ECLI:NL:GHARL:2022:10833

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
200.314.111
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar omgangsregeling met minderjarige in het belang van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. Het hof heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de meest in het belang van de minderjarige te achten omgangsregeling. De moeder had verzocht om in het kader van een provisionele voorziening te bepalen dat hangende het onderzoek alleen begeleide omgang zou plaatsvinden, maar dit verzoek is afgewezen. De vader en moeder zijn gescheiden en hebben samen een dochter, geboren in 2017, die bij de moeder woont. De omgangsregeling is in het verleden meerdere keren gewijzigd, waarbij de vader beperkte omgang had. De moeder heeft zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarige tijdens de omgang met de vader, onder andere vanwege eerdere gewelddadige incidenten en het gedrag van de vader. Het hof heeft besloten dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een definitieve beslissing te nemen en heeft de behandeling van de zaak aangehouden. De raad moet uiterlijk op 1 mei 2023 rapporteren over de omgangsregeling. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om de omgang te beperken afgewezen, omdat er op dat moment geen concrete aanwijzingen waren dat de veiligheid van de minderjarige in gevaar was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.111
(zaaknummer rechtbank Gelderland 383154)
beschikking van 15 december 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.T. Bakker te Driebergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M. Beuwer te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 augustus 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, tevens houdende een verzoek tot vaststelling van provisionele voorzieningen, met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met een productie;
- het journaalbericht van mr. Beuwer van 17 november 2022 met producties;
- de pleitnotitie van mr. Beuwer.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest en zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren te [plaats1] [in] 2017.
[de minderjarige] woont bij de moeder, die alleen het gezag over haar uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 18 april 2019 heeft de rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover hier van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder zal zijn. De rechtbank heeft voorts als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- in de oneven weken op woensdag van 10.00 uur tot 19.00 uur en op zaterdag van 09.30 uur tot 18.00 uur;
- in de even weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur.
3.3
Bij beschikking van 27 november 2019 heeft de rechtbank (Gelderland, locatie Arnhem) het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 11 augustus 2020 heeft dit hof de beschikking van 27 november 2019 bekrachtigd.
3.4
Partijen hebben de in 3.2 genoemde omgangsregeling nadien aangepast, als gevolg waarvan [de minderjarige] bij de vader verbleef:
- in de oneven weken van vrijdag 11.00 uur tot zaterdag 18.00 uur en
- in de even weken van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de beschikking van 18 april 2019 gewijzigd en als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij de vader [de minderjarige] vrijdag ophaalt uit school en haar maandag terugbrengt naar school;
- de helft van de vakanties en feestdagen.
Daarnaast zal er wekelijks minimaal één videobelmoment zijn tussen de vader en [de minderjarige] .
4.2
Bij vonnis van 22 september 2022 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de moeder veroordeeld om de in de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling na te komen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer voor iedere keer dat zij weigerachtig blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.
De voorzieningenrechter heeft de reconventionele vordering van de moeder om de omgang tussen de vader en [de minderjarige] uitsluitend onder begeleiding te laten plaatsvinden afgewezen.
4.3
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor zover daarbij de weekendregeling is vastgesteld en in zoverre te bepalen dat [de minderjarige] bij hem verblijft:
- de ene week van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur;
- de andere week zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagmorgen naar school.
4.4
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in het principaal hoger beroep dan wel dat verzoek af te wijzen.
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat
- de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] wordt gewijzigd in die zin dat er geen, althans geen onbegeleide, omgang meer zal zijn tussen hen;
- althans een raadsonderzoek te gelasten naar de vraag of omgang in het belang is van [de minderjarige] en zo ja onder welke voorwaarden die dient plaats te vinden, en in tussentijd
omgang uitsluitend toe te staan onder begeleiding van een daartoe geëigende instantie;
en in het kader van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
- een raadsonderzoek te gelasten naar de vraag of omgang met de vader in het belang van [de minderjarige] is en, zo ja, op welke wijze en onder welke voorwaarden die omgang dan dient plaats te vinden;
- en te bepalen dat in afwachting van het raadsrapport geen onbegeleide omgang zal zijn tussen de vader en [de minderjarige] , maar uitsluitend begeleide omgang door een daartoe geëigende instantie,
met compensatie van proceskosten.
4.5
De vader heeft verweer gevoerd tegen de door de moeder ingestelde verzoeken in incidenteel hoger beroep. Hij vraagt het hof die verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing over de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte de omgang tussen hem en [de minderjarige] heeft beperkt, oordelende dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden omdat [de minderjarige] inmiddels leerplichtig is en dat partijen vanwege hun slechte communicatie geen passende omgangsafspraken hebben kunnen maken. De moeder wenste de omgang aanzienlijk te beperken, waarmee de vader niet kon instemmen. Het is volgens de vader in het belang van [de minderjarige] dat zij wekelijks, zo mogelijk op een doordeweekse dag, omgang met hem heeft. Daaraan was zij gewend en die regelmatige contactmomenten, en ook het reizen van de ene naar de andere ouder, verliepen altijd goed. Het door de rechtbank bepaalde wekelijkse videobelmoment is volgens de vader, gelet op de leeftijd van [de minderjarige] , niet geschikt. Zonder regelmatig contact vreest de vader dat hij minder betrokken raakt bij het leven van [de minderjarige] .
5.3
De moeder stelt dat zij steeds heeft meegewerkt aan de omgang, omdat [de minderjarige] graag naar de vader gaat. Volgens de moeder was er tijdens het huwelijk van partijen al sprake van veel ruzie en van bedreigingen en fysiek geweld van de vader richting haar. Zij is bang dat de vader ook nu in het bijzijn van [de minderjarige] agressief of gewelddadig gedrag vertoont. Om die reden vond de moeder één overnachting van [de minderjarige] bij de vader nog enigszins te overzien. Zij heeft recent - na de bestreden uitspraak van de rechtbank - een bericht gekregen van de ex-partner van de vader, waaruit volgens haar blijkt dat de vader onlangs, ook in het bijzijn van [de minderjarige] tijdens de omgangsmomenten en vaak onder invloed van alcohol of drugs, agressief gedrag heeft getoond en dat hij in het bezit is van een wapen. De moeder maakt zich dan ook ernstig zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] als zij omgang heeft met de vader. Daarom vindt de moeder dat er geen of in ieder geval alleen begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] zou moeten plaatsvinden.
5.4
De raad heeft ter zitting verklaard dat de huidige situatie voor [de minderjarige] zorgelijk is. Zij moet omgaan met haar vader en moeder die niet op een goede wijze met elkaar kunnen communiceren en die elkaar wantrouwen. Met name de moeder maakt zich veel zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] bij de vader. De raad heeft aangeboden om een onderzoek te verrichten naar de vraag welke omgangsregeling met de vader het meest in het belang van [de minderjarige] is. Omdat [de minderjarige] het over het algemeen fijn lijkt te hebben tijdens de omgangsmomenten met de vader, ziet de raad geen reden om nu een wijziging in de thans lopende onbegeleide omgangsregeling aan te brengen.
5.5
Het hof acht zich op grond van de op dit moment beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een definitieve beslissing te kunnen geven. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken om, zoals ter zitting is aangeboden, een onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling met de vader het meest in het belang van [de minderjarige] is. De raad zal worden verzocht om daarover uiterlijk 1 mei 2023 te rapporteren en te adviseren.
De moeder heeft, in het kader van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, onder andere verzocht om te bepalen dat er, in afwachting van een rapport en advies van de raad, enkel door een daartoe geëigende instantie begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal plaatsvinden. Gebleken is dat [de minderjarige] geniet van de omgang met de vader en op dit moment ziet het hof geen concrete aanwijzing dat de veiligheid van [de minderjarige] tijdens het verblijf bij de vader in gevaar is. Het hof ziet, mede gelet op het desbetreffende advies van de raad, op dit moment geen aanleiding voor een wijziging of beperking van de huidige onbegeleide omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader. Het desbetreffende verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen als hiervoor onder 5.5 omschreven en daaromtrent uiterlijk op 1 mei 2023 te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Phaff;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen over het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
bepaalt dat het hof na ontvangst van het rapport en advies van de raad naar bevind van zaken verder zal beslissen;
wijst af het verzoek van de moeder om, in het kader van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, te bepalen dat er, in afwachting van het rapport en advies van de raad, enkel (door een daartoe geëigende instantie) begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal plaatsvinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.U.M. van der Werff en R. Krijger, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, in verband met de afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Van der Werff en is op 15 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.