Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, met betrekking tot de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing die door de kinderrechter zijn verleend. De moeder stelt dat er geen acute onveiligheid van het kind bij haar is en dat het vluchtgevaar van haar met minder ingrijpende maatregelen kan worden tegengegaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en op 13 december 2022 uitspraak gedaan. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter van 7 december 2021 vernietigd voor zover het de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing betreft en het verzoek van de raad voor de kinderbescherming afgewezen. De beschikking van 22 december 2021 is eveneens vernietigd. De beschikking van 4 maart 2022, die de ondertoezichtstelling betreft, is bekrachtigd, maar de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de (spoed)machtigingen tot uithuisplaatsing ten onrechte zijn verleend en dat er geen noodzaak was voor een uithuisplaatsing van de minderjarige. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, aangezien de minderjarige momenteel bij haar verblijft.