Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een kind, te weten [kind 1] (geboren op [geboortedag ] 2012), dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld opzet dat kind aan de rand van een vlonder, boven een water, heeft (neer)gezet en/of (vervolgens) dat kind met zijn, verdachtes, voet een trap, althans een duw, in de rug heeft gegeven waardoor dat kind, volledig gekleed, in open water terecht is gekomen en/of (vervolgens) niet in staat was daar uit eigen kracht uit te komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Groningen een kind, te weten [kind 1] (geboren op [geboortedag ] 2012), dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, heeft mishandeld door dat kind, aan de rand van een vlonder, boven een water, (neer) te zetten en/of (vervolgens) dat kind met zijn, verdachtes, voet een trap, althans een duw, in de rug te geven waardoor dat kind, volledig gekleed, in open water terecht is gekomen en/of (vervolgens) niet in staat was daar uit eigen kracht uit te komen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van dat kind teweeg heeft gebracht.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
in de onderhavige omstandighedenaanmerkelijk was. In dit verband stelt het hof vast dat niet nader forensisch is onderzocht of onder de gegeven omstandigheden, zoals de temperatuur en kwaliteit van het water alsook de conditie van [kind 1] , verblijf in het water tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden en wat de kans daarop zou zijn geweest. Het hof is van oordeel dat het dossier ook overigens onvoldoende gegevens bevat om de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met een voldoende mate van zekerheid vast te stellen en spreekt verdachte dan ook vrij van het aan hem primair tenlastegelegde feit.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
Ik heb [kind 1] met mijn voet het water ingeduwd.
Op 28 september 2020 was ik, verbalisant van het team watercalamiteiten, aan [kanaal] bij de steiger naast de [naam brug] te [plaats] . De volgende metingen zijn door mij verricht:
Op 30 september 2020 verklaarde de moeder van [kind 1] ( [moeder kinderen] ) dat hij een lengte heeft van 1.30 meter.
Bewezenverklaring
hij op 28 september 2020 te Groningen een kind, te weten [kind 1] (geboren op [geboortedag ] 2012), dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, heeft mishandeld door dat kind, aan de rand van een vlonder, boven een water neer te zetten en vervolgens dat kind met zijn, verdachtes voet een duw in de rug te geven waardoor dat kind, volledig gekleed, in open water terecht is gekomen en vervolgens niet in staat was daar uit eigen kracht uit te komen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van dat kind teweeg heeft gebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de benadeelde partij [moeder kinderen]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [moeder kinderen]
€ 2.520,00 (tweeduizend vijfhonderdtwintig euro) bestaande uit € 20,00 (twintig euro) materiële schade en