Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000590-22
Uitspraak d.d.: 20 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 3 februari 2022 met parketnummer 16-042404-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 16-100560-19 en 16-042488-19, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [adres 1] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van 3 februari 2022 door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens – kort gezegd – bezit van en handel in wapens en munitie, schuldheling en bezit van hasjiesj. De vorderingen tot tenuitvoerlegging zijn afgewezen en de rechtbank heeft beslissingen genomen op het beslag.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd en het hof tot een andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie en tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. Wel zal het hof bij een groot deel van de bewijsoverwegingen van de rechtbank aansluiten.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 mei 2020 tot en met 26 mei 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of III en/of IV van de Wet wapens en munitie, te weten (onder meer) (een) vuurwapen(s) in de vorm van een pistool (merk/model [merk pistool] ) inclusief patroonmagazijn en/of een of meer patronen (scherpe patronen kaliber .22) van categorie III, althans een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of III en/of IV van de Wet Wapens en Munitie heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, van het verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of een gewoonte heeft gemaakt.
2.
hij, op of omstreeks 26 mei 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een goed, te weten zes, althans meerdere, plastic kaarten op naam van [aangever] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
3.
hij, op of omstreeks 26 mei 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland, aanwezig heeft gehad ongeveer 13,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte voor alle drie de ten laste gelegde feiten te veroordelen.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft het vonnis gebaseerd op de juiste bewijsmiddelen, hieruit blijkt dat verdachte zeer frequent in wapens heeft gehandeld vanaf mei 2020. De verklaring van verdachte dat er in de berichten sprake was van grootspraak is niet aannemelijk en wordt weerlegd door de overige bewijsmiddelen. Verdachte is terecht vrijgesproken van het medeplegen. Er is sprake van beroep/gewoonte gelet op de duur en frequentie. Verdachte had het oogmerk om het feit telkens te herhalen. Dit volgt reeds uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.
Voor wat betreft feit 2 en 3 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat bewezenverklaring volgt, conform het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard dat de pseudokoop klopt, maar dat dit het enige wapen is dat hij heeft overgedragen. Het klopt ook dat hij eerder wapens voorhanden heeft gehad, maar dit betroffen niet bewerkte alarmpistolen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Primair heeft hij betoogd dat het feit bewezen kan worden, maar enkel op basis van één pseudokoop en de aanwezigheid van alarmpistolen. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs dat verdachte vaker wapens heeft overgedragen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de periode ingekort moet worden met als minimaal startpunt eind augustus 2020. Ten aanzien van de hoeveelheid verhandelde wapens heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat tijdens het gesprek zoals weergegeven op pagina 208 van het dossier sprake is van grootspraak door verdachte. Dit wordt ook bevestigd door getuige [getuige] . Ook kan dat ene gesprek geen uitgangspunt zijn voor de gehele periode. Bovendien is uit de observaties niet gebleken dat verdachte wapens heeft overgedragen. Ook uit de gesprekken die verdachte voerde kan niet afgeleid worden dat wapens zijn overgedragen. Verdachte heeft verklaard dat zijn Snapchataccount ook door anderen wordt gebruikt. Tot slot worden foto’s die overduidelijk niet van cliënt zijn – bijvoorbeeld met dollarbiljetten – ten onrechte wel aan hem toegeschreven.
Ten aanzien van het een beroep of gewoonte maken van wapenhandel en het medeplegen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden.
Voor wat betreft feit 2 en 3 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Het hof sluit zich aan bij de bewijsoverwegingen en de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen. Deze zullen hieronder cursief worden opgenomen.
Na de bewijsoverwegingen van de rechtbank over feit 1 voegt het hof nog een overweging toe ten aanzien van het eerst in hoger beroep ten laste gelegde beroep of gewoonte maken van feit 1 en tot welke conclusie het hof dat brengt voor feit 1. Daarna worden de bewijsoverwegingen van de rechtbank over feit 2 en 3 weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
Proces-verbaal pseudokoop (1)
Ik, verbalisant, had de opdracht via Snapchat contact te leggen met de verdachte en een afspraak te maken voor het doen van een pseudokoop.
Op 24 mei 2021 heb ik de Snapchat gebruikersnaam [snapchataccountnamen] toegevoegd. Ik zag dat hij de volgende foto's op zijn tijdslijn had gedeeld: ‘1800 met gadgets wil je zonder 1200 Lazer lamp alles er op en er aan’.Ik reageerde op de foto’s. Zie hieronder de berichtenwisseling tussen mij en [snapchataccountnamen] :
Ik: ‘Heb je niets ligge’
[snapchataccountnamen] : ‘Nu op het moment leeg ga nu die laatste weg doen bradda’.
Proces-verbaal pseudokoop (2)
[snapchataccountnamen] : ‘Wil je geen orgi toevallig’.
Ik: ‘Orgi is beter bro, wat heb je en kost’.
[snapchataccountnamen] : ‘35’
Ik: ‘35 barki?’
[snapchataccountnamen] : ‘Ja’
Ik: ‘Wat voor een’
[snapchataccountnamen] stuurt een foto
Ik: ‘Waar afspreken’
[snapchataccountnamen] : ‘ [plaats] ’.
[snapchataccountnamen] : ‘5 uur’ ‘ [winkel] [locatie] ’.
Op 26 mei 2021 omstreeks 17.20 uur bevond ik mij, samen met een collega, op de locatie [locatie] . Ik zag ter hoogte van de [winkel] een man lopen. Ik herkende de man als zijnde [verdachte] . Hij kwam in onze richting lopen. Wij gaven elkaar een hand waarna ik hem hoorde zeggen dat hij twee minuten nodig had om ‘het’ op te gaan halen. Ongeveer vijf minuten later zag ik dat hij terug kwam lopen met een blauwkleurige Albert Heijn tas in zijn hand. Ik hoorde hem vragen of ik een rondje met hem wilde lopen. Hij gaf aan dat hij het geld even wilde zien. Na het zien van het geld liepen wij richting een rustig deel van de parkeerplaats. Hij vertelde dat hij geen snoep verkocht en daarom heel voorzichtig te werk ging. Hij vertelde dat hij in [woonplaats] woonde. Hij gaf de tas aan mij. Ik pakte de tas over en keek erin. Ik zag dat er in de tas een zwart kunststof kistje zat. Ik zag dat er in het kistje een zwartkleurig handvuurwapen en veel patronen van kaliber .22 lagen. Ik herkende het vuurwapen als het vuurwapen afgebeeld op de foto die mij eerder per snapchat werd getoond. Ik overhandigde [verdachte] een geldbedrag van in totaal 3500 in briefjes van 50 euro.
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek vuurwapen)
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen is door mij, verbalisant (Team Forensische Opsporing, Wapens Munitie Explosieven), het volgende bevonden.
1. Wapen: vuurwapen, pistool (foto's 1 t/m 6)
Categorie: III sub I
Merk [merk pistool] , kaliber .22LR.
Indien dit vuurwapen onbevoegd voorhanden wordt gehouden:
Verbodsartikel: Artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: Artikel 55 lid 3a WWM
Dit pistool betreft een semi-automatisch vuurwapen dat beschikt over een single- en double action afvuursysteem.
2. Munitie: 50 scherpe patronen (foto's 7 t/m 9)
Categorie: III
Indien de patronen onbevoegd voorhanden worden gehouden:
Verbodsartikel: Artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: Artikel 55 lid 1 WWM.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2/vuurwapenhandel]
Ik bestelde alarmpistolen. [merk alarmpistolen] .
Voor het ombouwen had ik een kolomboor. Ik boorde een gat in de loop. De kogeltjes drukte ik bij elkaar met een bankschroef.
Snapchat met [snapchataccountnamen] ( [snapchataccountnamen] )?
Dat is een jongen uit [woonplaats] . Hij heeft er af en toe eentje bij me gehaald. Of twee.
Hij verkoopt ze ook. Ik heb hem ongeveer half juni 2020 wapens verkocht. Volgens mij verkoopt hij ze pas als hij een klant heeft. Je kunt er een paar keer mee schieten en dan lopen ze vast.
[accountnaam] is mijn account.
Proces-verbaal van bevindingen (telefonisch verhoor [verdachte 2/vuurwapenhandel] )
Op 22 september 2021 sprak ik, verbalisant, [verdachte 2/vuurwapenhandel] telefonisch. Ik heb hem uitgelegd dat ik onderzoek deed met betrekking tot wapenhandel door een verdachte die woonachtig is in [plaats] . [verdachte 2/vuurwapenhandel] verklaarde mij dat hij wel wist om wie het dan ging, namelijk een persoon die hij kende onder de snapchatnaam [snapchataccountnamen] en dat zijn roepnaam [verdachte] was.
(iPhone 7 plus)
Proces-verbaal van bevindingen (deelonderzoek iPhone 7 [verdachte] )
Op de iPhone 7 plus (telefoonnummer [mobiel tel.nr] ) die bij verdachte in beslag is genomen is het volgende gevonden:
Op 22 mei 2020 chatgesprek met ‘ [betrokkene A] ’:
[betrokkene A] : ‘Normale lady killer is automaat’
Ik: ‘.. als ik zeg kan niet terug gebracht worde want hij doet Gwn enso en je later pas zegt tegen je neef is deze ding … Je wou deze Je kreeg deze Nieuw’.
Op 24 mei 2020, foto 47:
Screenshot van een chatgesprek tussen ‘ [accountnaam] ’ en ‘ik’:
Ik: ‘Niffo it morgen voor die gannoes enso’
[accountnaam] : ‘Ik moet kijken of ik ze morgen heb want is veel vetraging’
Ik: ‘Wanneer denkje (..) Heb klanten toch ze zeide al eerder Ewa k zij maandag nu moet ik weer zegge later snapje’.
Op 25 mei 2020, foto 48:
Screenshot van een chatgesprek tussen ' [accountnaam] ' en 'ik'.
[accountnaam] : ‘Die dingen Zijn Omw Naar me (..) Dus heb ze vandaag all misschien kan ik vnv all boren’.
Op 5 juni 2020, foto 30:
Fragment waarin een man te zien is die een selfie maakt. Hij heeft twee vuurwapens vast en draagt een zwarte handschoen. Onder de selfie staat de tekst: 'Haal je laddykillers man'. Opmerking: de wijkagent herkent deze man als zijnde [verdachte] .
Op 9 juni 2020, foto 51 t/m 53:
Screenshots van chatgesprekken tussen ‘ [betrokkene B] ’ en ‘ik’.
[betrokkene B] : ‘Heb ze allemaal geprobeerd Als ik hem doorlaat Blijft die haken Begrijp je’.
Ik: ‘Over die gannoe’
[betrokkene C] : ‘Ik moet ff kijken voor andere ballas’.
Op 18 mei 2021, foto 19 en 20:
Twee fragmenten waarin twee verschillende personen te zien zijn die een vuurwapen vast hebben en een schot lossen.
Opmerking: de wijkagent herkende de persoon op foto 19 als zijnde [verdachte] .
Op 25 mei 2021, foto 46:
Afbeelding van een vuurwapen. Dit vuurwapen komt overeen met welke door [snapchataccountnamen] aangeboden werd aan de pseudokoper.
Proces-verbaal van bevindingen (deelonderzoek chats iPhone 7 [verdachte] )
Op de iPhone 7 plus die bij verdachte in beslag is genomen is het volgende gevonden:
Op 19 augustus 2020:
NN: ‘Ik zie je heb een omgebouwde liggen’ ‘Heb je ermee geschoten?’
[account Telegram] : ‘650’ ‘Ja 1x test’
Op 11 september 2020:
NN: ‘Heb je meer wapens’
[account Telegram] : ‘Nu alleen dees’
NN: ‘Wat voor wapens kun je aan komen’
[account Telegram] : ‘Van alles’
NN: ‘Ak47?’ ‘En hoeveel gaat dat ongeveer per stuk kosten’
[account Telegram] : ‘2700’
Op 16 september 2020:
[account Telegram] : ‘Bro gooi me in die only weapen heb veel gannoes’ ‘Te koop’
[account Telegram] : ‘Orgi laddykiller.6mm 1250 meld snel voor je protec’
Op 12 december 2020:
[accountnaam 2] : ‘Die kleine met demper hoeveel kost hij’
[account Telegram] : ‘14’
Op 6 juli 2020:
[betrokkene D] : ‘Gooi snapp neffo’
[account Telegram] : ‘ [snapchataccountnamen] ’.
(iPhone 11)
Proces-verbaal van bevindingen (iPhone 11 uitgewerkt)
Op 26 mei 2021 werd onder verdachte een iPhone 11 in beslaggenomen die was aangetroffen in de woning.
Apple ID: [apple id] . Ik, verbalisant, zag dat er 11 gebruikersaccounts aanwezig waren. Ik zag de volgende chats gerelateerd aan de onderzoeksvragen:
Gesprek 6 op 15 mei 2021:
Onbekend: ‘3k’ ‘Voor een skorp’
Opmerking verbalisant: Skorpion is een doorgaans semi- of vol automatisch vuurwapen.
Gesprek 66 op 14 mei 2021:
Onbekend: ‘Ladykillers die je hbt’
Opmerking verbalisant: ladykiller is een klein kaliber handvuurwapen.
Gesprek 114 op 3 mei 2021:
Owner: ‘Is gwn ombouw originele loop’
Proces-verbaal van bevindingen (chatbericht vuurwapenhandel)
In de mobiele telefoon die onder [verdachte 2/vuurwapenhandel] in beslag werd genomen werd een chatbericht aangetroffen tussen [accountnaam] (owner) en [snapchataccountnamen] .
Op 25 augustus 2020:
[snapchataccountnamen] : 'Eey bro die ding haakt en shit man hoe kan je me elke x die chaos dinge geven man' 'Ben trouwen klant en je geeft me telkens die gare dingetje die vast lopen enso'.
Proces-verbaal van bevindingen (uitwerking tapgesprek)
Gesprek op 25 februari 2021 tussen [mobiel tel.nr] (N) en nummer [mobiel tel.nr] ( [mobiel tel.nr] , vermoedelijk verdachte: [verdachte] ):
N: Ja over die pijp via Snap
[verdachte] : Ja toch, welke welke die
N: Over die kleine
N: Kankerzooi, kan je het vandaag nog regelen
[verdachte] : Ik laat het zo weten, het is niet zeker
N: Als je het vandaag kan doen kom ik hem zo halen, handje contantje
[verdachte] : Komt goed.
Proces-verbaal van bevindingen (tapgesprek sessie [mobiel tel.nr] )
Gesprek op 27 maart 2021 tussen nummer [mobiel tel.nr] , welke in gebruik is bij [verdachte] en [mobiel tel.nr] ten name van [verdachte 2/vuurwapenhandel] .
[mobiel tel.nr] : Wie is dit
[mobiel tel.nr] : [bijnaam verdachte] ey [bijnaam verdachte]
[mobiel tel.nr] : Wie
[mobiel tel.nr] : Ey [bijnaam verdachte] (fon) kom op man
[mobiel tel.nr] : oh jaa
[mobiel tel.nr] : luister he ben je al klaar met die ding of nog steeds niet?
[mobiel tel.nr] : Nee broer gisteren waren we misschien 2 uurtjes heen, zo'n ding heb je echt niet in twee uurtjes af.
[mobiel tel.nr] : Wauw hoelang dan bro ik hem klanten man kom op
[mobiel tel.nr] : Zo'n ding gaat sowieso 4 tot 6 uur kosten
[mobiel tel.nr] : Oke is het dan morgen ook klaar? Dan ga ik het morgen ophalen begrijp je wat ik bedoel.
[mobiel tel.nr] : Dat weet ik niet, want ik ga morgen eerst kijken hoe alles werkt nog en shit. Ik ben nog bezig met dat ding (..)
[mobiel tel.nr] : Ja bro kom op zeg je bent meester boorder van [plaats] jo pik jo. (..)
[mobiel tel.nr] : Ewa regel dat even man het duurt mij te lang man, nu moet ik NTV naar zo'n [plaats] gaan. (..)
Proces-verbaal van bevindingen (tapgesprekken sessie [mobiel tel.nr] en [mobiel tel.nr] )
Gesprek gevoerd op 3 april 2021 tussen [mobiel tel.nr] ( [betrokkene E] ) en [mobiel tel.nr] , in gebruik bij [verdachte] .
Opmerking verbalisant: gannoe betekent pistool.
[mobiel tel.nr] : Oke, ja en hoe is dat gebeurt dan, waarom reed je zo hard en wat deed je daar op die weg daar.
[mobiel tel.nr] : Ja terug naar huis, ik was eerst [plaats] had ik die dinges gehaald, ben ik naar [plaats] gegaan voor die gannoe zeg maar verkopen.
[mobiel tel.nr] : Dus ik pak hem gewoon en dan kan ik later betalen en dat scheelt mij weer zo 100 euro gewoon je weet toch. Deze heb ik op zich best wel goed gepakt hoor, zo 150 euro.
[mobiel tel.nr] : Maar waar hebben we het over?
[mobiel tel.nr] : Over die gannoe toch, maar ik heb hier nu 1000, 1050 ewa.
[mobiel tel.nr] : (..) maar wat deed jij in [plaats] dan?
[mobiel tel.nr] : Die gannoe verkopen, dat heb ik toch gezegd.
Proces-verbaal van bevindingen (stemherkenning en tapgesprekken)
Gesprek gevoerd op 13 mei 2021 tussen nummer [mobiel tel.nr] ( [betrokkene F] ) en [mobiel tel.nr] (verdachte, beller noemt zichzelf [verdachte] en telefoon straalde uit op de mast [mast] te [plaats] )
Sessienummer 10655 op 13 mei 2021:
[verdachte] : Hey bro, G 17 ga je nooit voor 12 barkies krijgen niffo. Ik kan het nu regelen voor je maar dan moetje 45 barkies betalen, kijk maar.
N: Ikke contact jou zo ja.
[verdachte] : Niffo deze, kijk op mijn verhaal. Deze knalt door ijzer heen alles neef, whollah. (..)
N: Yoo ik vroeg om die G.
[verdachte] : Nee niffo der is geen g'tje begrijp je. Ik heb deze [merk pistool] , deze zijn gruwelijk he neef. (..) Als je deze whollah, gisteren iemand ehh had hem gekocht van mij. Eindstand hij wou hem testen pap pap. Hij test hij knalt in zijn auto. Whollah hij is door de auto heen gegaan. Begrijp je?
N: Ja toch maar die G is nodig toch.
[verdachte] : Ja maar G 17 niffo ga je 45 barkies neerleggen?
N: 45?
[verdachte] : Ja dan ga ik nu bellen voor je.
N: Moeilijk man.
[verdachte] : Ewa daarom dat is die ding of pak deze [merk pistool] dan heb je hem gelijk. Dan heb je hem over een uurtje ongeveer. Dan ehh ben je maar 12 barkies kwijt. Snap je? Je moet zo denken of je betaalt 12 barkies en je hebt hetzelfde effect of je betaalt 45 barkies alleen voor de naam.
Sessienummer [nummer] :
[verdachte] : Yoo, wil je die ding nog of niet? Want die gast is al onderweg naar hier.
[verdachte] : (..) maar ehh maar niet denken dat je een glock nog ergens anders kan vinden voor ehh goedkoop snap je?
Proces-verbaal van bevindingen (tapgesprek sessie [mobiel tel.nr] )
Gesprek gevoerd op 26 mei 2021 tussen [mobiel tel.nr] en [mobiel tel.nr] ( [verdachte] ):
[mobiel tel.nr] : (..) hoe laat ga je morgen werken
[verdachte] : Weet niet, ik moet morgen wachten tot [plaats] klaar is met die gannoes dan kan ik opbellen en dan kom maar richting eh [plaats] je weet toch, die dingen hier ophalen
[mobiel tel.nr] : Waar haalt [plaats] het?
[verdachte] : Via mijn connect in [land] toch begrijp je ? Moet ik klaar leggen en foto's maken want die levering komt morgen begrijp je wat ik bedoel (..)
[mobiel tel.nr] : Voor hoeveel verkoop je het
[verdachte] : Verschil, glock versie die zijn voor 12 barkie's als het hoofd echt (ntv) dan voor doezoe, je weet toch ik moet de goedkoopste op de markt zijn begrijp je
[mobiel tel.nr] : Voor hoeveel koop jij het dan?
[verdachte] : Ik koop ze voor die glock ongeveer voor 6 en die andere die schiet filmpje die koop ik in voor 8
[verdachte] : (..) het is niet veel geld met die gannoes je weet toch snap je ik doe ongeveer sowieso 8 gannoes in een week weg, ik pak ongeveer 3,4 barkie's op een gannoe en dat delen door 2 dat is ongeveer 200, 150 euro dat keer 8.
Bewijsoverwegingen
Handel
Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat het niet gaat om slechts een eenmalige verkoop van één wapen, die toevallig door de politie is onderschept (de pseudokoop). Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende langere tijd bezig is geweest met het kopen en verkopen van wapens. Hij heeft een speciaal Snapchataccount dat hij gebruikt voor het plaatsen van foto’s van wapens en hij communiceert op verschillende manieren met andere kopers en verkopers. Daarin wordt gesproken over verschillende merken en modellen en de al dan niet aanwezigheid van gadgets daarbij. Er worden prijzen genoemd en hij heeft foto’s en filmpjes op zijn telefoon waarin hij het wapen en/of de werking laat zien en daarover vertelt. Uit de bewijsmiddelen komt het beeld naar voren dat hij hier vaak mee bezig is, in ieder geval meerdere keren per maand.
Ter terechtzitting heeft verdachte gesteld dat veel foto’s/filmpjes/chatberichten moeten worden gezien als grootspraak, hij wilde slechts indruk maken op vrouwen. De rechtbank acht dit niet aannemelijk. De vrouwen die hij spreekt, willen dat hij stopt of waarschuwen hem juist. Daarnaast duiden de hoeveelheid telefoonnummers, de gebruikersaccounts, de vele chats en berichten over de aan- en verkoop met diverse onbekenden erop dat hij serieus bezig was met de handel. Ook blijkt uit de chats dat hij toegevoegd wilde worden bij een groep op Telegram ( [naam 2] ) waarin alleen in vuurwapens mag worden gehandeld (pagina 511 van het dossier).
Periode
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet de gehele ten laste gelegde periode kan worden bewezen, omdat verdachte van 12 juni tot en met 29 juni gedetineerd heeft gezeten en hij daarna in een zodanig strak regime van reclasseringstoezicht zat dat hij zich toen niet bezig heeft kunnen houden met de handel in wapens dan wel het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in ieder geval vanaf 24 mei 2020 (er zijn aanwijzingen dat dit al eerder was) bezig is geweest met de handel in wapens en munitie. Dat verdachte mogelijk enkele weken niet actief is geweest omdat hij gedetineerd zat of een enkelband droeg, maakt voor de bewezenverklaring niet uit, nu het gaat om handelingen in, oftewel gedurende, die periode. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden. Overigens volgt uit de bewijsmiddelen dat hij ook tijdens zijn enkelband periode niet stil heeft gezeten.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ‘tezamen en in vereniging met (een) ander(en)’ handelde. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en iemand anders als het gaat om de handel of het voorhanden hebben. De rol van medeverdachte [medeverdachte] is niet substantieel genoeg. Andere in het dossier voorkomende personen, met name [verdachte 2/vuurwapenhandel] , lijken meer zelfstandige verkopers van wapens te zijn die (ook) los van verdachte opereerden. De rechtbank zal verdachte dan ook op dit punt van de tenlastelegging vrijspreken.
Verweer verdediging: account [snapchataccountnamen]
Ter terechtzitting heeft de verdediging gesteld dat er meer gebruikers waren van het account [snapchataccountnamen] / [snapchataccountnamen] , zodat niet alles aan verdachte kan worden toegeschreven. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op de iPhone 7 die onder verdachte in beslag is genomen, staan de gebruikersaccounts [snapchataccountnamen] / [snapchataccountnamen] (Snapchat) en [account Telegram] (Telegram) (zie pagina 293 van het dossier). Op de iPhone 11 die onder verdachte in beslag is genomen, staat als ID: [apple id]en als Device Name: iPhone van [device naam] (zie pagina 304 van het dossier). De namen [device naam] en [snapchataccountnamen] verwijzen ook naar verdachte zelf. In telefoongesprekken noemt hij zichzelf ook ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [device naam] ’ en hij verwijst ook alleen naar zichzelf (check ‘mijn verhaal’). Verdachte heeft meerdere telefoonnummers (hij verandert om de paar dagen van nummer omdat hij niet traceerbaar wil zijn, pagina 202 van het dossier) en uit politieonderzoek volgt dat hij (alleen) de gebruiker is van die telefoonnummers ( [mobiel tel.nr] en [mobiel tel.nr] , pagina 139 t/m 141 van het dossier en [mobiel tel.nr] , pagina 142 van het dossier). Uit onderzoek in de politiesystemen volgt dat de vermoedelijke gebruiker van het snapchataccount [snapchataccountnamen] [verdachte] is (pagina 61 van het dossier). Voorts heeft [verdachte 2/vuurwapenhandel] verklaard dat ‘ [snapchataccountnamen] ’ een jongen uit [woonplaats] betreft. Dat er meerdere gebruikers zouden zijn van de accounts [snapchataccountnamen] is dan ook niet aannemelijk geworden.
Het hof stelt voorop dat het bij ‘beroep’ gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag of om in het onderhoud te voorzien te begaan. Van belang is het vaste voornemen, dus het oogmerk, hetzelfde feit vaker te begaan met het oog op financieel gewin. Het kenmerkende van de gewoonte ligt daarentegen in de feitelijke herhaling.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte van het handelen in wapens een gewoonte gemaakt. In de bewijsmiddelen ligt naar het oordeel van het hof besloten dat verdachte gedurende een periode van een jaar zeer regelmatig wapens voorhanden heeft gehad en hierin heeft gehandeld, zodat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde, behalve het bestanddeel medeplegen.
Ten aanzien van feit 2
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming
Op 26 mei 2021 werd de woning van verdachte ( [adres 1] ) doorzocht. Hierbij werden (in de slaapkamer van verdachte) onder meer geldbedragen, verdovende middelen en 8 plastic kaartjes, waarvan 6 op naam van [aangever] , in beslag genomen.
Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever]
Tijdens onze vakantie in 2019 is er ingebroken in onze woning waarbij diverse goederen zijn weggenomen. Mijn moeder, [moeder aangever] , heeft hiervan aangifte gedaan. Alle door u getoonde goederen: een Nederlands rijbewijs, een European Health Insurance Card, twee collegekaarten, een identiteitskaart en een ABN-AMRO betaalpas - allen op mijn naam - herken ik als mijn eigendom. Deze zijn bij de inbraak weggenomen.
Procesverbaal aangifte van [moeder aangever]
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning aan de [adres 2] in juli of augustus 2019 tijdens mijn vakantie.
Bewijsoverweging en conclusie
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde, te weten schuldheling. Gelet op de aard van de goederen (pasjes op naam van iemand anders) had verdachte redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze goederen van een misdrijf afkomstig waren.
Ten aanzien van feit 3
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming
Op 26 mei 2021 werd de woning van verdachte ( [adres 1] ) doorzocht. Hierbij werd onder meer (in de slaapkamer van verdachte) in beslag genomen:
- 1 blokje hasj.
Proces-verbaal van bevindingen testen verdovende middelen
Ik, verbalisant, heb de tijdens de doorzoeking op [adres 1] aangetroffen verdovende middelen getest. Middels de cannabistester en de weegschaal heb ik het volgende getest: 1 blok hasj.
Gewicht: 13,96 gram
Echtheid: positief.
Bewijsoverweging en conclusie
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten het aanwezig hebben van softdrugs.
Bewezenverklaring
Door de hiervoor weergegeven wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij,
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 24 mei 2020 tot en met 26 mei 2021
te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , in elk gevalin Nederland
, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een of meerwapen
(s
)en
/ofmunitie van categorie II en/of III
en/of IVvan de Wet wapens en munitie, te weten
(onder meer
) (een) vuurwapen
(s)in de vorm van een pistool (merk/model [merk pistool] ) inclusief patroonmagazijn en
/of een of meerpatronen (scherpe patronen kaliber .22) van categorie III
, althans een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of III en/of IV van de Wet Wapens en Munitieheeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, van het verhandelen van wapens en
/ofmunitie een
beroep of eengewoonte heeft gemaakt.
2.
hij, op
of omstreeks26 mei 2021 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland, een goed, te wetenzes,
althans meerdere,plastic kaarten op naam van [aangever] heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dit/deze goed
(eren
) wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof
(fen
);.
3.
hij, op
of omstreeks26 mei 2021 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,aanwezig heeft gehad ongeveer 13,96 gram,
in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 en 31 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen van wapens en munitie een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Hij heeft deze strafeis – kort en zakelijk weergegeven – als volgt gemotiveerd. Wapenbezit en -gebruik neemt steeds verder toe, het leidt tot grof geweld en ontwrichting van de samenleving. Wapenhandelaars zoals verdachte hebben hierin een belangrijke rol en faciliteren de vervolgmisdrijven, zoals liquidaties. De maatschappij eist in dit soort zaken een harde aanpak. Indien wordt uitgegaan van het (ontnemings)vonnis van de rechtbank zou verdachte in de tenlastegelegde periode minimaal 48 wapens hebben verhandeld. Dit is een gigantische hoeveelheid. Volgens de OM-richtlijnen is een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden per verhandeld wapen passend. Strafverzwarend is dat verdachte ook de bijbehorende munitie heeft verstrekt en daarmee een schietklaar product heeft geleverd. Er zijn geen omstandigheden op basis waarvan niet van het strafmaximum van artikel 55, lid 4 van de Wet wapens en munitie uitgegaan moet worden.
De raadsman heeft op basis van soortgelijke strafzaken, de veel beperktere hoeveelheid wapens die verdachte verhandeld zou hebben dan de hoeveelheid waar het openbaar ministerie vanuit gaat en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd dat de strafeis van de advocaat-generaal alles behalve passend is. De raadsman heeft aangevoerd dat – indien wordt uitgegaan van het vonnis – de straf zoals is opgelegd door de rechtbank passend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Hierin ziet het hof redenen om verdachte te veroordelen tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft er gedurende een periode van een jaar een gewoonte van gemaakt om te handelen in verschillende soorten wapens en munitie en deze wapens voorhanden te hebben. Verdachte heeft hiermee een grote bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden van schietklare vuurwapens in de samenleving. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij. Vuurwapens worden immers gebruikt om te dreigen, af te persen, te verwonden en mensen te doden. Uit de dagelijkse actualiteit blijkt ook hoe groot de problematiek hieromtrent is en voor hoeveel onrust het in de samenleving zorgt. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij. Hij heeft op geen enkel moment laten blijken dat hij in de bewezenverklaarde periode had willen stoppen met de wapenhandel. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk en rekent hem het bewezen verklaarde feit 1 dan ook zwaar aan. Noch bij de rechtbank noch in hoger beroep heeft verdachte laten blijken dat hij begrijpt hoe ernstig de feiten zijn die hij heeft gepleegd, dit baart het hof zorgen.
Het hof ziet net als de rechtbank geen aanleiding om in strafverminderende zin rekening te houden met de omstandigheid dat sprake was van een pseudokoop (en verdachte zich uitgelokt zou voelen). Immers, uit het dossier volgt dat verdachte reeds een vermoeden had dat het om politie ging en toch heeft hij willens en wetens de verkoop doorgezet. Daarbij komt dat uit het dossier volgt dat verdachte zich al langere tijd bezig hield met de koop en verkoop van wapens, de pseudokoop op 26 mei 2021 was slechts het sluitstuk in een langer lopend onderzoek tegen verdachte.
Daarnaast heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan schuldheling en het aanwezig hebben van hasjies.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten die gelden ter zake van het voorhanden hebben of overdragen van wapens en munitie van categorie II en III en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alleen al voor het voorhanden hebben of overdragen van het wapen zoals door verdachte is overgedragen bij de pseudokoop is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend. Het hof gaat ervan uit dat verdachte gedurende de periode van een jaar een grote hoeveelheid wapens heeft verhandeld. Daarnaast wordt ook nog meegewogen de schuldheling en het bezit van softdrugs. Op grond hiervan is in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf – hoger dan de straf zoals opgelegd in eerste aanleg – passend.
Het hof heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor feiten soortgelijk als de onderhavige is veroordeeld maar wel voor andere ernstige feiten. Hieruit blijkt ook dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. Deze omstandigheden wegen in strafverzwarende zin mee.
Het hof heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Sinds hij is geschorst uit de voorlopige hechtenis heeft hij zijn studie weer opgepakt en een stage geregeld. Zijn studie is nu sinds twee weken weer aangevangen en de stage moet nog beginnen. Verdachte houdt zich daarnaast bezig met kickboksen. Ter zitting heeft verdachte verteld dat hij graag het goede pad wil gaan bewandelen. Uit het Reclasseringsadvies van 19 augustus 2022 blijkt echter dat het recidiverisico nog altijd wordt ingeschat als hoog.
Uit de strafmotivering van de rechtbank heeft het hof afgeleid dat bij de bepaling van de strafmaat in aanzienlijke mate rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd van verdachte. De rechtbank heeft daarnaast overwogen een lagere straf op te leggen dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank uitgaat van de handel in minder wapens dan waar het openbaar ministerie vanuit gaat.
Anders dan de rechtbank acht het hof een fors hogere gevangenisstraf dan de door de rechtbank opgelegde 24 maanden, passend en geboden. Net als de rechtbank gaat het hof uit van minder wapens dan het openbaar ministerie, maar zelfs indien wordt uitgegaan van de handel van ongeveer één wapen per week, dan gaat het nog om een zeer grote hoeveelheid. Alhoewel verdachte ten tijde van het plegen van de feiten relatief jong was – en nog steeds is – ziet het hof in de rapportages die over verdachte zijn opgesteld, de houding van verdachte ten aanzien van de feiten en dat wat over de wijze van plegen uit het dossier naar voren komt, geen redenen om met deze leeftijd in zodanige strafmatigende zin rekening te houden als de rechtbank heeft gedaan. Verdachte wist heel goed waar hij mee bezig was: met het plegen van strafbare feiten die een grote bijdrage leveren aan ernstige criminaliteit en zorgen voor een ontwrichting van de maatschappij. Alleen een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan op zijn plaats, ook om een signaal af te geven aan potentiële nieuwe wapenhandelaren.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.