ECLI:NL:GHARL:2022:10767

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
Wahv 200.304.523/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerverbod op privéterrein en de reikwijdte van de parkeerverbodzone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een parkeerboete die was opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een sanctie van € 95,- ontvangen voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod op 30 november 2019 op het Begijnenhof in Eindhoven. De betrokkene stelde dat het voertuig geparkeerd stond op een privéterrein van de TIO Hogeschool Eindhoven, dat normaal gesproken afgesloten is met een hek. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de parkeerverbodzone niet van toepassing was omdat hij toestemming had om daar te parkeren.

De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de locatie waar het voertuig stond geparkeerd feitelijk voor het openbaar verkeer openstond, ondanks dat het een particulier terrein betrof. Het hof baseerde zich op verklaringen van de ambtenaar die de boete had opgelegd, waarin werd gesteld dat het hek op het moment van de constatering open stond.

Het hof concludeerde dat de gedraging van de betrokkene, het parkeren buiten de aangegeven vakken op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, terecht was vastgesteld. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. Het hof benadrukte dat zolang het toegangshek niet daadwerkelijk is afgesloten, de toegang tot het terrein feitelijk niet ontzegd wordt aan weggebruikers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.304.523/01
CJIB-nummer
: 230343861
Uitspraak d.d.
: 14 december 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank OostBrabant van 22 juli 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 november 2019 om 20:08 uur op de Begijnenhof in Eindhoven met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene de gedraging niet heeft verricht. Het voertuig stond geparkeerd in een vak op het privéterrein van TIO Hogeschool Eindhoven. Dit terrein is normaliter afgesloten met een hek. De betrokkene had toestemming om daar te parkeren omdat hij die dag te gast was bij het TIO College. Op dit privéterrein is de parkeerverbodzone niet van toepassing. Uit de in het dossier aanwezige foto’s blijkt dat er borden aanwezig zijn die duidelijk maken dat het terrein niet behoort tot de openbare weg en dat onbevoegden er niet mogen parkeren. Zo is er een bord met opschrift “verboden toegang voor onbevoegden, artikel 461 Wetboek van Strafrecht’, een bord te zien is waarop staat: “maandag t/m vrijdag na 19:00 uur afgesloten, zaterdag en zondag gesloten” en een bord waarop wordt aangegeven ‘eigen terrein’ met een bord E1 ‘wegsleepregeling van kracht’. Om te bepalen of sprake is van een openbare weg zijn feitelijke omstandigheden van belang, zoals of door de rechthebbende wordt geduld dat het algemene verkeer gebruik maakt van dit stuk grond. Met het bord ‘wegsleepregeling van kracht’ brengt de rechthebbende (TIO) tot uitdrukking dat onrechtmatig geparkeerde auto’s zullen worden weggesleept. Dat op de door de advocaat-generaal overgelegde foto, afkomstig van Google Maps, uit juli 2020 te zien is dat de poort open stond, heeft ermee te maken dat er op dat moment werkzaamheden waren (zoals ook blijkt uit de foto) en is niet representatief voor de situatie in november 2019 toen het hek doorgaans dicht was.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat het voertuig, met 4 wielen, geparkeerd stond buiten de aangegeven parkeervakken. In het betrokken voertuig zag ik geen zichtbare geldige ontheffing liggen. (…) In de 10 minuten toezicht, rondom het betrokken voertuig zag ik geen laad en losactiviteiten. Ik zag rondom het betrokken voertuig geen betrokkene.”
5. In het dossier bevindt zich voorts het brondocument met foto’s van de gedraging, alsmede een proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2020, waarin de ambtenaart op ambtsbelofte onder meer verklaart:
“Ik zag dat het terrein waar het voertuig geparkeerd stond privé terrein is van de TIO Hogeschool Eindhoven. Het terrein is publiek toegankelijk en is niet afgesloten. Het voertuig stond in zijn geheel met 4 wielen buiten de aangewezen parkeervakken geparkeerd. In het centrum van Eindhoven is een parkeerverbodzone aangegeven door middel van RVV bord E1.”
6. Daarnaast bevindt zich in het dossier nog een proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2021, waarin de ambtenaar op ambtsbelofte onder meer verklaart:
“Ik zag het betrokken voertuig met 4 wielen buiten de aangewezen vakken geparkeerd staan aan de achterkant van de TIO (privéschool). De TIO is gelegen aan de Begijnenhof te Eindhoven.
Ik zag dat het hekwerk open stond van het terrein. (…) Ik zag in de gedurende 10 minuten toezicht geen laad of los activiteiten in of rondom het betrokken voertuig. Bij het verlaten van het terrein zag ik dat het hekwerk nog steeds open stond.
De locatie waar het betrokken voertuig stond is een privé terrein met een openbaar karakter. De poort waarmee het privé terrein afgesloten zou moeten worden, word nooit gebruikt en staat altijd open. Het privé terrein is dus voor het publiek verkeer toegankelijk.”
7. Niet betwist is dat het voertuig van de betrokkene op voormelde datum, tijdstip en plaats stond geparkeerd. In geschil is de vraag of de betreffende locatie behoort tot de openbare weg en derhalve of het parkeerverbod daar van kracht is.
8. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.”
9. Voor de beantwoording van de vraag of een (particulier) terrein als een voor het openbaar verkeer openstaande weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid aanhef en onder b, van de WVW 1994 moet worden aangemerkt, is beslissend of het terrein feitelijk voor het openbaar verkeer openstaat. Daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene verkeer gebruik maakt van het terrein (vgl. HR 8 april 1997, VR 1998, 2).
10. Het hof stelt vast dat de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Uit de verklaringen van de ambtenaar blijkt dat het hek op het moment van de constatering open stond. Daaraan doet niet af dat het een particulier terrein betreft en dat de toegang tot dit terrein kan worden belemmerd door middel van een afsluitbaar hek en dat volgens de aanwezige borden dit hek ’s avonds na 19:00 uur en op zaterdag en zondag afgesloten is. Zolang dat toegangshek niet daadwerkelijk is afgesloten wordt aan weggebruikers de toegang tot dat terrein feitelijk niet ontzegd. Het hof ziet in hetgeen namens de betrokkene is aangevoerd geen aanleiding om er aan te twijfelen dat het hek op het moment van het constateren van de gedraging geopend was.
11. Aldus is het hof van oordeel dat de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd moet worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Dit brengt mee dat de bij en krachtens de WVW 1994 geldende geboden en verboden aldaar onverkort gelden en gehandhaafd kunnen worden.
12. Het hof ziet in hetgeen namens de betrokkene is aangevoerd voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar dat het voertuig met 4 wielen buiten de parkeervakken stond. Daarmee staat vast dat de gedraging is verricht.
13. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.