ECLI:NL:GHARL:2022:11166

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
200.318.297
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over de verdeling van een gezamenlijke woning tussen echtgenoten met opschortende voorwaarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de verdeling van een gezamenlijke woning tussen echtgenoten. De man en de vrouw zijn samen eigenaar van een woning en hebben afspraken gemaakt over de verdeling, waarbij de woning aan de man is toegedeeld onder opschortende voorwaarden. De vrouw zou tot 14 december 2022 in de woning verblijven, maar de notariële akte van levering is niet tijdig ondertekend. De vrouw heeft de voorzieningenrechter gevraagd om onmiddellijke voorzieningen, terwijl de man in reconventie ook om voorzieningen vroeg. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en die van de man afgewezen, wat de man heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.

Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de afspraken tussen partijen over de verdeling van de woning niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een impasse. De vrouw heeft de woning op 14 december 2022 ontruimd, en het hof oordeelt dat de toedeling van de woning aan de man alsnog moet doorgaan. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vordering van de man tot onmiddellijke voorzieningen toe, terwijl de vordering van de vrouw wordt afgewezen. De kosten worden gecompenseerd, en de uitspraak kan ten uitvoer worden gelegd, ook als een van de partijen de beslissing aan de Hoge Raad voorlegt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.318.297
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 407476/KG ZA 22-262)
arrest van 27 december 2022
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.L. Vermeer,
tegen:
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. R.S. Eijgenraam.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 6 december 2022 heeft op 13 december 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden in het schorsingsincident. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen, ook in de hoofdzaak. In het arrest van 6 december 2022 is verzuimd te vermelden dat op 22 november 2022 een memorie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak is genomen.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen zijn samen eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats1] (hierna: de woning). Zij hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de woning. Die afspraken komen erop neer dat de woning tegen een bedrag van € 335.000 aan de man is toegedeeld onder drie opschortende voorwaarden:
  • [naam1] (de hypotheeknemer) ontslaat de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen;
  • de man neemt een schuld die is aangegaan voor de aanschaf van zonnepanelen over;
  • de notariële akte van levering/verdeling wordt uiterlijk op 14 juli 2022 verleden.
De afspraak houdt verder in dat de man en de vrouw de woning te koop zullen zetten bij een makelaar als de opschortende voorwaarden niet worden vervuld. De man en de vrouw hebben daarna nog afgesproken dat de vrouw tot 14 december 2022 in de woning verblijft.
2.2
Het is partijen niet gelukt de notariële akte van levering uiterlijk op 14 juli 2022 te ondertekenen. De termijn voor ondertekening is verlengd tot 31 juli 2022. Het is partijen ook niet gelukt de notariële akte uiterlijk op die datum te ondertekenen.
2.3
De vrouw heeft de voorzieningenrechter gevraagd onmiddellijke voorzieningen bij voorraad te treffen. De voorzieningen die de vrouw vraagt komen erop neer dat de man wordt veroordeeld mee te werken aan de verkoop en levering van de woning. Ook de man heeft (in reconventie) gevraagd om onmiddellijke voorzieningen bij voorraad, die inhouden dat de vrouw wordt veroordeeld mee te werken aan de overname door de man van de hypothecaire leningen en de schuld voor de zonnepanelen en aan de levering van de woning aan de man.
2.4
De voorzieningenrechter heeft de onmiddellijke voorzieningen bij voorraad die de vrouw heeft gevraagd gegeven en die van de man geweigerd (vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 12 oktober 2022, zoals hersteld op 20 oktober 2022). De bedoeling van het hoger beroep van de man is dat de onmiddellijke voorzieningen, die hij heeft gevraagd, alsnog worden gegeven en die van de vrouw alsnog worden afgewezen. De man heeft in hoger beroep ook gevraagd de uitvoerbaarheid bij voorraad van de gegeven voorzieningen te schorsen.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Uitgangspunt voor de beoordeling van de gevraagde voorzieningen zijn de afspraken die partijen hebben gemaakt over de verdeling van de woning. Die afspraken zijn duidelijk: de overname van de schuld voor de zonnepanelen, het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en de levering van de woning aan de man moeten (na verlenging van de termijn) uiterlijk op 31 juli 2022 zijn afgerond. Dat is niet gelukt. Dat zou betekenen dat de woning volgens de afspraak van partijen te koop moet worden gezet bij een makelaar.
3.2
De grieven van de man komen erop neer dat in dit geval uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid - die de rechtsverhouding tussen deelgenoten bij de uitvoering van de afspraken over de verdeling beheersen (artikel 3:166 lid 3 BW) - voortvloeit dat de vrouw toch nog moet meewerken aan levering van de woning aan de man, ook al is de afgesproken termijn voor levering al verstreken.
3.3
Bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen moet rekening worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen die bij deze zaak zijn betrokken (artikel 3:12 BW). Het hof constateert dat in het debat van partijen de bedoelde rechtsbeginselen of rechtsovertuigingen en maatschappelijke belangen geen rol spelen, wel de persoonlijke belangen van partijen.
3.4
Dat het niet gelukt is de verdeling uiterlijk op 31 juli 2022 af te ronden, komt vooral door de afspraak die partijen hebben gemaakt over het verlengde verblijf van de vrouw in de woning. Door die afspraak liepen de toedeling van de woning aan de man en het vertrek van de vrouw uit de woning niet meer gelijk op. Partijen hebben door die afspraak te maken samen een situatie in het leven geroepen die de uitvoering van de toedeling van de woning aan de man vertraagde. Door die afspraak zijn de volgende problemen ontstaan voor de uitvoering van de eerder afgesproken verdeling en de daaraan verbonden opschortende voorwaarden:
De vrouw mocht nog tot 14 december 2022 in de woning blijven, maar voor de afronding van de financiering van de man bij [naam1] was juist nodig dat de vrouw zich op een ander woonadres zou moeten inschrijven, terwijl dat nu in redelijkheid niet van de vrouw kon worden gevraagd. Zij zou dan immers ingeschreven staan op een ander adres dan waar zij woonde.
De vrouw kon in deze situatie nog geen woonurgentie voor een huurwoning in [woonplaats1] krijgen. Voor die woonurgentie was het immers nodig dat de opschortende voorwaarden voor de toedeling van de woning aan de man zouden zijn vervuld en dat was niet mogelijk omdat [naam1] de financiering voor de man niet definitief kon maken omdat de vrouw nog tot 14 december 2022 in de woning zou blijven.
3.5
Partijen zijn zo door het maken van de afspraak over een verlengd verblijf van de vrouw in de woning zonder de datum van levering van de woning aan de man daaraan aan te passen in een impasse geraakt. De vrouw heeft de man vervolgens in kort geding gedagvaard.
3.6
De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 5 september 2022 aan partijen een stappenplan voorgeschreven om de patstelling (de voorzieningenrechter spreekt van een vicieuze cirkel) te doorbreken. De stappen die gezet moeten worden zijn:
  • de vrouw ondertekent een ontruimingsverklaring
  • de man zal [naam1] vragen of ook een aanvraag voor urgentie volstaat voor ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid
  • als [naam1] dat akkoord vindt, zal de vrouw de gemeente vragen of zij een aanvraag voor urgentie kan doen
  • als de gemeente dat akkoord vindt zal de man [naam1] vragen akkoord te gaan met de financiering en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid
  • al deze stappen moeten zijn gezet op 19 september 2022
3.7
Het hof leidt uit de uitgebreide correspondentie tussen de advocaten van partijen (gevoegd bij de akten van uitlating van 19 september 2022) af dat ieder van hen zich heeft ingespannen deze stappen naar behoren te zetten, maar dat het niet is gelukt, omdat daarvoor ook de onvoorwaardelijke en tijdige medewerking van [naam1] en de gemeente nodig was.
3.8
Op 29 september 2022 heeft andermaal een zitting bij de voorzieningenrechter plaatsgehad en is de voorzieningenrechter gevraagd een uitspraak te doen.
3.9
Op 6 oktober 2022 heeft de man de vrouw bericht dat [naam1] geheel akkoord is met de financiering en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw en dat de akte van levering van de woning elk moment kan worden getekend. De vrouw heeft vervolgens aan de man bericht dat zij liever het vonnis van de voorzieningenrechter afwacht en de akte van levering niet wil tekenen. Partijen zijn na het vonnis van de voorzieningenrechter in deze procedure in hoger beroep beland. De vrouw heeft de woning op 14 december 2022 verlaten en ontruimd.
3.1
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de toedeling van de woning aan de man alsnog doorgang moet vinden. Dat de opschortende voorwaarden niet tijdig zijn vervuld is te wijten aan een ongelukkige afspraak van partijen samen die heeft geleid tot de hiervoor geschetste impasse. In de loop van deze procedure zijn alle hindernissen die partijen door deze afspraak zelf hebben gecreëerd voor de vervulling van de voorwaarde uiteindelijk verdwenen. De vrouw heeft de woning op 14 december 2022 ontruimd, [naam1] heeft (al eerder) verklaard haar te zullen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen en de notaris is al langer klaar om de akte van levering te passeren. Niet valt in te zien welk belang de vrouw nog heeft bij een verkoop van de woning, ook al is dat wat partijen hebben afgesproken. Zij heeft uitgelegd dat zij het een bezwaar vindt dat zij door toedeling van de woning aan de man na haar verhuizing op 14 december 2022 kort daarna misschien weer moet verhuizen. Voor haar mag het allemaal wel wat langer duren. Daartegenover staat dat zij geen concreet vooruitzicht heeft op een verkoopopbrengst die hoger is dan wat zij bij een verdeling krijgt. Bij verkoop zal zij naar verwachting ook langer dan bij toedeling aansprakelijk blijven voor de hypothecaire leningen bij [naam1] . Objectief bezien heeft ook de vrouw veel meer belang bij een spoedige toedeling van de woning aan de man dan een verkoop van de woning met een ongewisse opbrengst en leveringstermijn. De man heeft ook nog steeds een groter belang bij toedeling van de woning dan bij verkoop daarvan, omdat hij dan de leningen bij [naam1] tegen de huidige lagere rente kan continueren. De slotsom is dat zowel de man als de vrouw meerdere belangen hebben bij toedeling van de woning aan de man. Het lijkt erop dat de vrouw de man de woning niet gunt en dat dit voor haar een zwaarwegend belang is.
De conclusie
3.11
Het hoger beroep van de man slaagt. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2022 vernietigen en de voorzieningen die de vrouw heeft gevraagd alsnog weigeren en de voorzieningen die de man heeft gevraagd alsnog geven (als volgt). Omdat het hof in dit arrest al uitspraak doet in de hoofdzaak heeft de man geen belang meer bij zijn vordering de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.12
De man vraagt nog te bepalen dat de vrouw een dwangsom moet betalen als zij niet meewerkt aan de levering van de woning. Hij vraagt daarnaast nog verschillende vormen van reële executie zoals die zijn opgenomen in artikel 3:300 BW. Omdat de vrouw gehouden is samen met de man een akte van levering op te maken, zal het hof bepalen dat dit arrest in de plaats van de akte zal treden als volgt (artikel 3:300 lid 2 BW). Het hof ziet daarnaast geen aanleiding aan de veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de levering een dwangsom te verbinden of te voorzien in de andere gevraagde mogelijkheden voor reële executie.
3.13
Het hof zal bepalen dat elke partij de eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (afwikkeling van de verdeling van de woning van partijen die zij samen hebben gekocht in de tijd dat zij elkaars levensgezel waren).
3.14
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident
4.1
wijst de vordering van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af;
in de hoofdzaak
4.2
vernietigt het vonnis dat de voorzieningenrechter op 12 oktober 2022 tussen de man en de vrouw heeft gewezen;
4.3
weigert alsnog de onmiddellijke voorzieningen bij voorraad die de vrouw heeft gevraagd;
4.4
geeft de man de volgende onmiddellijke voorzieningen bij voorraad (uitvoerbaar bij voorraad):
 veroordeelt de vrouw om binnen één week na betekening van dit arrest mee te werken aan de levering van de woning aan de [adres] in [woonplaats1] aan de man en de overname door de man van de hypothecaire leningen bij [naam1] en de schuld voor de zonnepanelen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats zal treden van de medewerking van de vrouw aan de notariële akte van levering indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • de notaris die met de levering is belast heeft partijen uitgenodigd de akte van levering op zijn kantoor te ondertekenen, heeft daartoe een tijdstip vastgesteld en heeft hun ten minste een week voor dit tijdstip een ontwerp van deze akte en een afrekening toegezonden
  • de vrouw heeft niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip meegewerkt aan de ondertekening van deze akte
  • het door de man wegens overbedeling verschuldigde bedrag is gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris.
4.5
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
4.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os-ten Have en I.J. Pieters en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022.