In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie en de draagkracht van de man. De man, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Gelderland van 15 april 2022, waarin de kinderalimentatie voor zijn twee kinderen is vastgesteld. De man stelt dat zijn inkomen onjuist is vastgesteld, wat invloed heeft op de hoogte van de kinderalimentatie. De vrouw, verweerster in hoger beroep, vraagt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep of zijn verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De procedure in eerste aanleg heeft geleid tot een beschikking waarin de man werd verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen te betalen. De man heeft in hoger beroep aanvullende gegevens over zijn inkomen overgelegd, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inkomen lager is dan door de rechtbank is vastgesteld. Het hof concludeert dat de man in staat moet worden geacht om de vastgestelde kinderalimentatie te betalen, en dat er geen reden is om af te wijken van de eerdere beslissing van de rechtbank.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.