ECLI:NL:GHARL:2022:11161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
200.298.780
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekening van fosfaatrechten aan gebouwen in het kader van hoevepacht en opstalrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2022 een tussenuitspraak gedaan over de toerekening van fosfaatrechten aan gebouwen in het kader van hoevepacht. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, waarbij de appellant en appellante, beiden wonende in een gemeente, in eerste aanleg gedaagden waren. De geïntimeerde is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed [naam landgoed] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats], die in eerste aanleg eiseres was. De advocaat van de appellanten is mr. B. Nijman, terwijl de advocaat van de geïntimeerde mr. N.S. Commijs is.

Het hof heeft in het tussenarrest van 24 mei 2022 partijen gevraagd om hun standpunten te delen over de aftrek die toegepast moet worden, omdat de met het opstalrecht gebouwde ligboxenstal niet meetelt in de aanspraak van de verhuurder op de fosfaatrechten. Het hof heeft geoordeeld dat de fosfaatrechten aan gebouwen moeten worden toegerekend op basis van het melkvee (aantal GVE naar diercategorie) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend. Het hof gaat uit van het gemiddelde aantal dieren per stal in 2015, gebaseerd op de gecombineerde opgaven van 2016.

In de uitspraak heeft het hof verder verduidelijkt dat de fosfaatrechten die aan de ligboxenstal zijn toe te rekenen, moeten worden berekend. De toekenningsbeschikking is overgelegd, maar de gecombineerde opgave van 2016 nog niet. Het hof heeft de appellant verzocht deze opgave over te leggen, zodat partijen een berekening kunnen maken op basis van de uitgangspunten van het hof. Het hof heeft ook zijn eerdere beslissing herbevestigd dat de fosfaatrechten aan de gebouwen moeten worden toegerekend, en dat de appellant geen argumenten heeft aangedragen om van deze beslissing terug te komen.

De zaak is verwezen naar de roldatum van 24 januari 2023 voor akte aan de kant van de appellant, waarbij het hof verder iedere beslissing aanhoudt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.298.780
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8097855)
arrest van de pachtkamer van 27 december 2022
in de zaak van

1.[appellant 1]2. [appellante 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [.appellant] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. B. Nijman.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Landgoed [naam landgoed] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [landgoed] BV,
advocaat: mr. N.S. Commijs.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 24 mei 2022 hebben partijen een akte genomen om hun standpunt mee te delen over de vraag in het tussenarrest. Hierna heeft het hof opnieuw bepaald dat er een arrest komt.

2.Kern van de zaak en de beslissing

2.1
Het hof beantwoordt de vraag hoe fosfaatrechten aan gebouwen moeten worden toegerekend zo: op basis van het melkvee (aantal GVE naar diercategorie) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend en de aanwezigheid van GVE in de melkveestallen moet het aandeel worden berekend. Voor het aantal GVE dat in de stal verbleef, gaat het hof in principe uit van het gemiddelde aantal dieren per stal in 2015 op basis van de gecombineerde opgaven van 2016.
2.2
In dit geval moeten de fosfaatrechten die toegerekend kunnen worden aan de opstalafhankelijke ligboxenstal worden berekend. De toekenningsbeschikking is wel overgelegd maar de gecombineerde opgave 2016 nog niet. Daarom verzoekt het hof [.appellant] deze gecombineerde opgave over te leggen. Partijen kunnen met de uitgangspunten van het hof een berekening maken, waarna het hof definitief zal beslissen.
2.3
Hierna legt het hof zijn oordeel uit.

3.Het oordeel van het hof

Het tussenarrest van 24 mei 2022

3.1
In tussenarrest heeft het hof per abuis onder 3.3 geschreven dat [landgoed] BV een verklaring voor recht heeft gevorderd dat zij aanspraak heeft op 50% van de fosfaatrechten van [.appellant] en anders een vergoeding van 50% van de waarde van de fosfaatrechten. [landgoed] BV vordert echter een verklaring voor recht dat zij aanspraak heeft op alle fosfaatrechten van [.appellant] op basis van de hoevepachtovereenkomst.
3.2
Het hof heeft in het tussenarrest verder op basis van zijn arrest van 26 maart 2019 [1] over deze zaak geoordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat de aanspraak van de verpachter een uitzondering is op het beginsel dat de fosfaatrechten aan de pachter toekomen. Een van de rechtvaardigingen daarvoor is dat de verpachter langdurig een hoeve, grond of gebouwen ter beschikking heeft gesteld. [landgoed] BV heeft geen ligboxenstal ter beschikking gesteld. Bij een opstalrecht heeft de pachter zelf een eigen gebouw opgericht waarvan hij eigenaar is. De risico’s die daaruit voortvloeien zijn voor hem. De rechtsverhouding van [.appellant] ten opzichte van de ligboxenstal is dus van andere aard dan de rechtsverhouding die er zou zijn indien hij de ligboxenstal had gepacht. Daarin ligt voldoende reden om de ligboxenstal niet mee te tellen bij de berekening van de aanspraak van [landgoed] BV.
3.3
Het hof heeft tot slot [.appellant] in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de aftrek die toegepast moet worden omdat de met het opstalrecht gebouwde ligboxenstal niet meetelt in de aanspraak van [landgoed] BV op de fosfaatrechten. Desgewenst mocht [landgoed] BV bij antwoordakte op de inhoud van die akte reageren. Beide partijen hebben in hun akte standpunten ingenomen.
Reactie [.appellant]
3.4
vindt dat het aandeel in de fosfaatrechten voor de gebouwen in dit geval volledig bij de pachter moeten blijven. Daarmee verzoekt [.appellant] het hof terug te komen van zijn beslissing in het tussenarrest van 24 mei 2022. Daarin heeft het hof juist geoordeeld dat op basis van de hoevepachtovereenkomst de fosfaatrechten aan [landgoed] BV toekomen, behalve de fosfaatrechten die moeten worden toegerekend aan de ligboxenstal. In zijn akte heeft [.appellant] geen argumenten aangevoerd die voor het hof aanleiding zijn om van deze eerdere beslissing terug te komen. Het hof blijft er dus bij dat [landgoed] BV ook een aandeel heeft in de fosfaatrechten die aan de gebouwen worden toegerekend.
3.5
Als tweede standpunt heeft [.appellant] aangevoerd dat moet worden uitgegaan van de verhouding tussen het vee dat in de ligboxenstal werd gehouden en het vee dat in de andere gebouwen werd gestald in relatie tot de toekenning van de fosfaatrechten op basis van het aanwezige vee op de peildatum. Daarbij heeft [.appellant] een berekening gemaakt die [landgoed] BV heeft betwist.
Reactie [landgoed] BV
3.6
[landgoed] BV vindt dat de fosfaatrechten gelijk verdeeld moeten worden over het aantal stallen dat wordt gebruikt voor het vee. Er zijn drie gebouwen die hebben bijdragen aan de fosfaatrechten omdat daarin rundvee werd gehouden: de jongveestal (pacht), de stierenstal (pacht) en de ligboxenstal (pachtafhankelijk opstalrecht). Een/derde van de aan de gebouwen toe te rekenen fosfaatrechten moet dan in aftrek komen, aldus [landgoed] BV. Anders vindt [landgoed] BV dat de vierkante meters van de betrokken gebouwen het objectieve uitgangspunt dienen te vormen voor de berekening van de aftrek. De vierkante meters van de gebouwen staan immers tussen partijen contractueel vast in de pachtovereenkomst en in de akte van opstalrecht.
Uitgangspunt toerekening fosfaatrechten aan gebouwen
3.7
Het hof gaat mee in het tweede standpunt van [.appellant] en het eerste standpunt van [landgoed] BV op de volgende manier. Het hof vindt het het meest in overeenstemming met zijn uitspraak van 26 maart 2019 en de agrarische praktijk om bij de toerekening uit te gaan van het melkvee (de GVE) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend en de aanwezigheid van GVE in de melkveestallen. Voor het aandeel dat het gebouw heeft bij die toekenning, zal worden uitgegaan van de gemiddelde aanwezigheid van GVE in 2015 zoals dat is opgegeven in de gecombineerde opgave van 2016.
Uitwerking
3.8
Sinds enkele jaren moeten melkveehouders in de gecombineerde opgave opgeven in welke stal welke hoeveelheden van welke categorie vee (GVE) gehouden is. Uit de gecombineerde opgaven kan dus worden afgeleid hoeveel GVE aanwezig was in welke stal. Ook staat in de gecombineerde opgave de aanwezigheid van het vee uitgesplitst per diercategorie, net als in de beschikking toekenning fosfaatrechten ook de verschillende diercategorieën staan. Op die wijze kunnen de diercategorieën uit de toekenningsbeschikking en de veebezetting in de stallen aan elkaar worden gekoppeld.
3.9
Veel melkveehouders hebben de generieke korting van 8,3% gekregen op de berekende fosfaatrechten. Die korting moet eerst per diercategorie in mindering worden gebracht op het aan de diercategorie toegekende aantal fosfaatrechten Vervolgens moet met de helft van de resterende fosfaatrechten de toerekening aan de gebouwen plaatsvinden op basis van de diercategorieën die in de stallen werden gehouden.
3.1
Het hof zet hieronder een op de toekenningsbeschikkingen gebaseerde tabel die kan helpen om de berekening te maken.
Tabel toerekening fosfaatrechten aan gebouwen
Fosfaatrechten - peildatum 2 juli 2015
Kg
Aantal
Norm
Fosfaatrechten
Fosfaatrechten
- korting 8,3% : 2
Toerekening aan huisvesting
obv GO 2016
Totale melkproductie in 2015
Gemiddelde melkproductie per koe in 2015
Excretieforfait
Melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)
Jongvee jonger dan 1 jaar (diercategorie
101)
x 9,6
Jongvee 1 jaar en ouder (diercategorie
102)
x 21,9
3.11
De fosfaatrechten die aldus zijn toe te rekenen aan een niet verpachte melkveestal bij hoevepacht – zoals in dit geval – blijven voor de pachter. Als het gaat om een verpacht bedrijfsgebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij, waarbij de andere gebouwen niet (van dezelfde verpachter) zijn verpacht, zal de toerekening van fosfaatrechten aan dit gebouw op dezelfde wijze moeten plaatsvinden.
3.12
De argumenten van het hof om op deze wijze fosfaatrechten toe te rekenen aan gebouwen zijn de volgende. In de uitspraak van 26 maart 2019 is vooropgesteld dat de fosfaatrechten van de pachter zijn en de verpachter bij uitzondering daarop een aanspraak heeft. Het past verder bij de drie onderscheiden categorieën (hoevepacht, specifiek voor melkveehouderij ingerichte bedrijfsgebouwen en tenminste 15 ha grond) om in het geval van een vereiste toerekening aan gebouwen bij hoevepacht alleen rekening te houden met specifiek voor de melkveehouderij ingerichte bedrijfsgebouwen. De toerekening van de fosfaatrechten over alle gebouwen (en dus meer dan alleen de melkveestallen) bij hoevepacht vindt het hof daarom onvoldoende recht doen aan de eerder geformuleerde uitgangspunten.
3.13
De toerekening van fosfaatrechten op basis van het gemiddelde aantal GVE in de stallen is hanteerbaar in de praktijk omdat elke melkveehouder zelf kan uitrekenen welk aandeel aan een stal moet worden toegerekend. Omdat de gegevens uit de gecombineerde opgaven van 2016 en de toekenningsbeschikking de basis vormen voor de berekening, kan het aandeel objectief worden vastgesteld. Daardoor is de berekening controleerbaar voor de verpachter en eventueel de pachtrechter.
Toepassing in deze zaak
3.14
[.appellant] heeft de toekenningsbeschikking van 13 januari 2018 overgelegd. Daaruit volgt dat het aantal fosfaatrechten in kilogrammen fosfaat in totaal is vastgesteld op 4.257 kg. Er is verder een generieke korting van 385,31 kg toegepast.
3.15
Uitgewerkt in de tabel ziet dat er zo uit:
Fosfaatrechten - peildatum 2 juli 2015
Kg
Aantal
Norm
Fosfaatrechten
Fosfaatrechten
- korting 8,3% : 2
Toerekening aan ligboxenstal
obv GO 2016
Totale melkproductie in 2015
762671
Gemiddelde melkproductie per koe in 2015
9312
Excretieforfait
44,2
Melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)
79
x 44,2
3491,98 kg
1601 kg
Jongvee jonger dan 1 jaar (diercategorie
101)
40
x 9,6
384 kg
176 kg
Jongvee 1 jaar en ouder (diercategorie
102)
35
x 21,9
766,5 kg
351 kg
3.16
[.appellant] heeft in deze procedure nog geen gecombineerde opgaven overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld hoeveel GVE in de ligboxenstal stond. Hij heeft dat aantal wel vermeld (alle melk- en kalfkoeien plus 10 stuks jongvee), maar [landgoed] BV heeft dat aantal betwist. [.appellant] zal alsnog de gecombineerde opgave 2016 moeten inbrengen.
De conclusie
3.17
Het hof heeft beslist hoe fosfaatrechten moeten worden toegerekend aan gebouwen. Omdat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn om de aftrek voor de ligboxenstal te berekenen, stelt het hof [.appellant] in de gelegenheid om de gecombineerde opgave 2016 bij akte over te leggen. Hij kan daarbij een berekening maken op basis van de uitgangspunten van het hof. [landgoed] BV mag op deze akte reageren.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 24 januari 2023 voor akte aan de kant van [.appellant] ;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, J.H. Lieber en Z.J. Oosting en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en B. Lamers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022.