ECLI:NL:GHARL:2022:10962
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vraag of aannemer de vader van de appellant mocht waarschuwen voor problemen met stucwerk op panelen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de appellant, die in eerste aanleg zijn vorderingen tegen de aannemer, [geïntimeerde] Timmerwerken B.V., afgewezen zag. De appellant had de aannemer in 2011 opdracht gegeven voor het plaatsen van een dakopbouw, waarbij gebruik werd gemaakt van gekleurde Cempanel-panelen. Na het aanbrengen van stucwerk op deze panelen ontstonden er gebreken, wat leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid van de aannemer. De kantonrechter oordeelde dat de gebreken het gevolg waren van het aanbrengen van stucwerk op een ongeschikte ondergrond en dat de appellant zelf had gekozen voor de panelen zonder stucwerk. De kantonrechter concludeerde verder dat de vader van de appellant, die als vertegenwoordiger optrad, door de aannemer was gewaarschuwd voor de mogelijke problemen. De appellant komt in hoger beroep en stelt dat de kantonrechter onterecht heeft geoordeeld dat de vader als vertegenwoordiger kon optreden en dat de aannemer hem had mogen waarschuwen. Het hof oordeelt dat de aannemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de vader namens de appellant handelde, gezien zijn actieve betrokkenheid bij het project. Het hof staat de appellant toe tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de vader was gewaarschuwd. De zaak wordt aangehouden voor het horen van getuigen.