ECLI:NL:GHARL:2022:10907

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
21-002796-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor eenvoudige belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor eenvoudige belediging van een ambtenaar. De zaak is terugverwezen door de Hoge Raad der Nederlanden na een eerdere vernietiging van het arrest van het hof. De verdachte was beschuldigd van het beledigen van een inspecteur van het Agentschap Telecom, terwijl deze zijn ambt uitoefende. De feiten vonden plaats op 22 december 2012, waarbij de verdachte de ambtenaar beledigde met de woorden 'vuile NSB-er'. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij ook andere tenlastegelegde feiten had gepleegd, en heeft de verdachte vrijgesproken van deze punten. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte de ambtenaar heeft beledigd, wat kwalificeert als eenvoudige belediging. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop van de zaak, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002796-22
Uitspraak d.d.: 19 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 17 september 2019 met parketnummer 16/05815- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2014 met parketnummer 18-083367-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te 9311 [adres] .

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 21 februari 2014 de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 10 november 2016 het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 17 september 2019 het bestreden arrest vernietigd, nu het bestreden arrest niet de door het hof gebezigde bewijsmiddelen bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden en de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teruggewezen, teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde en tot veroordeling van de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Boksem, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2012 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met openlijk geweld in vereniging tegen personen en/of goederen, en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geduwd, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik schop je poten onder de romp vandaan als je niet sneller loopt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met een over het hoofd getrokken bivakmuts schreeuwend en/of brullend op de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), afgerend en/of afgelopen en/of (vervolgens) het/een raam van die auto gelikt, en/of
- tegen de/een auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of
- met een vorkheftruck de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), opgetild en/of opgetild gehouden en/of (vervolgens) met kracht neergelaten;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2012, te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten de inspecteur bij de hoofdafdeling Toezicht van Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en/of buitengewoon opsporingsambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile NSB-er" en/of "Vuile smeerlap", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 december 2012, te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, toen de aldaar dienstdoende Inspecteurs bij de hoofdafdeling Toezicht van Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en/of buitengewo(o)n(e) opsporingsambtena(a)r(en), [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door geweld en/of bedreiging met geweld en/of een feitelijkheid, bestaande uit
- het duwen tegen en/of van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , en/of
- het die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toevoegen van de woorden: "Ik schop je poten onder de romp vandaan als je niet sneller loopt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- het met een over het hoofd getrokken bivakmuts schreeuwend en/of brullend afrennen en/of aflopen op de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), en/of (vervolgens) het likken van/aan het/een raam van die auto, en/of
- het tegen de/een auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, en/of
- het met een vorkheftruck de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), optillen en/of opgetild houden en/of (vervolgens) met kracht neerlaten van die auto, en/of
- het zich zodanig opstellen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de brievenbus van de woning [adres] kon(den) bereiken, en/of aldus die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen een rechtmatige ambtsverrichting(en), te weten het deponeren van een waarschuwingsbrief van of namens dat Agentschap Telecom in de brievenbus van die woning [adres] te deponeren, na te laten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde (mede)plegen van bedreiging heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

Het hof heeft, evenals de advocaat-generaal en de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde gekwalificeerde belediging.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte ontkend de woorden "vuile NSB-er" en/of "vuile smeerlap" te hebben gebezigd. In het verlengde hiervan heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mondelinge belediging, nu ondanks de belastende verklaringen en bevindingen in het dossier twijfel blijft bestaan over de schuld van de verdachte (‘in dubio pro reo’). Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat een uitlating die in iemands tegenwoordigheid wordt aangedaan, als beledigend moet worden beschouwd wanneer deze de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer of goede naam.
Feiten [1]
Aangever [slachtoffer 2] heeft, in hoedanigheid van inspecteur bij de hoofdafdeling Toezicht van Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en van buitengewoon opsporingsambtenaar, op 8 januari 2013 aangifte gedaan van onder andere opzettelijke belediging, gepleegd op 22 december 2012 omstreeks 14:30 uur te [plaats] . Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte van het erf werd afgeduwd met de bewoordingen ‘vuile NSB’ers’. Hierdoor voelde aangever zich in zijn eer en goede naam aangerand. [2] Nadat aangever samen met zijn collega [slachtoffer 1] was vertrokken en op een later moment samen met de politie weer terugkeerde, kwam verdachte weer op aangever aflopen en schreeuwde hij dat zij NSB’ers waren en dat ze moesten oprotten. Verdachte stak zijn vinger uit tot enkele centimeters van verdachtes gezicht en aangever hoorde verdachte roepen: ‘Vuile NSB-er. Ik had toch gezegd dat je moest oprotten. Dus, oprotten hier. Als je niet gauw oprot, zal ik ook jouw Kerst verpesten. Vuile NSB-er.’ [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij met name verdachte hoorden zeggen dat deze mannen, wijzend naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , vuile NSB-ers waren en dat zij alles moesten verpesten. Zij zagen dat verdachte nog verder naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) liep en dichtbij hen ging staan en hen indringend aankeek. Zij hoorden onder ander dat hij zei: ‘jullie zijn nog erger dan NSB-ers. Jullie moeten alles verpesten.’ Verbalisanten zagen en hoorden dat de beledigingen zoals “NSB-ers” duidelijk hoorbaar voor een ieder werden geuit door de aanwezige personen en met name door verdachte. [4]
Getuige [slachtoffer 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard “dat verdachte ons ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) voor ‘NSB-ers’ heeft uitgemaakt.” [5]
Conclusie
Het hof acht de verklaringen van de aangever [slachtoffer 2] en getuige [slachtoffer 1] in combinatie met de bevindingen van de verbalisanten betrouwbaar en ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die afgelegde verklaringen te twijfelen. Het verweer van verdachte dat hij de woorden “vuile NSB’er” niet heeft gebezigd, vindt zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en wordt dan ook verworpen.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die de woorden “vuile smeerlap” heeft gebezigd. Het hof is voorts van oordeel dat geen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meermalen op verschillende tijdstippen opzettelijk een ambtenaar heeft beledigd, te weten de inspecteur bij de hoofdafdeling Toezicht van Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en buitengewoon opsporingsambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door hem in diens tegenwoordigheid mondeling de woorden "vuile NSB-er", toe te voegen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 22 december 2012, te [plaats] , meermalen, op verschillende tijdstippen, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten de inspecteur bij de hoofdafdeling Toezicht van Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en buitengewoon opsporingsambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile NSB-er".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 22 december 2012 schuldig gemaakt aan het meermalen mondeling beledigen van een ambtenaar. Dit betreft een kwalijk feit. Verdachte heeft het slachtoffer in zijn eer en goede naam aangetast. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich buitensporig heeft gedragen richting de ambtenaar, die niets anders deed dan zijn werk uitvoeren.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld, zij het voor andersoortige feiten.
Het hof heeft gelet op straffen die ter zake van belediging plegen te worden opgelegd hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij is een geldboete van € 150,- in beginsel het vertrekpunt voor een gepleegde belediging. Voor zover het feit is begaan tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) of een andere toezichthouder, terwijl het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Gelet op het feit dat verdachte zich mondeling meermalen beledigend en grievend heeft uitgelaten jegens de ambtenaar, acht het hof in dit geval een significant hogere geldboete van € 1000,-,in beginsel passend.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter zitting van het hof naar voren zijn gekomen, waaronder zijn inmiddels geconcretiseerde toekomstplannen om naar Canada te emigreren Verdachte heeft tevens ter zitting inzicht getoond in het strafwaardige van zijn handelen destijds.
Het hof houdt in strafmitigerende zin in hoge mate rekening met het forse tijdsverloop van de zaak. Het hof constateert dat sprake is van een schending van de redelijke termijn en zal € 500,- in mindering brengen op voornoemde tot uitgangspunt genomen geldboete. Het hof zal vanwege het tijdsverloop deze boete bovendien geheel voorwaardelijk opleggen.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals bepleit door de verdediging, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van
€ 500,- met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij

In het dossier ligt een door [slachtoffer 2] ingevuld en op 11 februari 2014 ondertekend 'Schadeopgaveformulier Misdrijven voor schaderegeling en voegen in het proces'. Uit het formulier volgt dat er geen schadeposten zijn opgegeven.
Uit de inhoud van het bijgevoegde schadeonderbouwingsformulier van Slachtofferhulp Nederland volgt dat wordt verzocht een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een stempel op het formulier met daarop de datum van binnenkomst bij de rechtbank ontbreekt. Uit het proces-verbaal van de politierechter van 21 februari 2014 is op te maken dat de vordering in het geheel niet aan de orde is geweest en dat de vordering ook niet door de ter zitting aanwezige gemachtigde van de benadeelde partij ter sprake is gebracht.
Het hof overweegt dat onduidelijk is of benadeelde partij zich bij de eerste rechter rechtsgeldig heeft gevoegd in de strafprocedure.
Gelet op het bepaalde in art 421 van het Wetboek van Strafvordering brengt dat met zich dat de vordering in hoger beroep niet kan worden beoordeeld. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding om een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 19 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0031W-2012091270, gesloten en getekend op 16 juli 2013 door [verbalisant 2] , brigadier bij Basiseenheid [basiseenheid] .
2.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 januari 2013, opgemaakt op 16 januari 2013, opgenomen op pagina 4 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 januari 2013, opgemaakt op 16 januari 2013, opgenomen op pagina 6 en 7 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
4.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 december 2012, opgenomen op pagina 14 en 15 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van getuige, d.d. 14 september 2015, opgenomen op pagina 2 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .