ECLI:NL:GHARL:2022:11150

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
P22/283
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na stilstand in behandeling en resocialisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1978, die verblijft in [kliniek 1]. De behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde liggen al geruime tijd stil, in afwachting van de beslissing over de toekenning van de Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ)-status. Er is een verschil van inzicht tussen de kliniek en externe deskundigen over de mogelijkheden tot behandeling en resocialisatie. Het hof heeft de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengd met één jaar, om de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen. Dit besluit volgt op een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd en het verzoek tot onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging had afgewezen.

Tijdens de zitting op 1 december 2022 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong, en deskundige A. Posthuma gehoord. De kliniek heeft het resocialisatietraject stopgezet vanwege overtredingen van voorwaarden door de terbeschikkinggestelde. De kliniek heeft een aanvraag voor LFPZ-status ingediend, maar de externe deskundigen hebben negatief geadviseerd over deze aanvraag. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling en resocialisatie al geruime tijd stil liggen en dat er geen zicht is op vooruitgang. De verlenging van de terbeschikkingstelling is noodzakelijk voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, zonder dat dit de terbeschikkinggestelde de verwachting mag geven dat de terbeschikkingstelling na dit jaar (voorwaardelijk) zal worden beëindigd.

Het hof heeft het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege afgewezen, omdat de noodzakelijkheid van dit onderzoek niet is gebleken. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 13 juli 2008 en de terbeschikkinggestelde heeft in het verleden meerdere keren voorwaarden overtreden. De kliniek en externe deskundigen zijn van mening dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Het hof heeft de zaak op basis van de beschikbare informatie voldoende voorgelicht geacht om te oordelen over het ingediende beroep.

Uitspraak

TBS P22/283
Beslissing d.d. 15 december 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
verblijvende in [kliniek 1] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 juli 2022. Deze beslissing houdt in verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 8 juli 2003, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
  • het verlengingsadvies van de [kliniek 1] van 9 mei 2022;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 19 mei 2022;
  • de pro justitiarapportage van psychiater H.A. Gerritsen van 3 juli 2022;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 20 juli 2022;
  • de pro justitiarapportage van psycholoog P.E. Geurkink van 21 juli 2022;
  • de aanvullende informatie van [kliniek 1] van 24 november 2022, met als bijlagen de notulen van de interne zorgconferentie op 9 december 2021 en de wettelijke aantekeningen vanaf 20 januari 2022 tot en met 24 oktober 2022;
  • de e-mailberichten van mr. A.L. Louwerse van 27 en 28 november 2022, met als bijlagen de stukken met betrekking tot de lopende beroepsprocedure bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) tegen de afwijzing van het verzoek van de terbeschikkinggestelde tot overplaatsing naar een andere behandelfaciliteit.
Het hof heeft ter zitting van 1 december 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong, en de deskundige A. Posthuma, GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij [kliniek 1] .

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De kliniek heeft het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde stopgezet omdat hij voorwaarden zou hebben overtreden en toekenning voor hem aangevraagd van de status van Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ). De incidenten en beschuldigingen die hebben geleid tot de LFPZ-aanvraag zijn onjuist dan wel moeten in een bepaalde context worden geplaatst en zijn onvoldoende om de aanvraag te onderbouwen. De pro justitiarapporteurs Gerritsen en Geurkink ondersteunen de aanvraag ook niet. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LAP) moet nog adviseren. Gelet op de afwijzing van het verzoek van de terbeschikkinggestelde tot overplaatsing naar een andere behandelfaciliteit, waartegen een beroepsprocedure bij de RSJ loopt, is een plaatsing elders nu niet aan de orde. Wellicht volgt er nog een zoektocht naar een andere kliniek of een zorgconferentie. Dit leidt tot veel vertraging. Namens de terbeschikkinggestelde is primair bepleit de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen en verzocht een opdracht aan de reclassering te geven voor het opstellen van een maatregelrapport ten behoeve van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met een plaatsing van de terbeschikkinggestelde in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK). Subsidiair is verzocht om aanhouding van de beslissing op de verlengingsvordering in afwachting van de beslissing op de LFPZ-aanvraag. De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken om een vinger aan de pols te houden en – indien de LFPZ-aanvraag wordt afgewezen – de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging volgend jaar te kunnen onderzoeken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De kliniek wacht de beslissing op de LFPZ-aanvraag af. Er is al langere tijd sprake van een verschil van inzicht tussen de kliniek en de externe deskundigen. Het is duidelijk dat de terbeschikkinggestelde niet zover is dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd. Er moet een langdurig en geleidelijk resocialisatietraject plaatsvinden. De rechtbank heeft het verzoek tot het doen opstellen van een maatregelrapport terecht afgewezen. De kliniek lijkt nog aan het begin te staan van het denktraject als het gaat om de vraag wat er eventueel zou moeten gebeuren indien de LFPZ-aanvraag wordt afgewezen. Dit is lastig in het licht van de voorgeschiedenis en het tijdsverloop sinds de veroordeling van de terbeschikkinggestelde. Een verlenging van de terbeschikkingstelling is wel gerechtvaardigd en niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is echter geen zicht op enige vooruitgang. Naar verwachting zal over een jaar zijn beslist op LFPZ-aanvraag. Het is toch van belang dat de rechtbank de stand van zaken dan opnieuw kan bekijken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de verlengingbeslissing van de rechtbank en tot verlenging van terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof komt tot een andere verlengingsbeslissing dan de rechtbank. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Indexdelict
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft de terbeschikkinggestelde bij arrest van 8 juli 2003 veroordeeld voor het medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om dat feit gemakkelijk te maken. Dit misdrijf is gericht tegen of veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornissen en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van [kliniek 1] volgt dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Daarnaast is bij hem sprake van stoornissen in het gebruik van alcohol en verschillende soorten drugs, allen in langdurige remissie onder gecontroleerde omstandigheden. Deze stoornissen zijn ook bij de terbeschikkinggestelde vastgesteld door psychiater Gerritsen en psycholoog Geurkink
Naar de inschatting van de kliniek is het recidiveriscio hoog, zowel in geval van een beëindiging van de terbeschikkingstelling als in het geval van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De externe deskundigen schatten het recidiveriscio bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling met name op de korte termijn wat lager in dan de kliniek. Gerritsen schat de kans op een nieuw agressief delict op de korte termijn als matig in, en op (middel)lange termijn als matig-hoog, indien de terbeschikkingstelling nu beëindigd zou worden. Geurkink komt tot dezelfde risicoinschatting als Gerritsen.
Verlenging
Gelet op de advisering en op hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 13 juli 2008. Na de behandeling van terbeschikkinggestelde in [kliniek 2] werd hij in juli 2012 overgeplaatst naar [kliniek 3] . Hij verbleef vervolgens een jaar lang in de transmurale voorziening [kliniek 4] tot zijn terugplaatsing naar deze kliniek in juli 2016. De aanvraag voor de verlenging van zijn transmuraalverlofkader werd afgewezen en hij kreeg alleen toestemming voor begeleid verlof, waarna zijn behandeling in [kliniek 3] in een impasse raakte. Op 4 maart 2019 werd hij voor een nieuwe resocialisatiepoging overgeplaatst naar [kliniek 1] . De behandeling van de terbeschikkinggestelde in de huidige kliniek verliep aanvankelijk positief. De fase van zijn begeleide verlof verliep probleemloos vanaf juni 2020. In november 2020 werd een machtiging voor onbegeleid verlof voor hem aangevraagd en werd hij overgeplaatst naar de resocialisatieafdeling. Aan de doorstoom van de terbeschikkinggestelde naar de transmurale voorziening (TMV) werd de instelling op medicatie ten behoeve van de impuls- en agressieregulatie als voorwaarde gesteld. Hij stond toen niet open voor het gebruik van die medicatie. Begin juli werd het verlof van de terbeschikkinggestelde tijdelijk opgeschort. Op 21 september 2021 werd zijn verlof wederom opgeschort en uiteindelijk formeel ingetrokken in december 2021.
Op 9 december 2021 heeft een interne zorgconferentie plaatsgevonden. Uit de notulen van die zorgconferentie volgt dat er volgens de daarbij aanwezige vertegenwoordigers van de kliniek sprake is van een behandelimpasse. De terbeschikkinggestelde is onbetrouwbaar en zijn kernproblematiek is onveranderd gebleven. Hij heeft de verlofvoorwaarden meerdere malen overtreden door af te wijken van de verlofplanning. Hij heeft zich na het overtreden van de voorwaarden onvoldoende samenwerkend opgesteld, waardoor er geen goed zicht is op wat er precies is gebeurd en het niet mogelijk is om een risicomanagementplan op te stellen. Op 25 november 2021 is de verlofmachtiging geëvalueerd door de interne verlofcommissie van de kliniek die de mogelijkheden voor verlof, zowel begeleid als onbegeleid, heeft afgewezen. De terbeschikkinggestelde heeft onrealistische toekomstplannen en is onvoldoende begeleidbaar voor plaatsing in een longcarevoorziening. Het probleemgedrag is te veel bij hem aanwezig en de beschermende factoren en resocialisatievaardigheden zijn te beperkt voor een verantwoorde resocialisatie binnen een dergelijk kader. Er wordt onvoldoende effect verwacht van een medicamenteuze behandeling van de terbeschikkinggestelde, die hij tot op dat moment heeft afgehouden, om zijn hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek te doen verbleken. Alle ingezette interventies hebben onvoldoende effect gehad. De risico’s op recidive worden als hoog ingeschat bij elke resocialisatiepoging. Naar aanleiding van de interne zorgconferentie heeft de kliniek besloten de terbeschikkinggestelde over te plaatsen naar een behandelunit, waar geen verdere interventies worden ingezet, en een LFPZ-status voor hem aan te vragen.
Psychiater Gerritsen en psycholoog Geurkink hebben in juli 2022 negatief geadviseerd over de toekenning van de LFPZ-status aan de terbeschikkinggestelde.
Gerritsen vindt het nog te vroeg om de aanvraag van de LFPZ-status te ondersteunen. Het is de vraag of alle behandelmogelijkheden zijn uitgeput. Het inzetten van een antipsychoticum gericht op verbetering van de impuls- en agressieregulatie, zoals ook al in 2018 is geadviseerd, blijft een belangrijke optie. De terbeschikkinggestelde heeft langere tijd geweigerd mee te werken aan medicamenteuze behandeling met een antipsychoticum. Thans is hij – zij het nog niet optimaal – ingesteld op een laag gedoseerd antipsychoticum. Hij is niet al zijn afspraken nagekomen, maar dit heeft niet geleid tot agressieve dan wel gevaarlijke escalaties. Onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde optimaal wordt ingesteld op een antipsychoticum ziet Gerritsen nog wel een mogelijkheid hem over te plaatsen naar een longcarevoorziening dan wel een Forensisch Psychiatrische Kliniek om een laatste poging tot een zeer gefaseerd en gestructureerd resocialisatietraject te ondernemen. Hierbij dient de terbeschikkinggestelde te oefenen in de praktijk, maar dan wel met een duidelijk lik-op-stukbeleid als hij afspraken en grenzen overtreedt. Daarnaast is strikt zicht houden op de huidige dan wel (een) toekomstige relatie(s) van wezenlijk belang gezien de ernstige relationele incidenten in het verleden.
Geurkink is het met de behandelklinieken eens dat een verdere behandeling van de kernproblematiek van de terbeschikkinggestelde lastig wordt en dat het behandelplafond in die zin is bereikt. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de terbeschikkinggestelde sinds kort is ingesteld op een antipsychoticum. Dit kan zijn impulsiviteit en zelfcontrole verbeteren. Mogelijk kan de medicamenteuze behandeling nog verder worden geoptimaliseerd. Behandeling van en aandacht voor zijn verslavingsgevoeligheid blijven ook nodig om recidive te voorkomen. Hoewel er ruis is rondom de terbeschikkinggestelde en er grenzen door hem worden overschreden, is het nooit ernstig geëscaleerd naar (dreigende) fysieke agressie. Het is de vraag of de delictgevaarlijkheid is toegenomen in de periode van ruis. Volgens Geurkink moet het met het forensisch profiel van de terbeschikkinggestelde mogelijk zijn om hem met de (nieuwe) medicamenteuze behandeling en de intensieve aandacht voor zijn verslavingsgevoeligheid en middelengebruik te resocialiseren met veel toezicht, controle en lik-op-stukbeleid. Geurkink adviseert de terbeschikkinggestelde geen LFPZ-status toe te kennen, maar een volgende resocialisatiepoging te ondernemen, wellicht in een andere kliniek, met vooral veel extern risicomanagement, mogelijk op basis van het
good lives model.
Naar aanleiding van de pro justitiarapportages van Gerritsen en Geurkink heeft [kliniek 1] , op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid, zelf een intercollegiaal overleg georganiseerd met longcareafdeling [afdeling] van [kliniek 2] en met [kliniek 5] om plaatsingsopties te bepreken. Beide instellingen zien geen meerwaarde in een plaatsing van de terbeschikkinggestelde. Er heeft geen wezenlijke verandering in zijn kernproblematiek plaatsgevonden, waardoor een hernieuwd resocialisatietraject ook met duidelijke en strakke kaders, zoals omschreven in de pro justitiarapportages niet haalbaar wordt geacht. De notulen van het intercollegiaal overleg zijn inmiddels voorgelegd aan de LAP. De kliniek is nog in afwachting van een besluit over de LFPZ-status. Bij een positief besluit zal de terbeschikkinggestelde op de wachtlijst voor een LFPZ-voorziening geplaatst worden. Bij een negatief besluit zal multidisciplinair overlegd worden over een mogelijke nieuwe resocialisatiepoging van de terbeschikkinggestelde binnen de huidige kliniek dan wel een verzoek tot zijn overplaatsing naar een andere kliniek.
Het hof stelt vast dat de behandeling en de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in de kliniek feitelijk al geruime tijd stilliggen in afwachting van de beslissing om de LFPZ-status al dan niet aan hem toe te kennen. In beide gevallen zal het traject langer dan één jaar duren. De minister voor Rechtsbescherming beslist, na advies van de LAP, over de toekenning van de LFPZ-status en niet het hof. Het hof stelt wel vast dat de kliniek en de externe deskundigen van inzicht verschillen over de mogelijkheden tot behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. Daarbij geldt dat de resocialisatieadviezen van deze externe deskundigen op belangrijke punten overeenkomen met de adviezen van multidisciplinaire, externe pro justitiarapportages uit 2018 en 2021. Daarom zal het hof de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengen met slechts één jaar met als doel zo de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen. Aan deze verlenging met één jaar mag de terbeschikkinggestelde niet de verwachting ontlenen dat na afloop van dit jaar de terbeschikkingstelling (voorwaardelijk) zal worden beëindigd of opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd.
Het hof acht zich op basis van de beschikbare informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen. De noodzakelijkheid van dit onderzoek is niet gebleken. Het hof acht, mede op grond van de adviezen van de externe rapporteurs, een voorwaardelijke beëindiging op dit moment of na een eventuele afwijzing van de LFPZ-aanvraag niet aan de orde. Er is daarom ook geen aanleiding om de beslissing op de verlengingsvordering aan te houden in afwachting van de beslissing op de LFPZ-aanvraag.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege
Wijst afhet verzoek tot aanhouding.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 juli 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.E. van Wees als raadsheren,
en dr. P.K.J. Ronhaar en dr. K. de Wijs-Heijlaerts als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 15 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.