In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om de partneralimentatie die hij aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, moet betalen, te verlagen naar nihil of naar een door het hof te bepalen bedrag. De rechtbank Gelderland had in eerste aanleg de verzoeken van de man afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 29 april 2022 en 25 oktober 2022 heeft plaatsgevonden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het huwelijk van partijen is in 2017 ontbonden en in de echtscheidingsbeschikking van 22 november 2017 is bepaald dat de man maandelijks een bedrag van € 1.647,- aan partneralimentatie aan de vrouw moet betalen. Dit bedrag is geïndexeerd en bedraagt in 2022 € 1.834,40 bruto per maand. De man heeft aangevoerd dat er sinds de echtscheiding diverse wijzigingen van omstandigheden zijn opgetreden die een verlaging van de alimentatie rechtvaardigen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vrouw onverminderd behoefte heeft aan de partneralimentatie en dat zij niet zelf in haar behoefte kan voorzien.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2022 een winst van circa € 80.000,- zal realiseren met zijn onderneming, wat leidt tot een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 4.500,- per maand. Dit is aanzienlijk meer dan het inkomen van de vrouw, die inclusief partneralimentatie ongeveer € 2.270,- per maand tot haar beschikking heeft. Het hof concludeert dat de vrouw niet in een voordeliger positie komt te verkeren dan de man, indien de man de partneralimentatie blijft voldoen. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man afgewezen.