ECLI:NL:GHARL:2022:11224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
21-003258-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep wegens ontbreken van belang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar tijdens de zitting op 6 december 2022 heeft zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, meegedeeld dat de verdachte de behandeling van het hoger beroep niet wenste voort te zetten. De raadsman verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat er volgens hem geen belang was bij het voortzetten van de procedure. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die ook strekte tot niet-ontvankelijkverklaring, in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te beschermen belang was dat diende met het voortzetten van de behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003258-21
Uitspraak d.d.: 6 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juli 2021 met parketnummer 16-140328-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven te [adres] ,
thans verblijvende in P.I. [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 juli 2022, 6 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi (waarnemend voor mr. Y. Moszkowicz), naar voren is gebracht.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep op 6 december 2022 heeft de raadsman meegedeeld dat de verdachte de behandeling van het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juli 2021 niet wenst voort te zetten. De raadsman heeft het hof daarom verzocht de verdachte, wegens het ontbreken van belang, niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Op grond van het vorenstaande en gehoord de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met het voortzetten van de behandeling van de zaak, de verdachte niet ontvangen dient te worden in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 6 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.