ECLI:NL:GHARL:2022:10734

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
AV 000646-22; 96-084514-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van appellant om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. Appellant had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland, dat was afgewezen. Het hof oordeelde dat op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand kan worden toegekend, ook als deze is verleend door een derde die geen advocaat is. Het hof heeft echter het standaardbedrag gehalveerd, omdat de gemachtigde van appellant geen raadsman is en een lager uurtarief hanteert dan de gemiddelde strafadvocaat. De zaak betrof een verkeersdelict waarbij appellant als bestuurder van een motorrijtuig de maximumsnelheid zou hebben overschreden. De rechtbank had het verzoek om vergoeding afgewezen, maar het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een vergoeding van € 690,00 toegekend, bestaande uit € 350,00 voor de kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de aard en complexiteit van de zaak en de tijd die aan de zaak is besteed.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
AV-nummer: 000646-22
Parketnummer: 96-084514-18
Uitspraak d.d.: 24 oktober 2022
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 februari 2022 op het verzoek ex
artikel 530van het Wetboek van Strafvordering van:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
te dezer zake domicilie kiezende te 6211 AS Maastricht, Boschstraat 21, ten kantore van zijn gemachtigde, M. Bergers,
hierna te noemen: appellant.

Procesgang

Bij een op 4 november 2021 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft appellant gevraagd om een vergoeding uit ’s Rijks kas van € 1.836,65 voor in een strafzaak tegen hem gemaakte kosten van rechtsbijstand inclusief € 8,35 voor de kosten van het aangetekend verzenden van een verzetschrift, zoals nader in het verzoekschrift omschreven.
Daarnaast heeft appellant verzocht om een vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft bij voormelde beschikking het verzoek afgewezen.
Namens appellant is op 10 maart 2022 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
Het hoger beroep is door het hof op 10 oktober 2022 in het openbaar in raadkamer behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en namens appellant zijn gemachtigde Bergers.

Beoordeling van het hoger beroep

Aan appellant is op 25 september 2017 een strafbeschikking uitgevaardigd wegens een verkeersovertreding. Bij kennisgeving van 20 juli 2021 heeft de officier van de justitie meegedeeld dat hij de strafbeschikking heeft ingetrokken wegens verjaring van het recht tot strafvervolging en dat hij heeft besloten appellant niet verder te vervolgen. De zaak is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De gemachtigde heeft in raadkamer het hoger beroep en het verzoek nader toegelicht en gepersisteerd bij het verzoek.
De advocaat-generaal heeft zich aangesloten bij het schriftelijke advies van de officier van justitie, inhoudende dat voor kosten van rechtsbijstand € 635,25 kan worden toegewezen. Als vergoeding voor de kosten van het opstellen en behandelen van het verzoekschrift zou de helft van de standaardvergoeding moeten worden toegewezen.
Als de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is
gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan ingevolgde artikel 530, tweede
lid, van het Wetboek van Strafvordering op een verzoek ingediend binnen drie maanden na
beëindiging van de zaak aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een
vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 530, vierde lid, in verbinding met artikel 534, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Bij de beoordeling van een verzoek tot vergoeding van de kosten van een raadsman is de
declaratie niet meer dan een uitgangspunt dat wordt betrokken bij de beantwoording van de
vraag of er gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking
genomen, om aan een gewezen verdachte een vergoeding toe te kennen voor de kosten van
diens raadsman en, zo ja, tot welk bedrag. Dit betekent dat het hof niet is gebonden aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het door hem gehanteerde uurtarief.
Een redelijke uitleg van ‘de kosten van een raadsman’ in artikel 530, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering brengt naar het oordeel van het hof mee dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure over een kantonovertreding. De wetgever heeft niet voorgeschreven dat in een dergelijke procedure rechtsbijstand alleen kan plaatsvinden door een op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten ingeschreven advocaat.
Het hof is van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Uit de toelichting van de gemachtigde komt naar voren dat de gemachtigde veelvuldig optreedt als juridisch adviseur en gemachtigde in Wet Mulderzaken en procedures over kantonovertredingen. Rechtsbijstandverlening vormt voor de gemachtigde een vast onderdeel van een duurzame op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. De gemachtigde, die een opleiding HBO Rechten heeft gevolgd en aan permanente educatie doet, is als rechtsbijstandverlener voldoende juridisch geschoold voor procedures als deze.
Het hof heeft acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. Het dossier van de onderliggende strafzaak is van beperkte omvang en overzichtelijk. Het betreft een vermoedelijk verkeersdelict waarbij appellant als bestuurder van een motorrijtuig de maximumsnelheid zou hebben overtreden en waarbij er enkel verzet tegen een strafbeschikking is ingesteld. Gelet hierop, is het hof van oordeel dat met 8,2 uren bovenmatig veel tijd is besteed aan de zaak en dat de gevraagde vergoeding dient te worden gematigd.
Het hof is van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand € 350,- toe te kennen. Dit bedrag omvat ook een vergoeding voor de kosten van het aangetekend verzenden van het verzetschrift.
Het hof zal voor het opstellen en behandelen van het verzoekschrift een vergoeding toekennen. Het hof ziet aanleiding om het hierbij gehanteerde standaardbedrag te halveren, nu de vergoeding volgens de LOVSafspraak is gebaseerd op de kosten van het opstellen en indienen van een verzoekschrift door een raadsman, zijnde een op het tableau ingeschreven advocaat, en de gemachtigde van appellant geen raadsman is en een lager uurtarief hanteert dan de gemiddelde strafadvocaat. De gemachtigde heeft ter zitting ook te kennen gegeven dat in zijn praktijk de standaardvergoeding de kosten van het indienen en behandelen van een verzoekschrift meestal overtreft. Al met al zal het hof als vergoeding voor de kosten van het opstellen en behandelen van het verzoekschrift in eerste aanleg en hoger beroep € 340 toekennen. Hierbij is van belang dat de gemachtigde in eerste aanleg niet ter zitting in raadkamer is verschenen.
Met inachtneming van het bovenstaande kan aan appellant worden toegekend, als vergoeding van:
  • kosten rechtsbijstand € 350,00
  • kosten verzoekschrift
Totaal
€ 690,00.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent aan appellant toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 690,00 (zeshonderdnegentig euro).
Wijst af wat meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer
[rekeningnummer], ten name van [verdachte], onder vermelding van ‘[nummer]’.
Aldus gegeven door
mr. R.D.J. Visschers, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.B.T. Renes, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 24 oktober 2022 ter openbare zitting uitgesproken.