Uitspraak
1.[appellante1]
[appellante2]
[appellante3] V.O.F.
1.[geïntimeerde1]
[geïntimeerde2]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“Plaats microfoontje dan weten we het”, waarop [geïntimeerde2] schrijft:
“Ja waar vindt dat gesprek plaats. Kan zo wat regelen bij [naam2] .”Volgens [geïntimeerden] ging het hierbij om een grap, wat haar gemachtigde van destijds bevestigt. [6] [geïntimeerden] wijzen er daarbij nog op dat het de gemachtigde was die met het idee kwam en niet [geïntimeerde2] . Naar het oordeel van het hof kan, nu uit de stukken niet blijkt dat dit gesprek enig vervolg heeft gekregen, daaraan niet de betekenis worden gehecht die [appellanten] daaraan toekennen. Het feit dat de tas van [geïntimeerde2] in de ruimte is blijven staan waar het gesprek tussen [appellante1] en de vertegenwoordigers van de politie plaatsvond, duidt slechts op een mogelijkheid maar rechtvaardigt niet de conclusie dat zij de opname heeft gemaakt, nu er meer mogelijke verklaringen denkbaar zijn. In de getuigenverklaring van de gemachtigde van [geïntimeerde2] in het kader van het strafrechtelijk onderzoek staat ten slotte slechts dat het gesprek met [geïntimeerde2] na afloop van de mediation-bijeenkomst op 15 april 2015 ‘positief gestemd’ was en dat de gemachtigde verbaasd was dat hij de volgende dag een bericht van haar kreeg dat zij de mediation wilde beëindigen. Ook daaruit volgt niet eenduidig dat zij in de tussen die momenten liggende periode bekend is geraakt met de opname en bij het maken daarvan betrokken moet zijn geweest. Uit het geheel van de door [appellanten] genoemde omstandigheden kan dit laatste ook niet worden afgeleid. Andere feiten hebben [appellanten] op dit punt niet gesteld. Aan bewijslevering komt het hof daarom niet toe. Dat [geïntimeerde2] de opnames heeft gemaakt of heeft laten maken, komt dan ook niet vast te staan.
geen mededelingen aan derdenmogen worden gedaan over het verloop van de mediation en de daarbij ingenomen standpunten, gedane voorstellen en verstrekte informatie en dat
geen stukken aan derdenbekend mogen worden gemaakt die in dit kader zijn verstrekt.
“Tuchtrecht werkt niet. Spelen ook belangen”,
“Dan moeten de rotte appels onder de mediators wel worden gestraft door het tuchtrecht”,
“Tuchtrecht is blijkbaar niet onafhankelijk”). Over de inhoud van de mediation wordt daarmee echter niets gezegd en de naam van [appellante1] wordt niet genoemd. Dit levert dan ook geen schending van de geheimhoudingsplicht op.