Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om schorsing van de beschikking waarin de rechtbank heeft bepaald dat de informatieverplichting van de moeder jegens de vader komt te vervallen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht om de vader te veroordelen in de proceskosten.
De procedure in eerste aanleg vond plaats op 2 november 2021, en het hof heeft de mondelinge behandeling op 25 januari 2022 gehouden. De ouders waren niet aanwezig, maar hun advocaten en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling waren wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende heeft aangetoond dat zijn belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij handhaving van de beschikking. De moeder heeft aangegeven dat zij zich aan de informatieverplichting zal houden, wat door de GI is bevestigd.
Het hof heeft geoordeeld dat de vader niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van de rechtbank wordt afgeweken. Daarom heeft het hof het verzoek van de vader tot schorsing afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de moeder, vastgesteld op € 2.228,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.