ECLI:NL:GHARL:2022:10786

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
Wahv 200.303.092/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake sanctie voor niet stoppen voor rood knipperlicht bij spoorwegovergang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 3 november 2021 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een sanctie van € 240,- opgelegd gekregen voor het niet stoppen voor een rood knipperlicht bij een spoorwegovergang op 8 april 2019. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, stelde dat de gedraging niet kon worden vastgesteld, omdat de ambtenaar die de overtreding constateerde zich aan de andere zijde van de spoorwegovergang bevond en de betrokkene al was opgereden toen de overwegbellen begonnen te rinkelen.

Het gerechtshof heeft de zaak behandeld op 30 november 2022. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend en de gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Het hof overweegt dat de gegevens waarop de ambtenaar zich heeft gebaseerd voldoende zijn om de gedraging vast te stellen. De ambtenaar had vrij zicht op de overweg en constateerde dat de betrokkene de overweg passeerde zonder te stoppen voor het rode knipperlicht. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht het beroep ongegrond heeft verklaard en bevestigt deze beslissing. Tevens wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.303.092/01
CJIB-nummer
: 226345394
Uitspraak d.d.
: 14 december 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 3 november 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 november 2022. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 april 2019 om 16:14 uur op de Reeweg Oost in Dordrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat de gedraging niet op basis van de beschikbare gegevens kan worden vastgesteld. De betrokkene heeft van meet af aan verklaard dat zij de spoorwegovergang al was opgereden toen zij de overwegbellen hoorde rinkelen en de slagbomen begonnen te dalen. De ambtenaar die de verweten gedraging meent te hebben geconstateerd bevond zich aan de andere zijde van de spoorwegovergang en de betrokkene reed hem tegemoet waardoor de ambtenaar niet kan hebben vastgesteld dat de betrokkene niet is gestopt voor het rode (knipper)licht, aldus de gemachtigde. Tot slot merkt hij op dat ook in deze zaken de onschuldpresumptie onverkort geldt.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Op eerder genoemde datum, tijdstip en locatie zag ik de betrokkene met auto de dalende overwegbomen onder door gaan en daarmee de rood knipperende overweglichten negeren. Het rode knipperlicht was ongeveer 4 seconden in werking op het moment dat betrokkene dit knipperlicht negeerde.
Overtreden artikel: 62 jo. 71 sub b RVV 1990. (…)
Aan betrokkene is de cautie verleend. (…)
Verklaring betrokkene: niet gezien.”
5. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal, waarin de ambtenaar - kort samengevat - onder meer verklaart dat hij vrij en onbelemmerd zicht had op de overweg, dat hij zag dat de knipperlichten van de spoorwegovergang rood begonnen te knipperen en dat hij hoorde dat de overwegbellen begonnen te rinkelen. Vervolgens zag hij het voertuig van de betrokkene de overweg naderen. Hij zag dat de bomen na ongeveer vier seconden een dalende beweging begonnen te maken. Hierop zag hij dat het voertuig van de betrokkene niet stopte maar de overweg passeerde. Daarnaast geeft hij aan dat zijn collega hetzelfde heeft geconstateerd.
6. Het hof overweegt dat de verweren van de gemachtigde worden weerlegd door de informatie die de advocaat-generaal in hoger beroep heeft verstrekt. Daaruit volgt dat bij het betreffende beveiligingssysteem van de spoorwegovergang met automatische halve overwegbomen (AHOB) aan elke kant een paal is geplaatst met aan de voorzijde twee rode lampen, die gaan knipperen als er een trein aankomt. Zoals de gemachtigde in reactie op het verweerschrift terecht heeft opgemerkt, zijn er aan de paal die aan de rechterzijde van de weg, bezien vanuit de rijrichting van de betrokkene, is geplaatst, in tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal heeft aangegeven, geen lampen aan de achterzijde bevestigd. Uit de stukken, waaronder de door de advocaat-generaal overgelegde uitdraai van Google Maps Street View, blijkt echter dat de ambtenaren vanuit hun positie de palen, die zich aan hun kant van de overweg bevinden, hebben kunnen waarnemen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal toegelicht dat het niet aannemelijk is dat de knipperlichten aan de kant van de betrokkene niet hebben gebrand. In het geval zich een storing voordoet, worden de slagbomen bij AHOB-beveiliging automatisch neergelaten en dit was hier niet het geval. Naar het oordeel van het hof kan de gedraging op basis van de gegevens in het dossier worden vastgesteld.
7. Voorgaande betekent dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen door het beroep ongegrond te verklaren en dat die beslissing zal worden bevestigd. Aanleiding tot het toekennen van een proceskostenvergoeding is er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.