ECLI:NL:GHARL:2022:11284

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
21-002998-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in horecagelegenheid met meerdere betrokkenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op 18 december 2016 in een café te [plaats]. Tijdens een vechtpartij, waarbij meerdere personen betrokken waren, heeft de verdachte met een ingeklapt mes en met zijn vuist geweld gepleegd tegen verschillende personen, waaronder [benadeelde partij]. Het hof heeft vastgesteld dat alle betrokkenen een gewelddadige confrontatie zochten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van openlijke geweldpleging zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren met een proeftijd van een jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en het aandeel van andere betrokkenen in de vechtpartij. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002998-18
Uitspraak d.d.: 22 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 mei 2018 met parketnummer 18-230362-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 50 uren te vervangen door 25 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. A.J. Admiraal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter voornoemd heeft verdachte ter zake van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [benadeelde partij] veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt dan de eerste rechter.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 december 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] openlijk, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten café [cafe] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of
[benadeelde partij] door
- meermalen, althans eenmaal (met een vuist/hand) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [betrokkene 1] te stompen en/of te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal (met een vuist/hand) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [betrokkene 2] te stompen en/of te slaan, althans met die [betrokkene 2] in fysieke aanraking (worsteling) te komen en/of
- met een (ingeklapt) mes, althans een hard voorwerp (in de hand) tegen het hoofd van die [benadeelde partij] te slaan en/of meermalen, althans eenmaal (met een vuist/hand) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] te stompen en/of te slaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] [benadeelde partij] heeft mishandeld door met een (ingeklapt) mes, althans een hard voorwerp (in de hand) tegen het hoofd van die [benadeelde partij] te slaan en/of meermalen, althans eenmaal (met een vuist/hand) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] te stompen en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bij de beoordeling van het tenlastegelegde gaat het hof uit van de navolgende feiten zoals deze uit het procesdossier, het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en hetgeen uit de op laatstgenoemde zitting bekeken camerabeelden zijn gebleken.
Op 17 december 2016 bevindt verdachte zich samen met [metgezel] in horecagelegenheid [cafe] aan de [adres] te [plaats] .
Daar ontstaat omstreeks 23.44 uur een vechtpartij tussen meerdere personen.
Op basis van de door het hof ter terechtzitting bekeken camerabeelden bestaat er geen eenduidigheid of verdachte en zijn metgezel [metgezel] wel of geen toestemming hadden om de horecagelegenheid [cafe] binnen te gaan.
Uit het gedrag van de eigenaar van de zaak, [eigenaar] , leidt het hof af dat het zijn bedoeling is dat verdachte verder naar binnen kan gaan.
Als verdachte en [metgezel] voorbij de portiers zijn, escaleert de situatie.
Op de beelden is te zien dat beveiliger/portier [beveiliger/portier] dreigend met het hoofd naar voren en de schouders breed uitgezet op verdachte en [metgezel] afloopt.
Tevens is te zien is dat de broer van [beveiliger/portier] , [broer] , via het trapportaal, zijnde tevens de in- en uitgang van [cafe] , plotsklaps tegen de balustrade opklimt en zich kennelijk zeer dreigend gedraagt en uitlaat tegenover verdachte.
Verdachte laat dit niet over zijn kant gaan, zoals hij ook ter terechtzitting van het hof heeft erkend, en richt zijn hoofd richting het hoofd van [broer] .
Verdachte zet vervolgens een stap terug uit de groep, pakt kennelijk een ingeklapt mes uit zijn jaszak en rent daarna - tegen de klok in - richting het trapportaal. Tegelijkertijd rennen [beveiliger/portier] , [broer] en [benadeelde partij] - met de klok mee - richting het trapportaal. Vanuit verdachte gezien treffen de beide groepen elkaar net voor de ingang naar het trapportaal. Er volgt een vechtpartij waarbij geen van de betrokkenen zich onbetuigd heeft gelaten.
Aangezien alle betrokkenen op geen enkel moment de indruk wekken zich aan een vechtpartij te willen onttrekken, is het hof, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm zoals zichtbaar op de beelden zoals die getoond zijn ter terechtzitting van het hof, van oordeel, dat zij allen een gewelddadige confrontatie met elkaar hebben gezocht.
Daarom is het hof van oordeel dat sprake is van openlijke geweldpleging zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof hecht er waarde aan op te merken het onbegrijpelijk te vinden dat - gelet op het gewelddadige karakter van de gedragingen van alle betrokkenen bij de vechtpartij – zij zich niet allemaal hebben dienen te verantwoorden tegenover de politierechter.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij omstreeks 18 december 2016 te [plaats] op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten café [cafe] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en
[benadeelde partij] door
- meermalen met een vuist tegen het hoofd en het lichaam van die [betrokkene 1] te stompen en
- meermalen met een vuist tegen het hoofd en het lichaam van die [betrokkene 2] te stompen en met die [betrokkene 2] in fysieke aanraking (worsteling) te komen en
- met een ingeklapt mes in de hand tegen het hoofd van die [benadeelde partij] te slaan en meermalen met een vuist tegen het hoofd en het lichaam van die [benadeelde partij] te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Aangezien door het hof is vastgesteld dat verdachte, tezamen met alle overige betrokkenen, een gewelddadige confrontatie hebben gezocht en met elkaar zijn aangegaan, kan reeds om die reden geen sprake zijn van een noodzakelijke verdediging. Daarom kan geen sprake zijn van een rechtvaardigingsgrond. Het dienaangaande door de raadsman gevoerde verweer stuit hierop af.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in een horecagelegenheid waar op dat moment meerdere bezoekers aanwezig waren en aldus gedwongen getuige zijn geweest van een gewelddadig treffen.
Dergelijk uitgaansgeweld versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich hiervan niet heeft gedistantieerd en de vechtpartij zelfs heeft opgezocht.
Het hof heeft acht geslagen op de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf van 120 uren als uitgangspunt neemt.
In sterk strafmatigende zin zal het hof rekening houden met het aandeel dat de andere betrokkenen hebben gehad in de vechtpartij. De andere betrokkenen zijn, naar ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, niet strafrechtelijk vervolgd.
Ook houdt het hof, zij het in mindere mate, rekening met de omstandigheid dat blijkens een verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 2 juni 2021 verdachte in het verleden weliswaar tweemaal is veroordeeld wegens een soortgelijk feit maar nadien niet meer ter zake van misdrijven met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof stelt tenslotte vast dat de behandeling van deze zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu niet binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep arrest is gewezen. De betrokkene heeft op 25 mei 2018 hoger beroep ingesteld. Dit arrest wordt gewezen op 22 december 2022. Aldus is in hoger beroep de redelijke termijn overschreden met ruim twee en een half jaar. Het hof houdt hiermee ook rekening bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen sanctie.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof de door de raadsman subsidiair bepleite toepassing van artikel 9a van het wetboek van Strafrecht niet aan de orde. Voor een feit als het onderhavige acht het hof een taakstraf een passende strafmodaliteit.
Alles afwegend legt het hof aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van twintig uren op met een proeftijd van een jaar, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.853,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde handelen. Daarmee is een grondslag voor schadevergoeding in beginsel gegeven. Het hof heeft hiervoor evenwel vastgesteld dat over de precieze aanloop en het verloop van de vechtpartij niet meer duidelijkheid is gekomen. Naar het oordeel van het hof is wel duidelijk dat de benadeelde partij (mede) heeft bijgedragen aan het ontstaan van de vechtpartij.
Het hof is daarom van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 22 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.