Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde3] ,
1.[geïntimeerde4] ,
[geïntimeerde5] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder arrest van de Hoge Raad, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen broers en zussen over de nalatenschap van hun moeder. De appellant, die zich als 'economisch eigenaar' beschouwt, heeft investeringen gedaan in de woning die hij bewoonde, maar zijn vorderingen op basis van ongerechtvaardigde verrijking zijn afgewezen. Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de investeringen niet leiden tot een recht op schadevergoeding. De appellant had een lage huurprijs betaald voor het gebruik van de woning en heeft in de loop der jaren geen eigendom verworven. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en compenseert de proceskosten, gezien de familiale context van het geschil. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering bij claims van ongerechtvaardigde verrijking en de rol van huurbetalingen in de beoordeling van verarming en verrijking.