Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, waarbij een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van de jeugdige [verzoeker] is verleend. [verzoeker], geboren in 2008, staat sinds 19 mei 2016 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De kinderrechter had op 10 november 2021 de GI gemachtigd om [verzoeker] te plaatsen in een gesloten jeugdhulpvoorziening, wat [verzoeker] niet accepteert. Hij verzoekt het hof om deze beslissing te vernietigen, terwijl de GI en de moeder de beslissing van de kinderrechter steunen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de zitting vond plaats op 11 januari 2022. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij zich onterecht gesloten geplaatst voelt en dat hij liever bij zijn vader zou wonen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de gesloten plaatsing en de ontwikkeling van [verzoeker] in de gesloten setting van [naam2] overwogen.
Het hof concludeert dat de beslissing van de kinderrechter om een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing te verlenen gerechtvaardigd is, gezien de ernstige gedragsproblemen van [verzoeker] en de noodzaak van jeugdhulp. Echter, het hof heeft besloten de duur van de machtiging te verkorten tot 1 maart 2022, met de mogelijkheid van evaluatie en heroverweging van de situatie. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd voor de periode tot 1 maart 2022, maar de machtiging voor de periode daarna wordt vernietigd.
Het hof hoopt dat [verzoeker] de positieve lijn in zijn ontwikkeling kan vasthouden en dat er in de toekomst mogelijkheden zijn voor een minder ingrijpende plaatsing, eventueel bij één van zijn ouders.