ECLI:NL:GHARL:2022:11085

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
200.309.751
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van ouders over minderjarige na beoordeling van opvoedcapaciteiten en stabiliteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De ouders, de moeder en de vader, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het gezag over hun kind was beëindigd en de GI (Stichting Jeugdbescherming Overijssel) tot voogd was benoemd. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over hun kind gehad, maar na de bestreden beschikking is de moeder bevallen van een tweede kind, dat in Polen verblijft.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van deskundigen en de huidige woonsituatie van de ouders, die niet de stabiliteit biedt die nodig is voor de ontwikkeling van het kind. De vader woont en werkt in Nederland, terwijl de moeder met het jongste kind in Polen verblijft. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders onvoldoende hebben meegewerkt aan de hulpverlening en de problemen in de ontwikkeling van hun kind niet erkennen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De ouders zijn niet in staat gebleken om een stabiele opvoedsituatie te bieden, en het kind ontwikkelt zich goed in het gezinshuis waar hij momenteel verblijft. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.751
(zaaknummer rechtbank Overijssel 274592)
beschikking van 22 december 2022
inzake
[verzoekster], verder te noemen: de moeder,
en
[verzoeker] ,verder te noemen: de vader,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
samen verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis te Almelo,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Overijssel,
gevestigd te Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 10 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 april 2022;
- de brief van de raad van 27 juni 2022 inhoudende het verweerschrift in hoger beroep;
- het e-mailbericht van de GI van 28 juli 2022 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 augustus 2022 plaatsgevonden. Ter gelegenheid daarvan waren aanwezig:
- mr. De Ruiter-Oude Ophuis, namens de ouders, die beiden via een online verbinding aan de behandeling hebben deelgenomen;
- een vertegenwoordiger van de raad, en
- een vertegenwoordiger namens de GI.
2.3
Omdat er geen tolk aanwezig was is de mondelinge behandeling aangehouden.
2.4
De mondelinge behandeling is voortgezet op 10 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door advocaat van de ouders en bijgestaan door [de tolk] , tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordiger van de raad, en
- een vertegenwoordiger namens de GI.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
[de minderjarige] , geboren te [woonplaats1] [in] 2020.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Tot aan de bestreden beschikking hadden de ouders gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] . Na de bestreden beschikking is de moeder bevallen van nog een kind van de vader.
De moeder verbleef ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep met voormeld kind in Polen.
3.2
Bij beschikking van 14 december 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot 14 december 2021 en machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een 24-uurs accommodatie jeugdzorgaanbieder tot 14 juni 2021. Bij beschikking van 9 juni 2021 is die machtiging verlengd tot 14 december 2021.
3.3
Bij beschikking van 7 december 2021 heeft eerdergenoemde rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 februari 2022 en de verzoeken tot nadere beslissing aangehouden.
3.4
[de minderjarige] woont in een bij de GI bekend gezinshuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en de GI tot voogd benoemd.
4.2
De ouders zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof die beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag alsnog af te wijzen, dan wel de beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De raad heeft in het verweerschrift van 27 juni 2022 het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Rechtsmacht en toepasselijk recht5.2 Het verwijst naar hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking heeft overwogen en beslist over de rechtsmacht en het toepasselijke recht en maakt die in hoger beroep onbetwiste overweging en beslissing, na eigen onderzoek, tot de zijne
5.3
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.4
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat is voldaan aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW en dat het gezag van de ouders over [de minderjarige] dient te worden beëindigd. Het hof kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank die tot dit oordeel hebben geleid, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. In aanvulling hierop overweegt het hof naar aanleiding van de recente ontwikkelingen nog het volgende.
De vader en de moeder hebben ervoor gekozen om de bevalling van de moeder, van het tweede kind van de vader en moeder, in Polen te laten plaatsvinden om te voorkomen dat ook voor dit kind in Nederland mogelijk een jeugdbeschermingsmaatregel zou volgen, zo heeft het hof uit de woorden van de vader begrepen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verbleef de moeder met het inmiddels geboren kind in Polen. De vader woont en werkt in Nederland en hij reist om de week naar zijn vrouw en kind in Polen. Naar zeggen van de vader reist de moeder eenmaal per vier weken naar Nederland om omgang te hebben met [de minderjarige] . In het forensisch orthopedagogisch onderzoek van het instituut [naam1] wordt in het advies vermeld dat het functioneren van [de minderjarige] - destijds juli 2021 -
redelijk positief was maar dat het grillige verloop van het functioneren van [de minderjarige] duidelijk maakt dat er sprake is van een verzwaarde opvoedingsvraag. [de minderjarige] heeft behoefte aan een rustige setting en voorspelbaarheid. Daarnaast moet continue worden gemonitord op prikkels die de omgeving hem aanlevert om zo te kunnen aansluiten bij de prikkelgevoeligheid van [de minderjarige] . Daarnaast moet er tijd en energie worden gestopt in de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] , waarbij sprake is van meerdere hulpverleningstrajecten en is continue aansluiting bij het grillige ontwikkelingsverloop van [de minderjarige] vereist.
Het hof is van oordeel dat alleen al de huidige feitelijke woonsituatie van de ouders geen stabiele opvoedsituatie voor [de minderjarige] biedt die hem voldoende rust biedt om aan zijn ontwikkeling toe te komen. De vader die (kennelijk) alleen woont en overdag werkt kan [de minderjarige] niet opvangen. Er is geen zicht op een beschikbaar en/of adequaat netwerk. De moeder die met het jongste kind van de ouders in Polen verblijft is evenmin beschikbaar om [de minderjarige] op te vangen. Van enig voornemen van de moeder om met haar laatstgeboren kind naar Nederland terug te keren is het hof ook niet gebleken. Daarnaast is gebleken dat de ouders de door de specialisten vastgestelde verzwaarde opvoedvraag van [de minderjarige] niet erkennen en zij zien de gestelde problemen in de ontwikkeling van [de minderjarige] niet. De noodzakelijke samenwerking van de ouders met de hulpverlening is daardoor de afgelopen jaren niet van de grond gekomen. Doordat de ouders onvoldoende hebben meegewerkt aan de in te zetten hulpverlening is er ook nog onvoldoende zicht op de opvoedcapaciteiten van de ouders en is het de vraag of de ouders in voldoende mate kunnen aansluiten bij hetgeen [de minderjarige] nodig heeft. Het hof is van oordeel dat dan ook niet is te verwachten dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] in staat zijn te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
5.5
Hier komt nog bij dat [de minderjarige] zich in het gezinshuis goed ontwikkeld, op adequate wijze wordt gestimuleerd en op verschillende gebieden de hulp ontvangt die hij nodig heeft om zich verder positief te ontwikkelen.
5.6
Op grond van het vorenstaande is het naar het oordeel van het hof in het belang van [de minderjarige] de stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie te waarborgen door het gezag van de ouders te beëindigen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 10 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have, en C.M. Schönhagen, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 22 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.