ECLI:NL:GHARL:2022:11224
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep wegens ontbreken van belang
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar tijdens de zitting op 6 december 2022 heeft zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, meegedeeld dat de verdachte de behandeling van het hoger beroep niet wenste voort te zetten. De raadsman verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat er volgens hem geen belang was bij het voortzetten van de procedure. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die ook strekte tot niet-ontvankelijkverklaring, in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te beschermen belang was dat diende met het voortzetten van de behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.