ECLI:NL:GHARL:2022:10876

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
21-003441-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in inbraakzaak door gebrek aan bewijs en onduidelijkheid over betrokkenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor inbraak in een supermarkt en voor heling van geld dat mogelijk van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De vrijspraak is gebaseerd op het gebrek aan overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk bij de inbraak betrokken was.

Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat er kort na de inbraak een anonieme melding was gedaan aan de politie, waarin informatie over de mogelijke daders werd verstrekt. De melding kwam van een persoon die beweerde dat twee mannen, waaronder de verdachte, betrokken waren bij de inbraak. Echter, uit camerabeelden bleek dat er slechts twee personen in de supermarkt aanwezig waren tijdens de inbraak, terwijl er meerdere verdachten konden worden aangewezen. Dit leidde tot onduidelijkheid over de feitelijke samenstelling van het inbrekersduo.

Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte en zijn medeverdachte daadwerkelijk bij de inbraak betrokken waren. Bovendien kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat het geld dat onder de verdachte was aangetroffen, afkomstig was van een misdrijf. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de teruggave van het in beslag genomen geld gelast, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit te behouden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003441-18
Uitspraak d.d.: 16 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2018 met parketnummer 18-730312-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring en veroordeling van verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S.J.F. van Merm, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 september 2015 en 28 september 2015 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand, (gelegen aan of bij [straat 1] (1), aldaar), heeft weggenomen (uit een kluis) een (grote) hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) 23.400,= euro) en/of meerdere kassaladen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [supermarkt] [plaats] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij in of omstreeks de periode bevattende de dagen 27 september 2015 en 28 september 2015 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , en/of [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid geld, te weten (ongeveer) 23.400 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen geld betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Op zondag 28 september 2015 om 07:10 uur wordt aangifte gedaan van een inbraak bij supermarkt [supermarkt] te [plaats] . Blijkens de aangifte zijn de daders door het dak het winkelbedrijf binnen gekomen waarbij ze boven de meterkast uitkwamen. In de meterkast hebben ze vervolgens het alarm onklaar gemaakt. Hierna zijn de daders onder andere naar de kluisruimte gegaan. Hier hebben ze de kluis door middel van een snijapparaat geforceerd waarna uit de kluis € 23.400,- is weggenomen. Op grond van de uitgekeken camerabeelden kan worden vastgesteld dat twee personen hierbij betrokken waren.
Kort na de aangifte, te weten diezelfde dag om 8:24 uur, ontvangt de politie een anonieme melding. De anonieme melder vertelt dat hij is gebeld door twee kennissen. Deze kennissen, twee mannen, wilden bij hem thuis geld gaan tellen. Dit geld hadden ze volgens de melder buitgemaakt bij een inbraak in een [supermarkt] . De melder weet voorts te vertellen dat deze beide mannen via het dak de [supermarkt] zijn binnengegaan waarbij ze boven de meterkast uitkwamen. De melder vertelt dat het gaat om de personen [verdachte] en [medeverdachte] . Ze rijden in een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] . Deze auto zou op naam staan van [verdachte] . De melder weet niet waar deze twee mannen zich op het moment van bellen exact bevinden. Op zijn verzoek wordt de melder om 08:45 uur door de meldkamer teruggebeld. De melder weet dan te vertellen dat deze beide mannen 10 minuten later in [plaats] zullen zijn. In de buurt van [straat 2] waar [verdachte] woont. [verdachte] woont om de hoek bij zijn ouders.
De politie vindt de Volkswagen Golf geparkeerd aan [straat 3] voor de woning van de ouders van [verdachte] . Deze auto wordt daarna rond 09:26 uur staande gehouden.
De inzittenden van deze Volkswagen Golf blijken te zijn [verdachte] en [medeverdachte] . In de auto wordt onder andere ruim € 6.500,- aan contant geld aangetroffen in verschillende coupures, waaronder rollen muntgeld die soortgelijk zijn aan de rollen muntgeld die ontvreemd zijn bij de [supermarkt] en er wordt een navigatiesysteem aangetroffen dat een parkeerlocatie aangeeft op enkele honderden meters van de [supermarkt] in [plaats] .
Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de inbraak in de [supermarkt] te [plaats] .
Gezien de tip van de anonieme melder, het aantreffen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de auto zoals omschreven door de melder, het aantreffen van een grote hoeveelheid geld in de auto en het navigatiesysteem zou de conclusie kunnen worden getrokken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij deze inbraak betrokken zijn geweest.
Echter, nu er kort na de inbraak door de anonieme melder naar de politie is gebeld met daderinformatie en uit onderzoek is gebleken dat de telefoon waarmee deze anonieme melding is gedaan op 28 september 2015 tussen 06:41 uur en 06:51 uur telefoonmasten heeft aangestraald bij [plaats] en [plaats] , plaatsen die liggen in [provincie] op de route van [plaats] naar [plaats] (de plaats waar de telefoon om 08:24 uur een mast aanstraalde) kan bepaald niet worden uitgesloten dat deze anonieme melder en mogelijk nog anderen personen ook betrokken zijn geweest bij de inbraak.
Omdat uit de camerabeelden blijkt dat er tijdens de inbraak slechts twee personen in de [supermarkt] zijn geweest en er thans tenminste drie mogelijke verdachten kunnen worden aangewezen is het niet duidelijk wat de feitelijke samenstelling van het inbrekers duo is geweest. Het hof overweegt dat de beelden onvoldoende aanknopingspunten geven voor een herkenning van verdachte.
Hierdoor is naar het oordeel van het hof onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte en/of de medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk bij de inbraak in de [supermarkt] betrokken zijn geweest dan wel waaruit die betrokkenheid heeft bestaan.
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich tezamen met een ander als medepleger schuldig heeft gemaakt aan deze inbraak, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof zal verdachte ook vrij spreken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat uit de resultaten van onderzoek niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat het geld dat onder verdachte in beslag is genomen van enig misdrijf afkomstig is.

Beslag

Blijkens het dossier is er onder verdachte een geldbedrag in beslag genomen ter waarde van € 7.827,68, te weten € 1.265,- tijdens zijn fouillering en € 6.562,68 in zijn auto.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal het hof de teruggave gelasten van dit bedrag. Het hof merkt hierbij op dat er blijkens de stukken ook conservatoir beslag is gelegd op dit geld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, ter waarde van € 7.827,68.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 16 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Kole voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.