtbank verwacht dat verdachte een langdurige behandeling nodig heeft en gunt dit verdachte ook. Op zijn beste momenten lukt het verdachte namelijk wel om mee te werken aan behandeling en begeleiding, maar op dit
moment ziet de rechtbank een te groot risico op recidive en is het niet mogelijk gebleken om
hem een passend ambulant behandeltraject te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank is
een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel hiervoor het best passende kader.
Sinds het vonnis is gewezen, is er sprake van de volgende ontwikkelingen.
Op 21 november 2022 is er door [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de RvdK gerapporteerd. In het rapport is over de persoonlijke situatie van verdachte het volgende te lezen. In de periode van 29 juni 2022 tot 10 augustus 2022 heeft verdachte met een (spoed)machtiging gesloten bij Pactum in [plaats] verbleven. De reden hiervoor was dat het thuis van kwaad tot erger ging en verdachte zijn eigen plan trok. Binnen de gesloten groep heeft verdachte snel een positieve verandering laten zien. Nadat verdachte weer was terug gekeerd naar huis is hij gestart met dagbesteding bij Stichting Baass . Hij zou daar ook starten met Agressie Regulatie Training. Het traject bij Stichting Baass is echter eind september stop gezet omdat verdachte voor de derde keer zonder geldige reden zich had afgemeld. Thuis is er ook sprake van veel onrust. Moeder geeft aan dat hij niet luistert, zijn eigen gang gaat, brutaal is (waarbij hij verbaal agressief kan zijn en/of met spullen kan gooien), hij zich niet aan de regels houdt, hij neemt met momenten haar auto mee (terwijl hij geen rijbewijs) en er zouden onbekende mensen in en rondom hun huis komen.
In oktober 2022 is verdachte in contact gekomen met Stichting Autimatisering . Verdachte heeft veel interesse in de ICT en geeft aan ook graag een baan te krijgen in de ICT. Stichting Autimatisering heeft een zorgplan opgesteld. In het zorgplan van Stichting Autimatisering staat dat verdachte vijf dagdelen aanwezig zal zijn (20 uur per week). Het gehele programma zal eerst als dagbesteding in worden gezet en dan kan later gekeken worden of verdachte een opleiding kan volgen in de ICT en dat zou dan een opleiding in de praktijk zijn.
Sinds 6 oktober 2022 heeft de Jeugdreclassering weer een opdracht om verdachte te begeleiden. Mevrouw [medewerker jeugdreclassering] van de Jeugdreclassering heeft ondanks haar twijfels bij de uitvoerbaarheid en de haalbaarheid van de dagbesteding bij Stichting Autimatisering besloten om toch een beschikking af te geven voor de dagbesteding.
De GGzE heeft op basis van een intaketraject een pakket aan behandelmodules aangeboden waarmee verdachte kan starten. Dit bestaat uit: Brains for Use (training gericht op het middelen gebruik), TACT (o.a. gericht op agressie- en emotieregulatie), Delictanalyse (o.a om meer zicht te krijgen op risicofactoren), Systeemtherapie (o.a gericht op het doorbreken van patronen tussen moeder en verdachte) en mogelijk diagnostiek. Ook is er aandacht voor het oriënteren op een passend woonperspectief.
De RvdK is van mening dat verdachte een kans moet krijgen om de plannen die er nu liggen -vanuit huis- uit te voeren.
De RvdK persisteert bij haar eerdere advies voor een voorwaardelijk PIJ-kader.
Tijdens de zitting in hoger beroep waren mevrouw [medewerker jeugdreclassering] van de Jeugdreclassering en mevrouw [medewerker RvdK] van de RvdK aanwezig en zijn zij gehoord als getuige-deskundigen. Ook was verdachte en zijn moeder aanwezig. Verdachte heeft verklaard dat het op dit moment goed met hem gaat. De dagbesteding bij Stichting Autimatisering is gestart en ook de therapieën bij de GGzE. Ook moeder krijgt therapie bij GGzE.
Mevrouw [medewerker jeugdreclassering] en mevrouw [medewerker RvdK] hebben beiden aangegeven dat zij nog steeds achter het advies voor een voorwaardelijk PIJ-maatregel staan zoals aangegeven in het rapport van 21 november 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming. Hoewel het nog heel pril is gaat het op dit moment goed met verdachte. Verdachte gaat naar de dagbesteding en naar de behandelingen van de GGzE. Zowel mevrouw [medewerker jeugdreclassering] als mevrouw [medewerker RvdK] hebben aangegeven dat ze met name achter het advies staan omdat er nu een geheel pakket ligt dat goed aansluit op verdachte en omdat hij nu voor het eerst de nodige therapieën krijgt.
Gelet op hetgeen uit de rapportages is gebleken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is aangevoerd, ziet het hof redenen om over te gaan tot de oplegging van PIJ-maatregel. Er is voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden uit artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat sprake was van een ziekelijke stoornis bij verdachte ten tijde van het feit, dat het gaat om een feit waarvoor een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dat de veiligheid van anderen -dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen- het opleggen van de maatregel vereist (gelet op het recidiverisico), en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte (zoals blijkt uit de adviezen van de deskundigen). Het hof ziet echter redenen om, anders dan de rechtbank, de maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof heeft daarbij gelet op de positieve ontwikkelingen van verdachte sinds het vonnis is gewezen en het feit dat hij op dit moment een dagbesteding heeft bij Stichting Autimatisering en therapieën volgt bij de GGzE.
Nu het in deze zaak gaat om een strafbaar feit dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van personen en het hof, met de deskundigen, van oordeel is dat bij het niet volgen van het geadviseerde traject sprake is van een hoog recidiverisico, beveelt het hof dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Met name gelet op de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel, een onvoorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank bij vonnis opgelegde jeugddetentie van 18 dagen, toentertijd gelijk aan de duur van het voorarrest van verdachte, met aftrek, een passende straf is, zodat het hof in hoger beroep tot dezelfde strafoplegging komt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.103,23. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.284,41. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering conform het vonnis van de rechtbank.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 en in de zaak met parketnummer 01-301011-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 en in de zaak met parketnummer 01-301011-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
18 (achttien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen.

Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel na te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat
- de minderjarige zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling
te weten Jeugdbescherming Brabant te Helmond;
- dagbesteding ondergaat zoals momenteel bij Stichting Autimatisering ;
- meewerkt aan intensieve ambulante behandeling vanuit de GGzE, waaronder
Delictanalyse, TACT, Brains4Use, Systeemtherapie en eventuele Diagnostiek;
- meewerkt aan het oriënteren op een passende woonperspectief;
Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Brabant te
Helmond, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.284,41 (duizend tweehonderdvierentachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 34,41 (vierendertig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-150718-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.284,41 (duizend tweehonderdvierentachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 34,41 (vierendertig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 mei 2021.
Aldus gewezen door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 13 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.O. van der Lee en mr J.H. van Dijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 december 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C. Dronkers, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.