ECLI:NL:GHARL:2022:1081

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/00903
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake waardevaststelling onroerende zaak en aanslagen onroerendezaakbelasting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een overleden belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 15 september 2020 de bezwaren van belanghebbende tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslagen onroerendezaakbelasting ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan de [adres1] 308 te [woonplaats] vastgesteld op € 157.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Na de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 16 november 2021 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de erven gaven aan de procedure te willen voortzetten. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de aanslagen terecht op naam van de belanghebbende zijn gesteld, aangezien zij op het moment van de aanslag geregistreerd stond als eigenaar van de woning. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 20/00903
uitspraakdatum: 15 februari 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
De erven van [erflaatster]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 september 2020, nummer LEE 19/3294, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde(hierna: de heffingsambtenaar).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 308 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 157.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing bekend gemaakt.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde alsmede de opgelegde aanslagen gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 september 2020 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De griffier van het Hof heeft partijen bij schrijven van 12 januari 2021 voorgesteld om in deze zaak mediation te laten plaatsvinden. Belanghebbende heeft evenwel daarvan afgezien.
1.6
Belanghebbende is [in] 2021 overleden. De erven hebben aangegeven de procedure te willen voortzetten en hebben in dat kader een verklaring van erfrecht overgelegd.
1.7
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] , namens de heffingsambtenaar. Namens belanghebbende is, met bericht van verhindering aan het Hof, niemand verschenen.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
De onroerende zaak is een vrijstaande woning, gelegen aan de [adres1] 308 in [woonplaats] .

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is, naar het Hof begrijpt, of de heffingsambtenaar de bestreden waardebeschikking en aanslagen terecht op naam van belanghebbende heeft gesteld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden waardebeschikking en aanslagen.
3.3
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Naar het Hof begrijpt, wenst belanghebbende een herbeoordeling van het in eerste aanleg door de Rechtbank beslechte geschil.
4.2
De Rechtbank heeft in eerste aanleg aangaande het geschil overwogen (waarbij met “eiseres” belanghebbende wordt bedoeld en met “verweerder” de heffingsambtenaar):
“3.
Eiseres stelt dat de aanslagen ten onrechte op haar naam staan. Zij bestaat niet. Hetzelfde geldt voor haar dochters. Eiseres wil graag dat de rechtbank vaststelt dat zij en haar dochters bestaan. Tevens verzoekt zij om kwijtschelding en teruggave van stukken grond in de gemeente.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Van eigenaren van woningen gelegen in de gemeente Westerwolde wordt OZB geheven. De aanslag worden opgelegd aan degene die op 1 januari van het belastingjaar bij het Kadaster staat geregistreerd als eigenaar.
6. Verweerder heeft een uittreksel "Eigendomsinformatie" uit het Kadaster overgelegd. In dit uittreksel staat dat eiseres eigenaar is van de woning. Dit maakt dat verweerder terecht de aanslag op naam van eiseres heeft gesteld. Eiseres heeft ter zitting ook bevestigd dat zij eigenaar is van de woning en verklaard dat zij in de woning woont.
7. De vraag of de persoonsgegevens van eiseres en haar dochters juist staan geregistreerd in de Basisregistratie Personen van de gemeente staat in het onderhavige geschil niet ter beoordeling. De belastingrechter kan en mag alleen over de WOZ waarde en de aanslag oordelen.
8. Alles wat eiseres voor het overige heeft aangevoerd, zoals het verzoek om kwijtschelding van aanslagen en de eigendomssituatie van het perceel 2e Vennenweg 3, staat niet ter beoordeling van de belastingrechter.”.
4.3
Naar het oordeel van het Hof klopt het oordeel van de Rechtbank dat de aanslag OZB terecht is opgelegd aan belanghebbende als eigenaar van de woning. Ook heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat wat belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd niet ter beoordeling staat van de belastingrechter. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep dienaangaande nog heeft aangevoerd, maakt het vorenoverwogene niet anders.
4.4
De overige in hoger beroep aangevoerde gronden met betrekking tot onder meer de invordering, gemeentelijke herindeling en ruilverkaveling staan niet ter beoordeling aan de belastingrechter.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. J. van der Merwe en mr. J.W. Keuning, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
De griffier is verhinderdDe voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen.
(P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 februari 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.