In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar dochter [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, had het gezag over [de minderjarige1] tot de bestreden beschikking alleen uitgeoefend. De rechtbank had op verzoek van de raad voor de kinderbescherming het gezag van de moeder beëindigd en de GI benoemd tot voogd. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij onder andere de mondelinge behandeling op 17 november 2022 aan bod kwam. De moeder heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en een contra-expertise te gelasten. Het hof heeft de feiten rondom de ontwikkeling van [de minderjarige1] en de situatie van de moeder in overweging genomen. Het hof concludeert dat het belang van [de minderjarige1] bij stabiliteit en continuïteit in haar opvoeding prevaleert boven het belang van de moeder tot gezinshereniging. Het hof heeft het verzoek van de moeder voor een contra-expertise afgewezen, omdat dit niet voldoende concreet was en niet tot een beslissing van de zaak kon leiden. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.