In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kantonrechter had eerder het bewind opgeheven omdat de schulden van de rechthebbende, geboren in 1983, waren opgelost. Het hof heeft deze beslissing vernietigd en de grondslag van het bewind gewijzigd naar de situatie waarin de rechthebbende, vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand, niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
De rechthebbende was in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter, die op 9 augustus 2021 had geoordeeld dat het bewind per 1 september 2021 moest worden opgeheven. De rechthebbende en zijn advocaat stelden dat, ondanks de afwezigheid van problematische schulden, de rechthebbende niet in staat was om zijn financiën zelfstandig te beheren. Dit werd onderbouwd door psychische klachten die de rechthebbende beletten om post te openen en zijn financiële administratie te voeren.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende, ondanks de opheffing van het bewind, opnieuw financiële achterstanden had opgelopen. De bewindvoerder had ondersteuning geboden, maar zonder de formele status van bewindvoerder kon hij niet adequaat optreden. Het hof concludeerde dat voortzetting van het bewind noodzakelijk was en dat de rechthebbende onvoldoende in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De beschikking van de kantonrechter werd vernietigd, en het bewind werd hersteld op een gewijzigde grondslag.