In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1981 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van een zitting op 25 november 2022, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van onrechtmatige aanhouding en fouillering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 september 2020 in [plaats] opzettelijk ongeveer 1,83 gram cocaïne en 0,78 gram heroïne aanwezig had. De verdachte werd herkend door een verbalisant die hem had gevolgd na een melding over zijn betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Tijdens de fouillering zijn de drugs aangetroffen. Het hof oordeelde dat er geen onherstelbaar vormverzuim had plaatsgevonden en dat de aanhouding rechtmatig was. De verdediging kon niet aantonen dat er onvoldoende bewijs was voor de bewezenverklaring.
Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor andere strafbare feiten. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.