ECLI:NL:GHARL:2022:11070

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21-002320-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor meerdere inbraken en diefstallen met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was veroordeeld voor verschillende inbraken, diefstallen en een poging tot diefstal, met een gevangenisstraf van 28 maanden en verbeurdverklaring van een geldbedrag. De rechtbank had eerder een lagere straf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de eerdere veroordeling heeft vernietigd en tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging is gekomen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, heeft in de periode van 2019 meerdere inbraken gepleegd, waarbij hij goederen heeft weggenomen van verschillende slachtoffers. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een specifieke diefstal van een fiets, waarvan hij is vrijgesproken. De straf is verhoogd vanwege de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgang, waarbij het hof de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002320-20
Uitspraak d.d.: 22 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 juni 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-920199-19 en 18-820280-19, 18-930004-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd te PI Veenhuizen, locatie Norgerhaven.

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van
€ 6.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van
€ 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft voorts de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een deels andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-920199-19:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2019, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op/vanaf het terrein van [instelling] aan de [straat 1] heeft weggenomen een (aantal) sleutel(s) en/of een bankpas (op naam van [instelling] ) en/of uit een gebouw op het terrein van [instelling] aan de [straat 1] heeft weggenomen een geldkluisje en/of een laptop en/of een aantal, althans een telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] , althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot dat gebouw heeft verschaft en/of dat kluisje en/of die laptop en/of die telefoon(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2019, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen weg te nemen uit een geldautomaat van de Rabobank en/of de ING weg te nemen een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [instelling] , en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas/creditpas op naam van [instelling] , genoemde pas meermalen, althans eenmaal, heeft ingebracht in een geldautomaat en/of de/een pincode heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2019 tot en met 4 juli 2019, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, merk: Cube, type Aim Pro, kleur; zwart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 3 juli tot en met 27 augustus 2019, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , een goed te weten een fiets, merk: Cube, type: Aim Pro, kleur: zwart, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
primair
hij op of omstreeks 25 oktober 2019 te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning en/of een (dierenarts-) praktijk aan de [straat 8] heeft weggenomen
- een hoeveelheid medicijnen/diergeneesmiddelen en/of twee, althans een tas(sen) en/of een hoeveelheid geld en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een creditcard en/of een laptop, en/of
- vanaf het terrein van de woning aan [straat 2] een personenauto/ bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Caddy, met daarin een (grote) hoeveelheid goederen en instrumenten ten behoeve van de dierenartspraktijk, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning/praktijk heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die auto onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 4 november 2019, te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 1] , althans in de provincie [provincie 1] en/of [provincie 2] , in elk geval in Nederland, een goed te weten een auto, merk: Volkswagen, type Caddy, kenteken [kenteken] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 17 oktober 2019, te [plaats 4] in de gemeente [gemeente 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het [straat 3] heeft weggenomen een tas en/of en trui en/of een aantal sleutels en/of een portemonnee en/of een pinpas en/of een ID-kaart en/of een pasje en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij op of omstreeks 7 september 2019, te [plaats 5] , althans in de gemeente [gemeente 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 4] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een televisie (Samsung) en/of een gouden ketting en/of een armband en/of twee, althans een, iPad oplader(s) en/of een laptop inclusief tas en/of een schooltas met inhoud en/of een Garmin Explorer 1000 fietscomputer en/of een powerbank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [straat 4] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 18-930004-20:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, of omstreeks 28 oktober 2019, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 5] heeft weggenomen een groot aantal goederen, waaronder een hoeveelheid elektrisch gereedschap en/of een koffiezetapparaat en/of twee, althans een, laptop(s) en/of een hoeveelheid geld en/of een kentekenbewijs en/of een tablet, merk: Samsung en/of een aantal horloges en/of een hoeveelheid kleding en/of een verzameling munten en/of twee, althans een zonnebril(len) en/of een hoeveelheid audioapparatuur en/of een grote hoeveelheid parfum en/of eau de toilette en/of een aantal, althans een, telefoon(s) en/of een aantal sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2019 tot en met 18 oktober 2019, te [plaats 6] , althans in de gemeente [gemeente 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage/schuur (na)bij een woning aan het [straat 6] heeft weggenomen een groot aantal goederen, waaronder een compressor en/of twee, althans een heggenschaar/scharen en/of een bladblazer en/of een kettingzaag en/of een kruiwagen en/of twee, althans een kentekenpla(a)t(en) en/of een radio en/of een navigatie-apparaat, merk Tomtom en/of een hoeveelheid handgereedschap en/of een luidspreker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die garage/schuur heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2019 te [plaats 7] , althans in de gemeente [gemeente 5] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 7] heeft weggenomen een bouwradio, merk Makita en/of een speaker, merk JBL en/of een bouwstofzuiger en/of een schuurmachine giraffe en/of een decoupeerzaag, merk: Festool en/of een accu en/of reciprozaag, merk Makita en/of een klopboor- schroefmachine en/of een slagschroevendraaier en/of een boorhamer en/of een fiets, Cube en/of een elektrische fiets, merk: Sparta en/of vijf, althans een aantal kranen en/of diverse beveiligings-artikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde (diefstal/heling fiets in juli/augustus 2019) heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-920199-19 onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte op camerabeelden van het [instelling] staat, waarop te zien is dat verdachte iets in een plastic tas doet en daarmee de kamer uitloopt. Verdachte heeft verklaard dat hij de tas in het gebouw heeft achtergelaten. Het verplaatsen van de ene kamer naar de andere kamer kan gebeuren door de heer en meester, maar het achterlaten van het goed in het gebouw van de eigenaar betekent dat er niet is toegeëigend, of dat er in ieder geval vrijwillig is teruggetreden, aldus de raadsvrouw.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Oordeel van het hof
Verdachte bekent dat hij in het [instelling] is geweest en dat hij spullen die zich in een kast bevonden heeft gepakt en vanuit die kast in een plastic tas heeft gestopt. Zichtbaar is, aldus de beschrijving van camerabeelden, dat verdachte de ruimte betreedt, de kast opent, iets pakt en de door hem meegenomen AH tas vult. Met de gevulde tas verlaat verdachte de ruimte waar de kast staat. Het hof is van oordeel, gelet ook op de jurisprudentie van de Hoge Raad hieromtrent, dat verdachte op het moment dat hij in het gebouw van de [instelling] de door verdachte genoemde spullen uit de kast wegnam en in zijn tas stopte, als heer en meester over deze goederen ging beschikken. Het hof acht de diefstal daarmee reeds voltooid. Het verweer dat die tas door verdachte niet uit het [instelling] is meegenomen en de overweging van de rechtbank dat uit de aangifte daar niet van blijkt, terwijl dat naar het oordeel van de rechtbank – kort gezegd – in de rede had gelegen, behoeft naar het oordeel van het hof in het licht van het bovenstaande geen verdere bespreking. Het hof acht het niet relevant wat verdachte uiteindelijk met de met spullen gevulde tas heeft gedaan en waar die tas is gebleven nu de diefstal al was voltooid toen verdachte de spullen in de tas stopte en daarmee de ruimte verliet. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde diefstal heeft begaan.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-920199-19 onder 2 tenlastegelegde
Gelet op de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen uit het dossier, in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte, acht het hof onderhavig feit wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-920199-19 onder 4 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu de bewijsmiddelen zwak zijn en er duidelijke aanwijzingen zijn dat [naam 1] , de persoon waar verdachte onderdak had gevonden, de dader kan zijn geweest.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Oordeel van het hof
De inbraak in het pand van de dierenartspraktijk in [plaats 2] heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2019 tussen middernacht en zeven uur ’s ochtends. Naast goederen uit het pand zelf, is bij deze inbraak een Volkswagen Caddy weggenomen. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 2 november 2019 is aangetroffen met de bij de tenlastegelegde inbraak weggenomen Volkswagen Caddy. Verdachte heeft de auto bestuurd en beschikte aldus over de sleutel daarvan. Uit onderzoek is gebleken dat bij verdachte zowel de sleutel van de gestolen Caddy als die van de op zijn naam geregistreerde auto (Citroën Berlingo) zijn aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte op 25 oktober 2019 om 01.38 uur een zendmast op de locatie [locatie 1] te [plaats 2] heeft aangestraald.
De verdediging heeft betwist dat het onderzochte telefoonnummer het nummer van verdachte betrof. Het hof overweegt hiertoe als volgt. Het telefoonnummer is aangetroffen in het adressenboek van de mobiele telefoon van [naam 1] , onder de naam ‘ [bijnaam] ’. In hetzelfde adresboek staat ook de naam ‘ [naam 2] dochter van [verdachte] ’. De dochter van verdachte heet [naam 2] . [naam 1] heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij verdachte in zijn telefoon heeft opgeslagen onder de naam ‘ [verdachte] ’, en dat hij in de weken voor zijn aanhouding regelmatig contact had met verdachte. Uit de telefoongegevens van [naam 1] blijkt dat hij toen veel contact had met voornoemd telefoonnummer. Gelet op het voorgaande heeft het hof geen aanleiding om te vermoeden dat de onderzochte gegevens niet de telefoon van verdachte betreffen.
Het verweer van verdachte dat niet hij, maar [naam 1] de inbraak heeft gepleegd, acht het hof op geen enkele manier aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt voorts dat het telefoonnummer van [naam 1] geen zendmast aangestraald heeft in de buurt van de plaats van de inbraak, in tegenstelling tot het telefoonnummer van verdachte.
Het hof acht onderhavig feit wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-920199-19 onder 5 tenlastegelegde
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte acht het hof onderhavig feit wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-920199-19 onder 6 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De aangetroffen vingerafdruk kan niet worden gebruikt voor het bewijs. Wanneer het duidelijk is dat er een fout is gemaakt bij de registratie van nummers, weet de verdediging niet of de registratie in de keten wel klopt.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Oordeel van het hof
Het hof neemt onderstaande overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs van onderhavig feit over.
Op 7 september 2019 is ingebroken in een woning aan de [straat 4] te [plaats 5] ,
waarbij de dader via de serre toegang heeft gekregen tot de woning. De serre was voorzien
van meerdere ruiten. Door de politie is geconstateerd dat de rechter ruit uit het kozijn was
geforceerd. Aan de binnenzijde van de ruit, ter hoogte van het verbroken kozijn, werden
meerdere dactyloscopische sporen zichtbaar gemaakt en veiliggesteld onder het [nummer 1]
. Gelet op de plek waar de sporen zijn aangetroffen, concludeert de rechtbank
dat het hier gaat om dadersporen.
De aangetroffen dactyloscopische sporen zijn vergeleken met referentieafdrukken in [naam 5] , het geautomatiseerde vingerafdrukkenherkenningssysteem van de politie. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van een spoor op een persoon, geregistreerd in [naam 5] onder verdachtes naam en geboortedatum, biometrienummer [nummer 2] , met incidentnummer [nummer 3] , vastgelegd op 23-12-2004. Het onder dit incidentnummer geregistreerde referentieafdruk betreft een afdruk van de linker wijsvinger van verdachte.
Ook heeft het onderzoek geleid tot individualisatie van een spoor dat geregistreerd staat
onder verdachtes naam en geboortedatum, biometrienummer [nummer 2] , met
incidentnummer [nummer 4] , vastgelegd op 02-04-2000. De referentieafdruk die onder dit incidentnummer staat geregistreerd betreft de linker ringvinger van verdachte.
De aangetroffen sporen bij de woninginbraak en de geregistreerde referentieafdrukken zijn
telkens door twee dactyloscopische deskundigen vergeleken. De deskundigen hebben zowel
een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare
dactyloscopische verschillen. De rechtbank stelt op grond van deze onderzoeken vast dat de aangetroffen dactyloscopische sporen afkomstig zijn van verdachte. De enkele omstandigheid dat zoals door de verdediging is opgemerkt - onder hetzelfde biometrienummer de naam [naam 3] staat geregistreerd doet aan het bovenstaande niet af. Aan de referentieafdruk van [naam 3] is een ander incidentnummer toegekend dan de incidentnummers die aan de referentieafdrukken van verdachte zijn toegeschreven. Uit de rapporten blijkt dat de aangetroffen sporen op de plaats delict door de dactyloscopische deskundigen zijn vergeleken met de referentieafdrukken die horen bij incidentnummers die onder de naam van verdachte staan geregistreerd. Bij de referentieafdruk van [naam 3] hoort een ander incidentnummer. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste afweging heeft gemaakt en verenigt zich met het bovenstaande. Naar het oordeel van het hof staat vast dat de bij de woninginbraak aangetroffen dadersporen van verdachte afkomstig zijn. Verdachte heeft geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring voor het zeer belastend bewijsmateriaal gegeven. Het hof acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder parketnummer 18-930004-20 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, omdat de bewijsmiddelen afzonderlijk heel zwak zijn. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat [naam 1] de dader kan zijn geweest. Het feit dat verdachte de beschikking heeft gehad over de genoemde auto’s, laat onverlet dat ook [naam 1] over de auto kon beschikken en in de auto kan hebben gezeten op het moment van de inbraken zelf. De auto’s en de goederen in de auto’s bewijzen niets over de gebruiker van de auto en degene die de spullen daar heeft ingeladen. De vaststellingen ten aanzien van de telefoon en de herkenningen door verbalisanten zijn te zwak om als schakel in deze constructie te kunnen functioneren.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht de feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Oordeel van het hof
Onderhavige drie tenlastegelegde inbraken vonden plaats in de periode van 17 tot en met 28 oktober 2019. Het gaat om een inbraak in een schuur in [plaats 6] in de nacht van 17 op 18 oktober 2019, een woninginbraak in de nacht van 27 op 28 oktober 2019 te [plaats 7] en een woninginbraak op 28 oktober 2019 te [plaats 1] .
Het hof neemt onderstaande overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs van onderhavige feiten over en houdt daarbij de volgorde aan die de rechtbank heeft aangehouden.
Woninginbraak te [plaats 7]
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2019 te 18.00 uur is vertrokken bij zijn afgesloten woning te [plaats 7] . Bij thuiskomst op 28 oktober 2019 te 7.00 uur zag hij dat was ingebroken in zijn woning. Hij kwam er later achter dat verschillende goederen waren weggenomen.
[benadeelde 2] heeft de opnames van de inbraak aan de politie beschikbaar gesteld. De video-opnames tonen beelden van zowel binnen als buiten de woning, Op de beelden is te zien dat
op het moment dat het nog donker is buiten, een kleine, witte bestelauto vanuit het donker in
beeld komt. De bestelauto voert geen verlichting en rijdt in de richting van de doorgaande
weg. De verbalisanten hebben vastgesteld dat voornoemde bestelauto overeenkomsten heeft
met de bestelauto van verdachte. Het voertuig van verdachte betrof een Citroën Berlingo. De overeenkomsten zaten in de kleur, de zwarte stootrubber aan de onderzijde van het voertuig en het extra raam naast het rechter portier.
Op de camerabeelden van binnen in de woning is de dader te zien. Door twee verbalisanten
werd verdachte herkend als de dader. Door de verdediging is de betrouwbaarheid van de herkenningen betwist. De rechtbank overweegt hierbij dat een van de verbalisanten, in zijn dagelijkse werkzaamheden als wijkagent, in het verleden al meerdere ontmoetingen heeft gehad met verdachte en dat de verbalisant verdachte aan enkele nader omschreven kenmerken heeft herkend. Dat deze verbalisant niet heeft vermeld dat hij verdachte voor 100% heeft herkend, doet hier niets aan af. Ook de herkenning door de andere verbalisant acht de rechtbank betrouwbaar, nu zij verdachte ambtshalve kent en in het verleden geregeld foto’s van verdachte heeft gezien gedurende een politiebriefing. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de herkenning van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] blijkt dat dit
nummer op relevante tijdstippen masten aanstraalt in de onmiddellijke omgeving van de
inbraak. Dit telefoonnummer is aangetroffen in het adressenboek van de mobiele telefoon
van [naam 1] onder de naam ‘ [bijnaam] ’. In hetzelfde adresboek staat ook de naam
‘ [naam 2] dochter van [verdachte] ’. Verdachte heeft een dochter genaamd [naam 2] . Tijdens zijn verhoor
heeft [naam 1] verklaard dat verdachte in zijn telefoon staat opgeslagen onder de naam [verdachte] .
Voorts heeft [naam 1] verklaard dat hij de weken voor zijn aanhouding, regelmatig contact
heeft gehad met verdachte. Uit zijn telefoongegevens is gebleken dat hij toen veel contact
heeft gehad met voornoemd telefoonnummer.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de overeenkomsten tussen de bestelauto van
verdachte en het voertuig dat is gezien in de buurt van de woninginbraak, de herkenning van de verbalisanten van verdachte en de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] , stelt de rechtbank vast dat voornoemd telefoonnummer door verdachte werd
gebruikt en dat verdachte in de buurt was van de zendmasten die door zijn telefoon werden
aangestraald. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte
verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze woninginbraak.
Inbraak te [plaats 6]
In de nacht van 17 op 18 oktober 2019 is ingebroken in de schuur gelegen aan de [straat 6] te [plaats 6] . Er is daarbij onder meer een gereedschapskist weggenomen. Deze gereedschapskist is in de bestelauto van verdachte, de Citroën Berlingo, aangetroffen. Uit de verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 1] ) op tijdstippen die vallen binnen de pleegperiode zendmasten heeft
aangestraald in de directe omgeving van de schuur.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat de Citroën Berlingo weliswaar zijn auto is, maar dat hij in de periode van deze inbraken niet de beschikking had over deze auto omdat [naam 1] in deze auto reed. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de inbraak in [plaats 7] heeft overwogen, inhoudende dat de verdachte in de nacht van 27 op 28 oktober 2019 met zijn Citroën Berlingo bij deze inbraak was betrokken, acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte niet geloofwaardig.
Daar komt nog bij dat de verdachte ter terechtzitting op 16 juni 2020 heeft bekend de diefstal die plaats vond op 17 oktober 2019 te hebben gepleegd, zoals tenlastegelegd onder feit 5 in de zaak met parketnummer 18/920199-19 en dat het klopt dat hij hierbij een pet met een [land 1] vlag droeg. Een soortgelijke pet is op 6 november 2019 in de Citroën Berlingo van verdachte aangetroffen. Nu vaststaat dat de verdachte op 17 oktober 2019 een pet droeg met een [land 1] vlag en een soortgelijke pet later in zijn auto is aangetroffen, acht de rechtbank ook hierom de verklaring van de verdachte dat hij ten tijde van de inbraak in de nacht van 17 op 18 oktober 20 19 — die immers plaatsvond een aantal uren nadat de diefstal plaatsvond — niet meer de beschikking had over zijn auto, ongeloofwaardig.
Woninginbraak te [plaats 1]
Op 28 oktober 2019 tussen 7.00 uur en 22.20 uur is ingebroken in de woning aan de [straat 5]

14 te [plaats 1] . Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat daarbij onder meer veel

kledingstukken zijn weggenomen.
Op de beelden van de beveiligingscamera van de buurman van [benadeelde 1] is te zien dat
omstreeks 7.00 uur een witte bestelauto achteruit de oprit van voornoemde woning op rijdt.
Rond 9.00 uur vertrekt voornoemde bestelauto en deze keert om 18.50 uur terug. Het
voertuig parkeert weer op de oprit van de woning aan de [straat 5] . Ongeveer tien minuten
later vertrekt de bestelauto.
Tijdens de doorzoeking van de bestelbus van verdachte (Citroën Berlingo) zijn een ING
betaalpas op naam van aangever [benadeelde 1] en schrijven van de ING aan [benadeelde 1] aangetroffen.
Ook lagen daarin verschillende kledingstukken die uit de woning van [benadeelde 1] zijn
weggenomen.
Uit het onderzoek van de telefonische verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer
dat door verdachte werd gebruikt op 7.22 uur en 8.06 uur masten heeft aangestraald die in de onmiddellijke omgeving van de woning van [benadeelde 1] zijn gelegen.
Op grond van het vorenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - in het
bijzonder
- de telefoongegevens waaruit blijkt dat het telefoonnummer van verdachte masten heeft

aangestraald ten tijde van de pleegperiodes van alle inbraken;

- de overeenkomsten tussen de bestelauto van verdachte en de bestelbus die in verband kan

worden gebracht met twee van de inbraken ( [plaats 7] en [plaats 1] );

- de gestolen goederen die in de bestelauto van verdachte zijn aangetroffen ( [plaats 6]

en [plaats 1] ) en

- de herkenning van verdachte door twee verbalisanten ( [plaats 7] ),

concludeert de rechtbank dat verdachte als dader bij alle inbraken betrokken is geweest.

De in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 1, 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde feiten acht het hof, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 1, 2, 4 primair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-920199-19:
1.
hij op 27 augustus 2019 te [plaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een gebouw op het terrein van [instelling] aan de [straat 1] heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.
hij op 27 augustus 2019 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen weg te nemen uit een geldautomaat van de Rabobank en de ING een hoeveelheid geld, dat toebehoorde aan [instelling] , en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [instelling] , genoemde pas meermalen, heeft ingebracht in een geldautomaat en de pincode heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.primair
hij op 25 oktober 2019 te [plaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een dierenartspraktijk aan de [straat 8] heeft weggenomen een hoeveelheid medicijnen/diergeneesmiddelen en twee tassen en een hoeveelheid geld en een portemonnee en een rijbewijs en een creditcard en een laptop en vanaf het terrein van de woning aan [straat 2] een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Caddy, met daarin een grote hoeveelheid goederen en instrumenten ten behoeve van de dierenartspraktijk, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot die praktijk heeft verschaft door middel van braak en inklimming en waarbij verdachte die auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5.
hij op 17 oktober 2019 te [plaats 4] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het [straat 3] heeft weggenomen een tas en een trui en een aantal sleutels en een portemonnee en een pinpas en een ID-kaart en een pasje en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
6.
hij op 7 september 2019 te [plaats 5] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 4] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een televisie (Samsung) en een gouden ketting en een armband en twee iPad opladers en een laptop inclusief tas en een schooltas met inhoud en een Garmin Explorer 1000 fietscomputer en een powerbank, toebehorende aan [straat 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak;
Zaak met parketnummer 18-930004-20 (gevoegd):
1.
hij op verschillende tijdstippen op 28 oktober 2019 te [plaats 1] , telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 5] heeft weggenomen een groot aantal goederen, waaronder een hoeveelheid elektrisch gereedschap en een koffiezetapparaat en twee laptops en een hoeveelheid geld en een kentekenbewijs en een tablet, merk: Samsung en een aantal horloges en een hoeveelheid kleding en een verzameling munten en zonnebrillen en een hoeveelheid audioapparatuur en een grote hoeveelheid parfum en eau de toilette en een aantal telefoons en aantal sieraden, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode van 17 oktober 2019 tot en met 18 oktober 2019 te [plaats 6] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage/schuur bij een woning aan het [straat 6] heeft weggenomen een groot aantal goederen, waaronder een compressor en twee heggenscharen en een bladblazer en een kettingzaag en een kruiwagen en kentekenplaten en een radio en een navigatie-apparaat, merk Tomtom en een luidspreker, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , waarbij verdachte zich de toegang tot die garage/schuur heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 27 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2019 te [plaats 7] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 7] heeft weggenomen een bouwradio, merk Makita en een speaker, merk JBL en een bouwstofzuiger en een schuurmachine giraffe en een decoupeerzaag, merk: Festool en een accu en reciprozaag, merk Makita en een klopboor- schroefmachine en een slagschroevendraaier en een boorhamer en een fiets, Cube en een elektrische fiets, merk: Sparta en vijf kranen en diverse beveiligings-artikelen, toebehorende aan anderen dan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 5 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 6 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Om te bepalen of en zo ja, in welke mate de bewezenverklaarde feiten aan verdachte zijn toe te rekenen, heeft het hof acht geslagen op de volgende rapportages:
  • een psychologisch rapport en neuropsychologisch rapport van 29 mei 2020, beide opgemaakt door G.J.W. Pol;
  • een psychiatrische rapportage van 29 mei 2020, opgemaakt door C.J.F. Kemperman.
De gedragsdeskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol, cocaïne en amfetamine en een ongespecificeerde psychotische stoornis. Zij stellen een verband vast tussen deze stoornissen en de feiten 1, 2 en 3 onder dagvaarding met parketnummer 18-920199-19. Door de bestaande stoornissen zijn de gedragskeuzemogelijkheden van verdachte gedeeltelijk beperkt. Het recidive risico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om voornoemde 3 feiten verdachte in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van de overige feiten kan geen analyse over de toerekenbaarheid worden gemaakt, nu verdachte deze feiten ontkent.
Gezien de korte tijd tussen de conclusies van de deskundigen en de overige bewezenverklaarde feiten, gaat het hof ervan uit – hoewel het onderzoek van de deskundigen zich niet specifiek op deze feiten heeft gericht – dat voorgaande stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van de andere bewezenverklaarde feiten.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte is wel een strafbare dader nu het vorenstaande niet de gehele strafbaarheid van verdachte wegneemt.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof neemt onderstaande overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging over.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal vermogensdelicten,
waaronder een bedrijfsinbraak, drie woninginbraken, een inbraak in een garage/schuur, twee diefstallen,(en)
een poging tot diefstal met een gestolen pinpas (…). Hierbij is een zeer grote hoeveelheid goederen weggenomen. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de impact en financiële schade die hij hiermee veroorzaakt bij de betrokkenen. (…) Onderhavige feiten brengen in de regel ook gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de maatschappij. De rechtbank rekent het de verdachte daarbij aan dat hij een groot deel van de feiten is blijven ontkennen en daarmee geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2022 blijkt dat hij veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld, waaronder voor soortgelijke feiten.
Uit een reclasseringsrapport van 9 november 2022 dat is opgemaakt vanwege het feit dat verdachte na de veroordeling in de onderhavige zaak opnieuw werd verdacht van een strafbaar feit, blijkt dat verdachte op dit moment niet gemotiveerd is om mee te werken aan een begeleidingstraject. De reclassering acht het recidiverisico hoog en ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht het recidiverisico te beperken. In een rapportage van 16 juni 2022 wordt geadviseerd een lopend toezicht te beëindigen vanwege wangedrag van verdachte.
Het hof overweegt dat is gebleken dat het recidiverisico hoog is en verdachte zijn leven op dit moment niet op orde heeft: verdachte zit aldus informatie van de verdediging op dit moment in voorarrest vanwege verdenking van een enkele dagen voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting gepleegd geweldsdelict.
Het hof acht in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van eenendertig maanden een juist uitgangspunt. Het hof houdt daarbij rekening met het feit dat het hof verdachte vrijspreekt van de tenlastegelegde diefstal dan wel heling van een fiets en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals hierboven opgenomen.
Voor een gevangenisstraf zoals de rechtbank die heeft opgelegd, namelijk voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, acht het hof de bewezenverklaarde feiten te ernstig. Daarbij komt dat sprake is van veelvuldige recidive. Het hof acht bovendien een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden gelet op de houding van verdachte en zijn recente omgang met de reclassering niet passend.
In onderhavige zaak is sprake van ‘undue delay’ in de zin van artikel 6 van het EVRM. In eerste aanleg is op 30 juni 2020 vonnis gewezen. Verdachte heeft op 14 juli 2020 hoger beroep ingesteld (en het openbaar ministerie op 13 juli 2020). Na het instellen van hoger beroep door verdachte tot aan de uitspraak van het hof zijn twee jaren en bijna zes maanden verstreken. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn – te weten een overschrijding van bijna zes maanden – ziet het hof aanleiding de passend en geboden geachte gevangenisstraf met drie maanden te verlagen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Het hof legt, gelet op de houding van verdachte ten aanzien van (reclasserings)begeleiding, geen voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht of andere bijzondere voorwaarden op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.826,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Het hof is ten aanzien van de gevorderde materiële schade van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het hof is van oordeel dat aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde nadere onderbouwing mogelijk te maken, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt het hof dat een inbraak in een woning een buitengewoon onaangenaam feit betreft dat grote impact kan hebben op de bewoners. Daarvan is bij [benadeelde 1] ook sprake. De mogelijkheden tot het vorderen van immateriële schadevergoeding in verband met woninginbraak zijn echter beperkt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in onderhavig geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dit zou dan moeten worden onderbouwd met nadere stukken en concrete gegevens. In het onderhavige geval is hiervan geen sprake, waardoor het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Het hof is ten aanzien van de gevorderde materiële schade van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het hof is van oordeel dat aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde nadere onderbouwing mogelijk te maken, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt het hof dat een inbraak in een woning een buitengewoon onaangenaam feit betreft dat grote impact kan hebben op de bewoners. Ook bij [benadeelde 2] is daar sprake van. De mogelijkheden tot het vorderen van immateriële schadevergoeding in verband met woninginbraak zijn echter beperkt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in onderhavig geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dit zou dan moeten worden onderbouwd met nadere stukken en concrete gegevens. In het onderhavige geval is hiervan geen sprake, waardoor het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslag

Verbeurdverklaring
Verdachte was bij zijn aanhouding op 4 november 2019 in het bezit van een grote hoeveelheid contant geld. Hij droeg dat geld rondom zijn middel. Het geldbedrag is in beslag genomen. Uit de bewezenverklaarde feiten nrs. 1 (inbraak 28 oktober 2019 [plaats 1] ) onder parketnummer 18/930004-20 en nr 4 (inbraak 25 oktober 2019 dierenartspraktijk [plaats 2] ) volgt dat verdachte onder meer schuldig wordt bevonden aan inbraken die relatief kort voorafgaand aan de aanhouding van verdachte werden gepleegd. Bij die inbraken werden verschillende grote geldbedragen weggenomen. Die geldbedragen kunnen het bezit door verdachte op 4 november van het bedrag van € 5.675,- verklaren. Verdachte heeft over het bezit van dit aanzienlijke geldbedrag geen redelijke verklaring gegeven, terwijl zijn levenshouding en gedrag (verslaving en patroonmatig plegen van vermogensdelicten om in zijn levensonderhoud / verslaving te voorzien) en beperkte inkomsten (Wajong uitkering) evenmin de aanwezigheid van het contante geld in de door hem gedragen buidel om zijn lichaam ten tijde van zijn aanhouding verklaren. Het hof stelt in de gegeven omstandigheden vast dat sprake is van een situatie zoals omschreven in art 33a, eerste lid Sr, te weten dat het geld betreft dat hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de genoemde bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen. Daarmee is het geldbedrag van € 5.675,- vatbaar voor verbeurdverklaring. Het hof zal dat ook doen. Het hof heeft bij zijn beslissing gelet op de draagkracht van verdachte.
Teruggave aan rechthebbende
Het hof zal teruggave gelasten van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- de muntverzameling [naam 4] ;
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt, nu niet is gebleken dat deze aan verdachte toebehoren.
Teruggave aan verdachte
Het hof zal teruggave aan verdachte gelasten van het inbeslaggenomen goed, te weten het geldbedrag van € 8,06.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 1, 2, 4 primair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-920199-19 onder 1, 2, 4 primair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 18-930004-20 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart
verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 5.675,-.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 8,06 contant geld.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de muntverzameling [naam 4] ;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 22 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.