ECLI:NL:GHARL:2022:1134

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.282.509
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarschuwingsplicht van de aannemer in het kader van een verbintenis tot schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2022, gaat het om een geschil tussen een zonnestudio-exploitant, aangeduid als [appellante], en de aannemer, Prima Projekten B.V. [appellante] had in 2018 een opdracht gegeven aan Prima Projekten voor de inrichting van een nieuwe bedrijfsruimte. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ontstonden er problemen met het ontwerp, wat leidde tot geschillen over betaling en de kwaliteit van het geleverde werk. In eerste aanleg werd [appellante] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 28.194,09 aan Prima Projekten, maar [appellante] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de waarschuwingsplicht van de aannemer. Het hof oordeelde dat Prima Projekten niet voldoende had gewaarschuwd voor de onjuistheden in het ontwerp, wat resulteerde in een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Het hof heeft de vordering van Prima Projekten voor het meerwerk afgewezen en de hoofdsom vastgesteld op € 28.343,04. Na verrekening van de toegewezen bedragen, werd [appellante] veroordeeld tot betaling van € 21.778,05 aan Prima Projekten, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.282.509
(zaaknummer rechtbank Gelderland, 360690)
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van
[appellante] ,handelend onder de naam
[naam1],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. B. Molenaar te Wijchen (voorheen mr. M.E. Bosman),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Prima Projekten B.V.,
gevestigd te Ulft,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde
hierna: Prima Projekten,
advocaat: mr. J.A.B.H.M. Willemse te Ulft.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 19 oktober 2021. Bij dat arrest is een comparitie van partijen bepaald.
1.2
De comparitie heeft - digitaal - plaatsgevonden op 26 januari 2022. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden eindvonnis van 29 april 2020.
3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
3.1
Prima Projekten heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd dat de rechtbank [appellante] zal veroordelen om een bedrag van € 30.087,86 aan haar te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 29 april 2020 [appellante] veroordeeld om aan Prima Projekten een bedrag van € 28.194,09 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.3
[appellante] heeft in hoger beroep gevorderd het door haar gevoerde verrekeningsverweer voor een bedrag van € 16.516,71 toe te wijzen en de vorderingen van Prima Projekten dienaangaande niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van Prima Projekten in de proceskosten.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het gaat in dit geding om het volgende. [appellante] exploiteert een zonnestudio in het winkelcentrum [naam2] in [woonplaats] . In verband met een herontwikkeling van het winkelcentrum moest [appellante] in 2018 haar zonnestudio naar een andere bedrijfsruimte in het winkelcentrum verplaatsen. Zij heeft in januari 2018 aan Prima Projekten de opdracht gegeven om voor een totaalbedrag van € 63.424,00 de nieuwe bedrijfsruimte, aan de hand van een door Prima Projekten gemaakt en door haar goedgekeurd ontwerp, in te richten als zonnestudio met zeven cabines. Prima Projekten is in maart 2018 met de werkzaamheden in de bedrijfsruimte begonnen. Tijdens deze werkzaamheden bleek dat het ontwerp op onderdelen moest worden aangepast. De balie moest worden verplaatst omdat de toegangsdeur anders niet voldoende open kon. Daarnaast moest cabine vijf worden vergroot, ten koste van de breedte van de toegangsdeuren van cabines vier en zes. [appellante] heeft de eerste twee termijnen van respectievelijk € 20.000,- exclusief BTW betaald. De derde termijn van 20.000,- exclusief BTW (factuur van 9 april 2018) en de slottermijn van € 3.424,- exclusief BTW (opgeëist bij brief van 5 juli 2018) zijn door [appellante] niet betaald. Prima Projekten heeft daarnaast bij factuur van 17 april 2018 een bedrag van € 1.744,83 inclusief BTW bij [appellante] in rekening gebracht ter zake van doorbelasting van een factuur van Helec Electrotechniek B.V. voor het realiseren van een hoofdaansluiting voor elektriciteit ten behoeve van de stroomvoorziening in de zonnestudio. [appellante] heeft ook deze factuur niet voldaan. Prima Projekten heeft in rechte betaling gevorderd van de openstaande termijnen en de factuur betreffende de realisatie van een hoofdaansluiting. [appellante] heeft betwist dat er meerwerk is overeengekomen en heeft daarnaast aangevoerd dat zij verrekenvorderingen heeft tot een bedrag van € 20.878,31 omdat Prima Projekten is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [appellante] heeft VBIT Expertise (hierna: VBIT) het werk beoordeeld en een rapport opgesteld op 6 december 2019. VBIT heeft verschillende gebreken aan het werk geconstateerd. Prima Projekten is niet ingegaan op de uitnodiging van VBIT om aan het onderzoek deel te nemen.
4.2
Prima Projekten heeft in eerste aanleg in totaal een bedrag van € 30.087,86 gevorderd, bestaande uit de hoofdsom van € 28.343,04 inclusief BTW ter zake van de openstaande termijnen en een bedrag van € 1.744,82 inclusief BTW aan meerwerk ter zake van de hoofdaansluiting elektriciteit. Daarnaast heeft zij buitengerechtelijke incassokosten gevorderd tot een bedrag van € 1.075,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] het meerwerk dient te betalen, zodat de hoofdsom € 30.087,86 bedroeg. De verrekenvorderingen van [appellante] heeft de rechtbank tot een bedrag van € 2.968,77 toegewezen en in mindering gebracht op de hoofdsom. Dit restbedrag vermeerderd met de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten, kwam neer op een bedrag van € 28.194,09. De rechtbank heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van dit bedrag. [appellante] is met acht grieven tegen dit oordeel van de rechtbank in hoger beroep gekomen. In hoger beroep is net als in eerste aanleg de vraag aan de orde of tussen partijen meerwerk is overeengekomen en of Prima Projekten op bepaalde punten is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
meerwerk
4.3
Het hof ziet aanleiding om de grieven VI en VII eerst te behandelen. Met deze grieven heeft [appellante] haar standpunt gehandhaafd dat zij heeft mogen begrijpen dat het realiseren van de hoofdaansluiting in de aanneemsom was begrepen. In de door partijen getekende offerte staat onderaan pagina 2 een post van € 4.500,- die ziet op elektrawerkzaamheden “uitbouw bestaande installatie”. Uit de tekst van de offerte blijkt niet dat het realiseren van een hoofdaansluiting niet de uitbouw van een bestaande installatie zou betreffen. Het had volgens [appellante] op de weg van Prima Projekten gelegen om het bedrag in de offerte te splitsen. Zij heeft dan ook mogen begrijpen dat het realiseren van de hoofdaansluiting wel onder het geoffreerde bedrag voor de uitbouw van de bestaande installatie zou vallen. VBIT heeft in haar rapport van 6 december 2019 daarnaast opgemerkt dat het geoffreerde bedrag van € 4.500,- toereikend is om de elektrische installatie in het pand werkbaar te krijgen. Volgens VBIT had Prima Projekten vooraf duidelijk inzichtelijk moeten maken welke elektra werkzaamheden verricht dienden te worden. Een meerwerkfactuur voor het realiseren van de hoofdaansluiting acht VBIT bovenmatig en niet verdedigbaar. Volgens [appellante] behoefde zij ook niet uit zichzelf te begrijpen dat het realiseren van een hoofdaansluiting een prijsverhoging mee zou brengen in de zin van artikel 7:755 BW.
4.4
Voor de vraag of sprake was van afgesproken meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW geldt dat het moet gaan om door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen en dat de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Voor de toepassing van de “tenzij-bepaling” is vereist dat de opdrachtgever een reëel inzicht had in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten (zie laatstelijk conclusie A-G Lindenbergh, ECLI:NL:PHR:2021:1254).
4.5.
Naar het oordeel van het hof kan hier in het midden blijven of sprake is van overeengekomen meerwerk of dat [appellante] heeft mogen begrijpen dat het realiseren van de hoofdaansluiting in de aanneemsom was begrepen. Ook in het geval dat wel sprake is van meerwerk, heeft Prima Projekten namelijk onvoldoende gesteld dat zij [appellante] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van de uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhoging. Evenmin is gebleken dat zij [appellante] een reëel inzicht heeft gegeven in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten, zodat ook niet kan worden geoordeeld dat [appellante] de noodzaak van de prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Het hof acht hierbij van belang dat [de directeur] , directeur van Prima Projekten (hierna: [de directeur] ) op de zitting bij het hof heeft verklaard dat hij toen hij constateerde dat er geen hoofdaansluiting was wel tegen [appellante] heeft gezegd dat het meerwerk zou zijn en dat daar extra kosten van zouden komen, maar dat hij daarvan geen indicatie heeft gegeven. Door geen reëel inzicht te geven in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten heeft Prima Projekten ook geen inzicht gegeven in de noodzaak van de uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhoging. De grieven VI en VII slagen.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat Prima Projekten de kosten voor het realiseren van de hoofdaansluiting ten onrechte bij [appellante] in rekening heeft gebracht, zodat de vordering van Prima Projekten van € 1.744,82 zal worden afgewezen. In het navolgende zal het hof dan ook uitgaan van een hoofdsom van € 28.343,04. Omdat Prima Projekten geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de door de rechtbank toegewezen verrekenvorderingen tot een bedrag van € 2.968,77, staat de verrekening van dit bedrag in hoger beroep niet ter discussie. Partijen hebben evenmin grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat voor het ontstaan van een verbintenis tot schadevergoeding op de voet van artikel 6:74 BW, die [appellante] in verrekening wil brengen, verzuim door ingebrekestelling is vereist, dat de brief van [appellante] van 6 augustus 2018 als een deugdelijke ingebrekestelling te beschouwen is en Prima Projekten de in de brief van [appellante] genoemde gebreken ook niet binnen de gestelde termijn heeft hersteld. Het hof zal ook hier in hoger beroep van uitgaan. Met de grieven I tot en met V handhaaft [appellante] haar aanspraak op de door de rechtbank niet toegestane verrekenvorderingen.
verrekenvorderingen
- wisselen voordeuren
4.7
De grieven I en II lenen zich voor gezamenlijke bespreking. [appellante] heeft zich met deze grieven op het standpunt gesteld dat een goede taakvervulling van de aannemer met zich brengt dat hij het voorgelegde bouwplan niet blindelings uitvoert, maar dat hij tekortkomingen in het ontwerp of in tijdens de uitvoering gegeven voorschriften welke hem als deskundig vakman zouden moeten opvallen, daadwerkelijk onderkent en daarvoor waarschuwt. Toen bleek dat anders dan in het ontwerp en op de tekeningen van Prima Projecten niet de linker, maar de rechterdeur naar binnen openzwaaide, had Prima Projekten moeten onderkennen dat de toegangsdeur door de daarachter geplande balie nog maar enkele centimeters open kon en er dus feitelijk geen gebruik meer van de deur gemaakt kon worden. Prima Projekten had in ieder geval op het moment dat zij de balie aan het plaatsen was tot de conclusie moeten komen dat de feitelijke situatie niet overeenkwam met de situatie op de tekeningen en [appellante] hiervoor moeten waarschuwen. Prima Projecten had [appellante] op dat moment moeten adviseren om de toegangsdeur om te wisselen met de sluitdeur. Zij had volgens [appellante] niet mogen adviseren om de balie te verplaatsen, omdat dit niet tot een oplossing maar tot juist meer problemen heeft geleid. Niet alleen is de lijn uit het ontwerp verdwenen, maar ook de effectieve gebruiksruimte achter de balie is zeer bepekt, aldus [appellante] .
4.8
Op grond van artikel 7:754 BW is de aannemer verplicht bij het aangaan of het uitvoeren van de opdracht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Een waarschuwing moet voldoende concreet zijn en voldoende duidelijk, zodat de opdrachtgever de risico’s die hij bereid is te lopen kan inschatten.
4.9
Partijen hebben beiden ter zitting van het hof verklaard dat zij pas op het moment dat de gehuurde bedrijfsruimte aan [appellante] ter beschikking werd gesteld en de werkzaamheden door Prima Projekten werden aangevangen, bleek dat de geplaatste pui niet overeenkwam met de tekeningen, aangezien in de aangebrachte pui de toegangsdeur, gezien vanaf de buitenkant van de zonnestudio, rechts zat en niet links, zoals weergegeven op de tekening. Naar het oordeel van het hof had het op dat moment op de weg van Prima Projekten gelegen om [appellante] voldoende concreet en voldoende duidelijk te waarschuwen dat de uitvoering van het werk conform de tekeningen tot problemen met de ruimte tussen de toegangsdeur en de balie zou leiden, namelijk dat de rechterdeur onvoldoende kon worden geopend. Prima Projekten heeft in dit kader het standpunt van [appellante] dat zij niet voldoende concreet en voldoende duidelijk is gewaarschuwd en dat Prima Projekten is gestart met het plaatsen van de balie onvoldoende weersproken. Prima Projekten heeft ter zitting bij het hof erkend dat pas op het moment dat de balie werd geplaatst, bleek dat de ruimte te krap was en dat pas op dat moment is besloten dat de balie zou worden verschoven. Het had echter van Prima Projekten mogen worden verwacht dat zij nog voordat zij met het plaatsen van de balie ging startte, [appellante] erop had gewezen dat er problemen zouden ontstaan met het openen van de toegangsdeur. Indien is afgesproken, zoals Prima Projekten stelt, dat [appellante] met de verhuurder zou regelen dat de voordeuren zouden worden omgewisseld, dan had het op de weg van Prima Projekten gelegen om te controleren of [appellante] dit daadwerkelijk met de verhuurder had geregeld. Prima Projekten is echter zonder zich ervan te vergewissen dat [appellante] de omwisseling van de deuren met de verhuurder had besproken en dat de verhuurder daarmede instemde, gestart met het plaatsen van de balie.
Uit het voorgaande volgt dat Prima Projekten niet aan de op haar rustende waarschuwingsplicht heeft voldaan. Het niet voldoen aan de waarschuwingsplicht is een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Naar het oordeel van het hof is Prima Projekten daarom aansprakelijk voor de kosten voor het wisselen van de voordeuren ten bedrage van € 2.843,50.
- verrijdbaar maken van de balie
4.1
Ook met betrekking tot het verschuiven van de balie, is het hof van oordeel dat Prima Projekten [appellante] voldoende concreet en voldoende duidelijk had moeten waarschuwen dat door het verschuiven van de balie deze op een kruipruimte terecht zou komen die daardoor niet meer toegankelijk zou zijn. Dat Prima Projekten wel zou hebben aangegeven dat de consequentie van het verschuiven van de balie was, dat deze de toegang tot het kruipluik zou blokkeren, acht het hof in het kader van de waarschuwingsplicht onvoldoende. Prima Projekten had niet alleen moeten waarschuwen dat de balie bij het verschuiven het kruipluik zou blokkeren, maar had tevens duidelijk en concreet moeten waarschuwen dat het van groot belang is dat een kruipruimte wel toegankelijk blijft en [appellante] zelfs moeten afraden voor deze optie te kiezen. Dat Prima Projekten [appellante] duidelijk en concreet op de nadelen van het blokkeren van de kruipruimte heeft gewezen, en dat zij desondanks heeft gekozen de balie op de kruipruimte te plaatsen, is door Prima Projekten niet, dan wel onvoldoende aangevoerd. Volgens [appellante] werd haar slechts gezegd dat het wel goed zou komen.
4.11
Ook hier geldt dat het niet voldoen aan de waarschuwingsplicht een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert. Het door [appellante] gevorderde bedrag van € 1.227,72 voor het verrijdbaar maken van de balie is dan ook toewijsbaar. De grieven I en II slagen.
- aanpassing cabines 3-4 en 6-7
4.12
Met grief III verwijt [appellante] Prima Projekten dat zij haar er onvoldoende voor heeft gewaarschuwd dat de inrichting van de cabines te krap zou worden. Volgens [appellante] kwam zij hier pas achter toen de monteurs van de leverancier van de zonnebanken Ergoline bij het plaatsen van de zonnebanken aangaven dat de beschikbare ruimte veel te klein was. Op het moment dat Prima Projekten werd geconfronteerd met het probleem van de te kleine cabines was het aan haar om [appellante] te waarschuwen en de juiste oplossing aan te dragen. Prima Projecten had bij de door haar verrichte aanpassingen moeten concluderen dat er te weinig ruimte overbleef om de zonnebanken te kunnen vervangen en dat de deuren van cabines vier en zes te smal waren geworden en [appellante] hierop moeten wijzen, aldus [appellante] . Dat zij dit niet heeft gedaan is volgens [appellante] een schending van de waarschuwingsplicht.
4.13
Tussen partijen is niet in geschil dat in het oorspronkelijke ontwerp van Prima Projekten was voorzien in zes cabines. Op initiatief van [appellante] is toen in de ontwerptekeningen een zevende cabine opgenomen. Volgens Prima Projekten heeft zij op dat moment [appellante] gewaarschuwd dat een zevende cabine te krap zou worden. [appellante] heeft dit onvoldoende betwist. [appellante] heeft er desondanks op commerciële gronden voor gekozen toch een zevende cabine te laten realiseren. Op de tekeningen is de als zevende toegevoegde cabine ingetekend als cabine vijf. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden geoordeeld dat Prima Projekten in de ontwerpfase haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. Het hof acht in dit kader nog van belang dat Prima Projekten zich weliswaar bezighoudt met interieurs van winkels, maar geen specialist is in het inrichten van zonnestudio’s, terwijl [appellante] als exploitant van een op dat moment reeds bestaande zonnestudio als geen ander op de hoogte was van de afmetingen van een zonnebank en hoeveel ruimte er voor de klant noodzakelijk is om zich in de cabine ook te kunnen omkleden.
4.14
Niet in geschil is daarnaast dat Prima Projekten de cabines vervolgens volgens de tekeningen heeft geplaatst en opgeleverd en dat geen sprake was van een bouwtechnisch gebrek. Toen bij het plaatsen van de zonnebanken bleek dat cabine 5 toch te krap was, heeft Prima Projekten – volgens haar verklaring op de zitting bij het hof – op de vloer met tape uitgetekend wat zij eventueel aan oplossing kon bieden. [appellante] is met deze oplossing akkoord gegaan, aldus Prima Projekten. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat Prima Projekten de op haar rustende waarschuwingsplicht heeft geschonden. Prima Projekten heeft, nadat zij in de ontwerpfase had gewaarschuwd dat een zevende cabine krap zou worden, een oplossing aan [appellante] geboden om de vijfde cabine te vergroten en heeft deze oplossing met tape op de grond inzichtelijk gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat in deze oplossing de toegang tot de cabines vier en zes zodanig klein is geworden dat de cabines niet meer toegankelijk zijn. Tegen de achtergrond dat [appellante] zelf voor het plaatsen van een zevende cabine heeft gekozen, dat de door Prima Projekten geboden oplossing voor haar op de vloer inzichtelijk is gemaakt en tegen de achtergrond dat [appellante] zelf als geen ander op de hoogte was van de afmetingen van een zonnebank en de noodzakelijke ruimte voor de klant om zich in de cabine te kunnen omkleden, is het hof van oordeel dat hier de waarschuwingsplicht van Prima Projekten niet meebracht dat zij [appellante] had moeten waarschuwen dat bij de door haar geboden oplossing het niet meer mogelijk zou zijn om de zonnebanken in de cabines vier en zes te vervangen. [appellante] heeft onvoldoende gesteld dat met betrekking tot het (ver)plaatsen van de cabines sprake is van een tekortkoming. Grief III faalt.
- herstelkosten vloer
4.15
[appellante] handhaaft met grief V haar vordering met betrekking tot de herstelkosten van de vloer ten bedrage van € 1.936,-. Uit het rapport van VTIB (pagina 5) volgt dat het daarbij om de volgende beschadigingen gaat:
“ (…) 3. Tijdens het vergroten van de cabine 5 is schade aan de PVC-vloer in de cabine veroorzaakt.
4. Tijdens het verplaatsen van de balie in verband met het niet kunnen openen van de voordeur, is schade ontstaan aan de PVC-vloer naast de balie.
5. Kleine schades in de PVC-vloer op diverse plekken. (…)”
De beschadigingen aan de vloer zijn door Prima Projekten ter zitting in eerste aanleg erkend. VTIB heeft in haar rapport (op pagina 8) het herstel van de schade aan de PVC-vloer op 8 locaties begroot op € 1.600,-.
4.16
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft geoordeeld, is de schade die is ontstaan aan de vloer, bestaande uit onnodige boorgaten vanwege het verplaatsen van de balie, het gevolg van een tekortkoming van Prima Projekten en is zij hiervoor aansprakelijk. Dit geldt echter niet voor de schade aan de vloer die is ontstaan als gevolg van het verplaatsen van de wanden van de cabines. Dat Prima Projekten de kosten van herstel van de overige “kleine” beschadigingen in de PVC-vloer dient te vergoeden, staat in hoger beroep niet ter discussie, zodat het hof hier eveneens vanuit zal gaan.
4.17
De rechtbank heeft het herstel van de overige schade aan de vloer geschat op € 300,-. Het hof ziet aanleiding om bij dit bedrag aan te knopen. VTIB heeft in haar rapport de door haar vastgestelde herstelkosten van € 1.600,- niet nader uitgesplitst tussen de schade met betrekking tot de balie, het verplaatsen van de cabines en de overige schade, maar wel vastgesteld dat het hier gaat om acht locaties. Prima Projekten heeft daartegenover gesteld dat de totale herstelkosten voor de vloer hooguit € 450,- bedragen. Ervan uitgaande dat de schade bij de balie in ieder geval één van de door VTIB vastgestelde locaties betreft, waarbij het gaat om boorgaten in de vloer, schat het hof de kosten van herstel van de vloer bij de balie op € 600,-. Totaal zal dan ook een bedrag van € 900,- voor het herstel van de vloer worden toegewezen, waarbij het hof opmerkt dat het bedrag van € 300,- voor het herstel van de overige beschadigingen aan de vloer reeds is opgenomen in het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 2.968,77.
- omzetderving
4.18
Met grief IV handhaaft [appellante] de door haar gevorderde omzetderving tot een bedrag van € 1.815,-. Volgens [appellante] zal omzetverlies ontstaan op het moment dat herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Uit het rapport van VBIT volgt dat als de werkzaamheden gefaseerd en goed gepland uitgevoerd kunnen worden sprake zal zijn van gedeeltelijke sluiting van de studio. Alleen het aanpassen van de cabines 3-4 en 6-7 zal voor enige problematiek zorgen, aldus het rapport van VBIT. Het is volgens [appellante] voor haar op dit moment niet mogelijk om een juiste inschatting te maken van de gemiste omzet en de daartegenover te zetten kosten. Zij behoudt zich het recht voor om deze schade op een nader moment alsnog inzichtelijk te maken, dan wel in een aparte procedure te vorderen.
4.19
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat de door haar gestelde omzetderving voor vergoeding in aanmerking komt. Niet alleen heeft zij ook in hoger beroep haar vordering niet nader onderbouwd, maar daarnaast volgt uit het voorgaande dat het aanpassen van de cabines 3-4 en 6-7 geen schade betreft die voor rekening van Prima Projekten komt, zodat zij eveneens onvoldoende heeft onderbouwd dat voor de overige herstelwerkzaamheden de zonnestudio dient te worden gesloten. Grief IV faalt.
restvordering en overige grieven
4.2
Grief VIII heeft geen zelfstandige betekenis en kan onbesproken blijven.
4.21
In het voorgaande heeft het hof geoordeeld dat dient te worden uitgegaan van een hoofdsom van € 28.343,04 en dat het verrekeningsverweer van [appellante] opgaat tot een bedrag van € 7.639,99 (€2.968,77 reeds door de rechtbank toegewezen, € 2.843,50 wisselen voordeur, € 1.227,72 verrijdbaar maken balie en € 600,- extra herstelkosten vloer). Hieruit volgt dat de door Prima Projekten gevorderde hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 20.703,05, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en de in eerste aanleg toegewezen buitengerechtelijke incassokosten van € 1.075,-. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 21.778,05.
4.22
Aan de bewijsaanbiedingen wordt voorbijgegaan omdat geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die, indien deze worden bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

5.De slotsom

5.1
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk. Het hof zal het bestreden vonnis van 29 april 2020 vernietigen voor zover het de veroordeling onder 5.1 betreft en dat vonnis voor het overige bekrachtigen. Het hof zal [appellante] veroordelen tot betaling aan Prima Projekten zoals hierna vermeld.
5.2
Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 april 2020, voor zover het de veroordeling onder 5.1 betreft en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellante] om aan Prima Projekten te betalen een bedrag van € 21.778,05, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 20.703,05 met ingang van 7 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 april 2020 voor het overige;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten van het hoger beroep draagt;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, C.J.H.G. Bronzwaer en A. van Zanten-Baris, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.