ECLI:NL:GHARL:2022:10471

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
21-005089-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en geweldpleging door verdachte in twee afzonderlijke zaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor twee afzonderlijke verkrachtingen. In de eerste zaak, gepleegd op 5 juli 2020, heeft de verdachte zijn toenmalige vriendin, [benadeelde 1], met geweld gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft haar vastgebonden, bedreigd met een mes en meerdere keren zijn vingers in haar anus geduwd, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank had de verdachte hiervoor eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar acht jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd.

In de tweede zaak, gepleegd op 2 augustus 2013, heeft de verdachte [benadeelde 2], een 19-jarige Australische toeriste, verkracht nadat hij zich als taxichauffeur had voorgedaan. Hij heeft haar naar een afgelegen plek gebracht en haar gedwongen tot orale en vaginale seks. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ook in deze zaak schuldig is aan verkrachting en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en moet schadevergoeding betalen aan beide slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005089-21
Uitspraak d.d.: 6 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden- Nederland van 10 november 2021 met parketnummer 16-177706-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1978,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering houdt in: bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. De advocaat-generaal vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 20.385,- en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van
€ 13.838,92. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van verkrachting (feiten 1 en 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de rechtbank aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: artikel 38z Sr) opgelegd.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 10.385,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 13.838,92, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring, strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1] komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te [plaats 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het naar de grond brengen van [benadeelde 1] en/of
- het aanleggen van een nekklem bij [benadeelde 1] en/of
- het boeien van de handen van [benadeelde 1] met een riem en/of handboeien en/of een touw en/of
- het op bed duwen van [benadeelde 1] en/of
- het duwen van het gezicht van [benadeelde 1] in een dekbed waardoor die [benadeelde 1] geen adem kon halen en/of
- het zetten van een (keuken)mes tegen de nek van [benadeelde 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten
- het een of meermalen brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of gebalde vuist in de anus van [benadeelde 1] ;
2.
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente [plaats 3] en/of elders in [plaats 4] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of vagina van die [benadeelde 2] gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- zich tegenover die [benadeelde 2] (die al dan niet verkeerde onder invloed van alcohol) heeft voorgedaan als legale taxichauffeur en/of
- die [benadeelde 2] heeft laten instappen in een door hem, verdachte, bestuurde auto en/of
- aan die [benadeelde 2] heeft voorgewend dat hij, verdachte, die [benadeelde 2] rechtstreeks naar haar verblijfadres zou vervoeren en/of
- die [benadeelde 2] naar een stille en/of donkere en/of afgelegen plek heeft vervoerd en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat die [benadeelde 2] tijd met hem, verdachte, ging doorbrengen en als die [benadeelde 2] terug zou willen naar haar verblijfadres, zij dingen moest doen en/of
- die [benadeelde 2] bij haar haar heeft gegrepen en/of
- die [benadeelde 2] uit de auto heeft getrokken en/of
- de bodysuit en/of korte broek van die [benadeelde 2] heeft uitgetrokken en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en/of
- die [benadeelde 2] op/tegen de motorkap van de auto heeft gezet,
en (aldus) voor die [benadeelde 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie Midden- Nederland , Dienst Regionale Recherche, Thematische Opsporing, Team Zeden, dossiernaam [naam 1] , dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 9 juli 2020.
1. Een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 45-55, zakelijk weergegeven inhoudende als vraag van (een van) verbalisant(en) (V) en als antwoord van [benadeelde 1] (A):
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Op 5 juli 2020.
V: Waar is het gebeurd?
A: Bij mij thuis in [plaats 1] .
V: Wil je vertellen wat er gebeurd is op 5 juli 2020?
A: We kregen ruzie. In de gang ontstond een woordenwisseling waarbij hij mij verweet dat ik niet te vertrouwen was en dat ik vreemd zou gaan. Ik liep terug naar de woonkamer. [verdachte] liep achter mij aan. Hij pakte mijn hand en ik duwde hem terug. Ik zei dat hij mij niet mocht aanraken. Hij zei dat hij me wel wat aan zou kunnen doen. Ik zei dat ik niet mijn mond door hem liet snoeren. Dit was voor hem de druppel. Ik werd door hem gevloerd en hij ging boven op mij zitten. Ik kwam op mijn buik terecht. Hij deed zijn linkerarm om mijn nek en maakte een soort van nekklem. Hij bedekte mijn mond en neus met zijn andere hand. Ik stribbelde tegen door te schoppen en te slaan, maar merkte dat ik geen lucht kreeg Ik zei tegen hem: ‘Ik doe alles wat je zegt, maar laat me ademen.’ Hij wilde hier niets van horen. Ik hoorde hem hardop zeggen: ‘Waar zijn de handboeien?’ Hij ging met mij, nog steeds in de nekklem, de kamer door om die handboeien te zoeken. Ik zei tegen hem: ‘Ik kan niet ademen, laat mij vrij!’ Hij pakte een touw en handboeien. In de woonkamer had hij mij al geboeid met zijn riem om mijn polsen. Mijn handen zaten op mijn rug. Het snoeren van mijn handen met zijn riem lukte niet goed, daarom hield hij mij tijdens dit transport ook vast met die nekklem. Hij boeide mij met de handboeien. We gingen toen de slaapkamer in, waar hij mij op het bed duwde. Ik kwam op mijn buik terecht. Hij bond mijn handen vast met het touw. Hij trok mijn broek en onderbroek naar beneden, tot op kniehoogte. Hij liep weg van mij en kwam terug met babyolie en één blauw gekleurde latexhandschoen. Hij pakte de babyolie en spoot de olie op mijn anus. Hij spreidde mijn billen en ging met zijn vingers in mijn anus. Hij droeg toen die handschoen. Ik gilde het uit van de pijn. Hij trok zijn hand uit mijn anus. Hij duwde mijn gezicht in het dekbed. Ik kreeg geen lucht. Ik schopte en spartelde met mijn benen. Ik riep naar hem: ‘Stop, stop!’ Ik stond op van het bed en zei hem: ’Alsjeblieft.’ [verdachte] was in de keuken en ik in de slaapkamer, toen ik het hem nariep. Ik stond in de gang en zag dat hij eraan kwam met een mes. Ik stond in de gang met mijn broek op mijn knieën en mijn handen op mijn rug gebonden. Hij hield het mes tegen mijn nek aan gedrukt.
V: Wat voelde jij toen?
A: Heel veel angst. Ik was heel bang dat het einde van mijn leven was gekomen.
V: Wat deed [verdachte] met het mes?
A: Hij hield het tegen mijn nek aan. Hij duwde mij weer op het bed. Ik kwam op mijn zij terecht en [verdachte] draaide mij op mijn buik. Hij deed weer zijn hand in mijn anus. Hij heeft toen twee keer een stotende beweging gemaakt in mijn anus. Ik zei dat ik aandrang kreeg. Ik moest poepen. [verdachte] heeft mij op het toilet gezet. Ik was nog steeds vastgebonden. Door het tegenstribbelen op het bed was het kettinkje van de handboeien stuk gegaan. Ik zat nog wel vast met het touw. Op het toilet kreeg ik één hand los uit het touw. Ik deed mijn broek omhoog. Ik zag mijn telefoon liggen. Ik pakte mijn telefoon. Ik ben toen naar de voordeur gegaan en ging weg. Toen ik bij de deur was, kwam hij eraan. Ik was sneller dan hij en rende naar buiten richting het winkelcentrum. Ik probeerde tijdens het rennen mijn zus en ouders te bellen. Ik kreeg ze niet te pakken. Ik wilde naar de [supermarkt] , maar deze was al dicht. Toen ben ik de [cafetaria] binnengerend. [verdachte] kwam achter mij aan. Ondertussen nam mijn zus op en ik zei tegen haar dat iemand mij moest komen helpen. [verdachte] kwam toen ook de [cafetaria] in. [verdachte] pakte mijn hand vast, waar nog een boei om zat, en dat touw, en hij trok me aan dat touw naar buiten.
V: Heb je nog wat gezegd tegen de medewerkers van de [cafetaria] ?
A: Nee, ik zag dat [verdachte] eraan kwam en ben naar het zitgedeelte van de [cafetaria] gevlucht.
V: Voor wie vluchtte jij?
A: Voor [verdachte] , ik dacht dat hij mij weer wat aan zou doen.
V: Wat is het letsel dat geconstateerd is door de arts in het ziekenhuis?
A: Ik heb scheurtjes bij mijn anus die gehecht moesten worden. De artsen zagen ook scheurtjes bij mijn kringspier. Ik heb blauwe plekken bij mijn nek en armen. Ik heb spierpijn over mijn hele lichaam. Het voelt beurs om mijn hele nek.
2. Een geschrift, te weten een verslag van de afdeling Spoedeisende hulp van [ziekenhuis] van 6 juli 2020, pagina’s 59-62, zakelijk weergegeven inhoudende:
Betreft: mevr. [benadeelde 1] .
Bovengenoemde patiënt bezocht op 05-07-2020 de afdeling Spoedeisende hulp van [ziekenhuis] .
Conclusie: fysieke en seksuele mishandeling.
Anamnese met patiënte en vader van patiënte:
Pte is rond 21;00 mishandeld en verkracht. Is hierbij op haar buik vastgebonden in de slaapkamer. Partner is op haar rug gaan zitten en heeft tweemaal een vuist anaal ingebracht. Zij is hierbij ook gewurgd. Pte. zei tegen haar partner dat ze aandrang had voor ontlasting waarna hij haar heeft losgemaakt. Op de wc verloor ze rectaal bloed waarbij ook een stolsel. Is toen het huis ontvlucht en heeft haar ouders gebeld.
Lichamelijk onderzoek:
Hals: mild drukpijnlijk halverwege CWK
Natus: zeer pijnlijk bij onderzoek. Bloed en ontlasting rondom de anus. 3-tal haemarrhoiden. Laceratie van +/- 3 cm op 10 uur van af de anus naar buiten verlopen.
3. Een geschrift, te weten een operatieverslag van de Gastro-Enterologische Chirurgie van het [ziekenhuis] d.d. 6 juli 2020, pagina 93, zakelijk weergegeven inhoudende:
Patiëntnaam: [benadeelde 1]
Operatiedatum: 06-70-2020
Samenvatting OK-verslag: hechten traumatische sfincterruptuur
Opdrachten aan verpleegkundigen: uitleg dat functionele uitkomst naar verwachting slecht is (incontinentie).
4. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 94-102, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van (een van) verbalisant(en) [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 15 juli 2020 verhoorden wij, telefonisch, de zus van aangeefster [benadeelde 1] . Zij heet [naam 2] .
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord getuige
A: Ik ben de zus van [benadeelde 1] (het hof begrijpt: [benadeelde 1] )
Vertel eens wat [benadeelde 1] jou vertelde over wat er tussen haar en [verdachte] is gebeurd op 5 juli 2020.
A: [benadeelde 1] was bij mij. [verdachte] kwam ook. Ik zag dat ze aan het discussiëren waren. Daarna zijn ze de deur uit gegaan.
[benadeelde 1] belde later. Ze probeerde mij steeds te bellen, ze kreeg mij niet te pakken. Ze heeft mijn vader en moeder gebeld, maar dat lukte ook niet. Ze kreeg mij uiteindelijk aan de lijn. Ik hoorde haar huilen en heel zwaar ademen. Ik hoorde dat ze zei: ‘Kan papa naar [plaats 1] komen?’ Mijn vader is in de auto gesprongen. Ik vroeg wat er aan de hand was. Ze vertelde mij dat [verdachte] met zijn hand in haar anus was geweest. Dat vertelde ze mij meteen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met bijlage, pagina’s 74-83, zakelijk weergegeven inhoudende, als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik bekeek camerabeelden van [cafetaria] , opgenomen op 5 juli 2020. De tijdstippen waren volgens de wintertijd.
Om 20:01:08 uur komt [benadeelde 1] in beeld en loopt de [cafetaria] binnen. [benadeelde 1] heeft een telefoon in haar hand en doet deze tegen haar oor.
Om 20:01:15 uur komt [verdachte] in beeld en loopt achter [benadeelde 1] aan de [cafetaria] binnen. [verdachte] loopt met een versnelde pas achter [benadeelde 1] aan.
Om 20:01:20 uur loopt [benadeelde 1] met een versnelde pas richting de achterkant van het zitgedeelte. Daar staan tafels en stoelen waardoor [benadeelde 1] niet verder de zaak in kan lopen. [verdachte] loopt met versnelde pas achter [benadeelde 1] aan. In zijn rechterhand houdt [verdachte] een zwart voorwerp vast. [benadeelde 1] draait zich en kijkt [verdachte] aan. [verdachte] houdt dreigend het zwarte voorwerp voor het gezicht van [benadeelde 1] . [verdachte] pakt de linkerarm van [benadeelde 1] vast. [verdachte] begeleidt [benadeelde 1] naar buiten.
Om 20:01:35 uur komen [benadeelde 1] en [verdachte] de [cafetaria] uitgelopen. [benadeelde 1] heeft haar telefoon met haar rechter hand vast en houdt deze tegen haar linker oor. [verdachte] loopt achter [benadeelde 1] en houdt met zijn linker hand de linker arm van [benadeelde 1] vast.
[verdachte] grijpt met beide handen naar de telefoon van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] strekt haar beide armen zodat [verdachte] niet bij haar telefoon kan. Beide armen klemt [verdachte] om de nek van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] probeert zich uit de armen van [verdachte] te worstelen. [benadeelde 1] houdt met haar linker hand haar telefoon in de lucht. [verdachte] staat achter [benadeelde 1] en klemt met zijn linker arm om de nek van [benadeelde 1] heen. Met zijn rechter hand probeert [verdachte] de telefoon van [benadeelde 1] af te pakken. Hierdoor ontstaat een worsteling.
[benadeelde 1] loopt op blote voeten. Om haar linker pols zit een zwart touw en zwart of bruine broekriem.
Om 20:01:42 uur slepen het zwarte touw en de broekriem, die [benadeelde 1] om haar pols heeft, over de straat. De broekriem valt op de grond en blijft daar lig
6. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof op 22 november 2022, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ging met 4 vingers in haar anus.
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Amsterdam , Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, onderzoeksnaam [naam 3] , onderzoeksnummer [nummer 2] , proces-verbaalnummer [nummer 3] , gesloten op 21 juli 2020.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 9-10, zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 2 augustus 2013 omstreeks 05:55 uur, stond ik op de [straatnaam] . Ik zag dat er twee meiden op mij afkwamen lopen. Ik hoorde dat een van de meiden in de Engelse taal vroeg waar een politiebureau was. Ik zag dat de make-up van de meiden rondom de ogen was doorlopen met tranen. Ik vroeg de meiden dan ook wat er was gebeurd. De meiden verklaarden dat een vriendin van hen was verkracht. Ik vroeg waar de vriendin op dit moment was. De meiden verklaarden dat de vriendin in het hostel was. Ik verzocht de meiden mij richting het hostel te brengen. Aldaar stond in tranen een meid op ons te wachten. Ze gaf op te zijn [benadeelde 2] (het hof begrijpt: [benadeelde 2] ). [benadeelde 2] verklaarde in de Engelse taal: Ik ben zojuist verkracht door een man. Ik kwam uit [uitgaansgelegenheid] en wilde een taxi nemen richting het hostel. Ik ontmoette de man op straat voor [uitgaansgelegenheid] en de man zei dat hij een taxi voor me had. Ik stapte bij de man in. De rit duurde zeker wel een half uur. Ik zag een bord dat we [plaats 3] uit waren gereden. Ik vroeg de man waar hij mij heen bracht, want dit was niet de weg naar het hostel. De man bracht mij naar een groot meer met veel hoge bomen. Het was er donker en hij trok mij uit de auto. Hij dwong mij om hem te pijpen. Ik wilde dit niet, maar ik moest van hem. Ik was bang dat als ik niet zou doen wat hij vroeg, hij mij misschien wat ging doen. Ik heb hem gepijpt. Daarna was het niet genoeg en duwde hij mij over de auto en verkrachtte hij mij. Hij heeft mij zonder condoom gepenetreerd.
8. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 11, zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 2 augustus 2013 om 06:00 uur heb ik gesproken met twee vriendinnen van het slachtoffer van een verkrachting. De twee vriendinnen gaven op te zijn: [naam 4] en [naam 5] . Ik hoorde dat zij het volgende verklaarden: Wij waren vanavond (het hof begrijpt: afgelopen avond) in [uitgaansgelegenheid] . Wij waren [benadeelde 2] kwijt geraakt in [uitgaansgelegenheid] . Wij zijn op een gegeven moment naar [hostel] gegaan en in slaap gevallen. Omstreeks 5:30 werden wij wakker omdat er op de deur gebonsd werd. Wij deden de deur open en zagen dat [benadeelde 2] voor de deur van onze kamer stond. Wij zagen dat [benadeelde 2] aan het huilen was. Wij hoorden dat zij in paniek was. Wij hoorden dat [benadeelde 2] aan ons vertelde dat zij verkracht was. Dit bleef [benadeelde 2] herhalen. [benadeelde 2] vertelde dat zij bang was dat de man die haar verkracht had haar wilde vermoorden. [benadeelde 2] vertelde dat de man haar bij haar haar had gegrepen en haar had gedwongen om hem te pijpen. Wij hoorden dat hij haar vervolgens had verkracht. De man die dit gedaan zou hebben zou een taxichauffeur zijn. Vervolgens hebben wij de politie gewaarschuwd.
9. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 12-13, zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van (een van) verbalisant(en):
Op 2 augustus 2013 kregen wij het verzoek om een slachtoffer van verkrachting op te vangen. Zij gaf op te zijn genaamd [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1994 te [geboorteplaats 2] . Ze verklaarde: Ik ben zojuist verkracht. Op een gegeven moment heb ik [uitgaansgelegenheid] verlaten en ik werd buiten aangesproken door een man die vroeg of ik een taxi nodig had. We zijn een auto ingestapt. Hij bracht me naar een plek buiten [plaats 3] . Hij had mij gebracht naar een open plek aan een meer. De weg was een verlaten zandweg. Ik zag in de verte verder niets of niemand.
10. Een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 14-16, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [benadeelde 2] op 2 augustus 2013:
Ik verblijf in [hostel] . Ik ben 19 jaar. Mijn vriendinnen heten [naam 7] [naam 5] en [naam 4] . Ook zij verblijven in [hostel] . We hebben met zijn vieren 1 kamer. Gisteravond dronken we tot 24:00 uur wat in het Hostel. Toen namen we de tram naar [uitgaansgelegenheid] . Ik heb in [uitgaansgelegenheid] ook gedronken. Ik weet niet meer hoeveel maar wel dat het veel te veel was. Ik weet niet meer hoe laat ik uit [uitgaansgelegenheid] ging. Ik ben in de auto gestapt en heb gezegd: ‘ [hostel] .’ Ik weet dat ik heel lang gereden heb en dat ik op een plaats kwam bij een groot meer en allemaal kerstbomen. De chauffeur zei dat ik tijd met hem door ging brengen en dat als ik naar [hostel] zou willen ik dingen zou moeten doen. Ik was bang omdat ik niet wist waar ik was en terug wilde naar [plaats 3] . Ik was overstuur en wilde weg. Hij zei dat ik hem moest pijpen. Ik zei nee maar hij zei dat hij me thuis ging brengen en dat ik tijd met hem doorbracht. Ik heb hem gepijpt. Toen draaide de man me om en zette me tegen de motorkap en hij heeft me vaginaal geneukt. Ik moest huilen. De condities waren dat als ik het niet zou doen ik niet terug naar [plaats 3] zou komen. Ik denk dat als ik het niet gedaan had ik dood in de rivier had gelegen nu. Het was vreselijk. Ik heb hem steeds gezegd dat ik naar [hostel] wilde en hij zei steeds: ‘Ja baby… ik breng je er wel… ik breng je.’
Van [uitgaansgelegenheid] tot de plek met de kerstbomen was het denk ik een half uur rijden. Ik heb borden boven de weg gezien met ‘ [plaats 3] ’ erop. Ik heb op de plek niks gezien, het was pikdonker. Ik huilde de hele tijd.
11. Een geschrift, te weten een Forensisch DNA-Rapport van Verilabs van 28 februari 2014, pagina’s 62-67, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ontvangen materiaal:
AAGK1864NL: Slip
ZAAC4079NL: Zedenset [benadeelde 2]
ZAAC4078NL#BC01sl: bemonstering diep vaginaal spermacel fractie
ZAAC4078NL#BC02sl: bemonstering speculum spermacel fractie.
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek:
RABA4983NLReferentiemateriaal bloed [benadeelde 2]
Het referentiemonster RABA4983NL#BC01 is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
AAGK1864NLslip
De slip is onderzocht op de aanwezigheid van spermavloeistof. Op de binnenzijde van de slip, ter hoogte van het kruis, is een aanwijzing op de aanwezigheid van spermavloeistof verkregen. De slip is hier vervolgens bemonsterd, AAGK1864NL#BC01. Het celmateriaal in de bemonstering AAGK1864NL#BC01 is onderworpen aan een differentiële lysis met als doel om spermacellen te scheiden van overige cellen in de bemonstering. De fractie overige cellen AAGK1864NL#BC01ml en de fractie spermacellen AAGK1864NL#BC01sl zijn vervolgens onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek.
ZAAC4079NL Zedenset [benadeelde 2]
De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van spermavloeistof. Op de vaginale bemonsteringen ZAAC4079NL#BC01 en ZAAC4079NL#BC02 is een aanwijzing op de aanwezigheid van spermavloeistof aangetroffen.
Resultaten en conclusies
AAGK1864NLslip
AAGK1864NL#BC01ml bemonstering slip overige celfractie
Van het celmateriaal is een DNA-mengprofiel verkregen van twee personen, waaronder minimaal één man. Van dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een vrouw. Dit afgeleide hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [benadeelde 2] . Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [benadeelde 2] . De berekende frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Hoewel niet alle DNA-kenmerken van de onbekende man ook voorkomen in het DNA-mengprofiel, kan deze persoon niet worden uitgesloten als één van de donoren van het DNA in deze bemonstering.

AAGK1864NL#BC01sl bemonstering slip spermacel fractie

Van het celmateriaal is een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Naar aanleiding van het in dit rapport beschreven onderzoek is er op 19 februari 2014 één DNA-profiel aangeboden voor opname in de Nederlandse DNA databank voor strafzaken. De beheerder van de DNA databank heeft op 27 februari 2014 het volgende DNA-profiel opgenomen:
AAGK1864NL#BC01sl bemonstering slip spermacel fractie.

ZAAC4079NL#BC01sl bemonstering diep vaginaal spermacel fractie

ZAAC4079NL#BC02sl bemonstering speculum spermacel fractie
Van het celmateriaal in deze bemonstering is een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
12. Een geschrift, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde, dat is [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum 1] 1978, met bijlage, van 16 april 2020, pagina’s 73-75, zakelijk weergegeven inhoudende:
Het DNA-profiel [nummer 4] van de veroordeelde [verdachte] is op 15 april 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster [nummer 5] .
Bovenstaande betekent dat DNA uit het sporenmateriaal met het identiteitszegel [nummer 6] , uit DNA-profielcluster [nummer 5] , afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] .
Bijlage
DNA-profielcluster [nummer 5]
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een bemonstering.
DNA-identiteitszegel: [nummer 6]
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.

Bewijsoverwegingen

Feit 1
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. Dat alternatieve scenario komt er op neer dat sprake was van goedmaakseks met wederzijds goedvinden. Aangeefster had verdachte toestemming gegeven om haar vast te binden en met een aantal vingers in haar anus te gaan. Verdachte heeft aangevoerd dat aangeefster tijdens de seks een onverwachte beweging maakte, waardoor er per ongeluk meer vingers naar binnen gleden. Ook heeft hij aangevoerd dat hij niet heeft gezien dat aangeefster bloedde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs. Hij heeft aangevoerd dat het in het dossier aanwezige steunbewijs ook kan passen bij een scenario van seks op vrijwillige basis die fout is gegaan, waarna aangeefster in paniek is geraakt, is weggevlucht en heeft gebeld met haar familie.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken van het brengen/duwen van een gebalde vuist in de anus van [benadeelde 1] .
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij en verdachte op 5 juli 2020 ruzie kregen. Zij heeft verklaard dat er een woordenwisseling ontstond, dat verdachte haar vloerde, bovenop haar ging zitten en een nekklem toepaste. Verdachte heeft aangeefster geboeid met handboeien, een touw en een riem. Hij heeft haar in de slaapkamer op bed geduwd en heeft meerdere vingers in haar anus geduwd. Ook heeft verdachte een mes tegen haar nek gedrukt. Aangeefster voelde heel veel angst, zo heeft zij verklaard.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de verklaring van aangeefsters zus, [naam 2] . Uit de verklaring van [naam 2] volgt dat aangeefster haar en hun ouders na het voorval meermalen heeft geprobeerd te bellen, maar hen niet te pakken kreeg. Uiteindelijk nam zij de telefoon op. Aangeefster heeft haar huilend en zwaar ademend gevraagd of haar vader naar [plaats 1] kon komen. Op haar vraag wat er aan de hand was, heeft aangeefster verteld dat verdachte met zijn hand in haar anus was geweest.
Ook de camerabeelden ondersteunen de verklaring van aangeefster op objectieve punten. Op de beelden is te zien dat aangeefster blootsvoets en met versnelde pas de [cafetaria] betreedt. Om haar pols zitten een touw en een broekriem. Verdachte loopt met versnelde pas achter haar aan en grijpt aangeefster vast. Hij probeert de telefoon van [benadeelde 1] af te pakken. Verdachte klemt zijn armen om de nek van [benadeelde 1] , terwijl [benadeelde 1] probeert zich uit de armen van [verdachte] te worstelen.
Met de rechtbank overweegt het hof dat het voorgaande getuigt van gewelddadig gedrag van verdachte jegens aangeefster en dat deze beelden aangeefsters stelling, dat sprake was van onvrijwilligheid, ondersteunen. Het voorgaande past niet binnen het door verdachte geschetste scenario dat even daarvoor een ongeluk was gebeurd tijdens vrijwillige goedmaakseks.
Daarnaast worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door het medisch onderzoek, waarbij onder andere is vastgesteld dat aangeefsters kringspier is gescheurd en dat dit operatief moest worden hersteld. Dit letsel duidt op penetratie met aanzienlijke kracht en niet bij een scenario waarbij per ongeluk meer vingers dan gepland naar binnen ‘gleden’. Het hof acht verdachtes verklaring, inhoudende dat hij niet heeft waargenomen dat aangeefster bloedde, gelet op de aard van de verwondingen en de hoeveelheid bloed (waaronder een stolsel), niet geloofwaardig.
Ook overweegt het hof, net als de rechtbank, dat tegenover aangeefsters verklaringen en het hiervoor opgenomen steunbewijs de wisselende verklaringen van verdachte staan. Nadat verdachte zich bij zijn eerste politieverhoor op 8 juli 2020 op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij op 16 juli 2020 verklaard dat wat op 5 juli 2020 is gebeurd, aangeefster eerder bij hem heeft gedaan. Pas op 13 augustus 2020 heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster op de tenlastegelegde datum mocht vastbinden, hij haar anaal mocht penetreren met zijn vingers, en dat hij per ongeluk met meerdere vingers naar binnen is gegleden. Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte daaraan toegevoegd dat het zou gaan om goedmaakseks.
Het hof acht op grond van het voorgaande niet aannemelijk geworden dat, zoals door de raadsman bepleit, het steunbewijs ziet op een andere interpretatie van het gebeurde.
Het hof zal verdachte evenwel vrijspreken van het in de anus brengen/duwen van zijn vuist. Voor dit onderdeel bestaat onvoldoende overtuigend bewijs. Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vingers in de anus van aangeefster heeft gebracht.
Feit 2
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. Dat komt erop neer dat sprake was van een wederzijds vrijwillige onenightstand.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs nu alle bewijs voortkomt uit één bron: aangeefster.
Het hof acht, net als de rechtbank, het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Het hof sluit zich aan bij de overweging van de rechtbank voor zover hieronder cursief weergegeven:
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende feiten en omstandigheden:
  • Verdachte was destijds 35 jaar;
  • Aangeefster was destijds 19 jaar;
  • Verdachte en aangeefster waren onbekenden van elkaar;
  • Aangeefster is in de nacht van 1 augustus 2013 op 2 augustus 2013 in [plaats 3] bij verdachte in de auto gestapt;
  • Tussen verdachte en aangeefster heeft die nacht orale en vaginale seks plaatsgevonden;
  • Aangeefsters reisvriendinnen [naam 4] en [naam 5] worden in de vroege ochtend van 2 augustus 2013 in paniek gewekt door aangeefster, die hen huilend vertelt dat zij was verkracht;
  • Bij aangeefster is een zedenkit afgenomen, waarbij sperma van verdachte in haar vagina en in haar slip is aangetroffen.
Gezien de aangifte en de feiten en omstandigheden die de rechtbank uit de bewijsmiddelen afleidt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer uit vrije wil seksueel contact met hem heeft gehad, niet aannemelijk. Het slachtoffer heeft vrijwel direct na het incident hevig geëmotioneerd tegen verschillende betrokkenen consistent en gedetailleerd over het incident verklaard. De verklaring die aangeefster bij de politie heeft afgelegd, komt overeen met de verklaring die zij ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd. De verklaringen van aangeefster vinden steun in de getuigenverklaringen van haar reisvriendinnen [naam 4] en [naam 5] , die direct na het incident door aangeefster werden gewekt. Zij hebben verklaard dat aangeefster in paniek was en huilend vertelde dat zij was verkracht. Ook zij hebben hierover ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard. [1] De verklaring van verdachte, dat er sprake was van vrijwillige seks, wordt aldus door de bewijsmiddelen weerlegd.
Op grond van het voorgaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman, inhoudende dat vrijspraak dient te volgen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 juli 2020 te [plaats 1] door geweld, te weten
- het naar de grond brengen van [benadeelde 1] en
- het aanleggen van een nekklem bij [benadeelde 1] en
- het boeien van de handen van [benadeelde 1] met een riem en handboeien en een touw en
- het op bed duwen van [benadeelde 1] en
- het duwen van het gezicht van [benadeelde 1] in een dekbed waardoor die [benadeelde 1] geen adem kon halen en
- het zetten van een mes tegen de nek van [benadeelde 1]
die [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten
- het meermalen brengen/duwen van zijn, verdachtes, vingers in de anus van [benadeelde 1] ;
2.
hij op 2 augustus 2013 in [plaats 4] door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden [benadeelde 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en vagina van die [benadeelde 2] gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- zich tegenover die [benadeelde 2] heeft voorgedaan als taxichauffeur en
- die [benadeelde 2] heeft laten instappen in een door hem, verdachte, bestuurde auto en
- aan die [benadeelde 2] heeft voorgewend dat hij, verdachte, die [benadeelde 2] rechtstreeks naar haar verblijfadres zou vervoeren en
- die [benadeelde 2] naar een stille en donkere en afgelegen plek heeft vervoerd en
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat die [benadeelde 2] tijd met hem, verdachte, ging doorbrengen en als die [benadeelde 2] terug zou willen naar haar verblijfadres, zij dingen moest doen en
- die [benadeelde 2] bij haar haar heeft gegrepen en
- die [benadeelde 2] uit de auto heeft getrokken en
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en
- die [benadeelde 2] tegen de motorkap van de auto heeft gezet,
en aldus voor die [benadeelde 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van verkrachting (feiten 1 en 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de rechtbank aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z Sr opgelegd.
De advocaat-generaal heeft bevestiging gevorderd van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
De raadsman heeft bepleit de gevangenisstraf te matigen. Hiertoe is aangevoerd dat de rechtbank de omstandigheden waaronder feit 1 heeft plaatsgevonden te zwaar heeft laten meewegen en deze als vernederend heeft aangemerkt. Het betrof echter handelingen die voor verdachte en aangeefster in de seksuele omgang als normaal werden beschouwd. Daarmee heeft de rechtbank de zaak en de straf naar het oordeel van de raadsman op een ander niveau getild.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit af te zien van oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. In dat verband is aangevoerd dat feit 1 zich afspeelde in een relationele situatie die thans niet meer aan de orde is en feit 2 ziet op een gedateerd feit uit 2013.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan verkrachting.
Verdachte heeft zich op 2 augustus 2013 voor [uitgaansgelegenheid] in [plaats 3] voorgedaan als taxichauffeur. [benadeelde 2] , een 19-jarige Australische toeriste, was in de veronderstelling dat zij in een taxi stapte, die haar naar het hostel zou brengen waarin zij verbleef. Verdachte is echter met haar naar een afgelegen plek gereden. Toen aangeefster erachter kwam dat verdachte haar niet naar het hostel bracht, werd zij bang. Verdachte heeft haar uit de auto getrokken en haar gedwongen hem te pijpen. Hij heeft daarbij meermalen aangegeven dat zij moest doen wat hij zei en dat hij haar daarna pas terug naar haar hostel zou brengen. Daarna heeft verdachte aangeefster tegen de motorkap van de auto aangezet en haar zonder condoom vaginaal gepenetreerd. Aangeefster moest huilen en was in de veronderstelling dat als zij die handelingen niet bij verdachte zou verrichten, zij niet terug naar [plaats 3] zou komen.
Aangeefster heeft direct na de verkrachting aangifte van dit feit gedaan, maar er was destijds te weinig informatie om een verdachte in het vizier te krijgen. Verdachte is pas in beeld gekomen toen in 2020 het DNA-materiaal van verdachte in de DNA-databank werd opgenomen. Daarna volgde een ‘match’ met het in de slip van slachtoffer [benadeelde 2] aangetroffen DNA-materiaal. Uit de stukken blijkt dat het zeer emotioneel voor haar is geweest om na al die jaren te horen dat de man die haar in 2013 heeft verkracht eindelijk was aangehouden.
Vervolgens heeft verdachte zich op 5 juli 2020 schuldig gemaakt aan een gewelddadige verkrachting van zijn toenmalige vriendin en de moeder van hun jonge dochter. Aangeefster en verdachte kregen ruzie. Verdachte heeft aangeefster vastgebonden en is met meerdere vingers op brute wijze meermalen de anus van aangeefster binnengedrongen hetgeen zwaar letsel tot gevolg heeft gehad. Daarbij heeft verdachte aangeefster in een nekklem gehouden, haar met haar gezicht in het dekbed geduwd en met een mes bedreigd. Dit alles is blijkens de inhoud van haar slachtofferverklaring zeer vernederend geweest. Aangeefster ondervindt nog steeds lichamelijke klachten en het is de vraag of zij ooit volledig zal herstellen. De omstandigheid dat het boeien van de handen en penetreren van de anus van het slachtoffer door verdachte ook wel onderdeel uitmaakten van het seksleven dat verdachte en [benadeelde 1] hadden binnen hun relatie, maakt niet dat het bewezene onder feit 1 als minder ernstig moet worden aangemerkt. Het op gewelddadige wijze afdwingen van seksuele handelingen als deze vormt eerder een illustratie van de enorme inbreuk die verdachte heeft gemaakt op het vertrouwen dat [benadeelde 1] in hem stelde.
Een verkrachting maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade ondervinden. Verdachte heeft door zijn ernstig grensoverschrijdend gedrag de slachtoffers angst aangejaagd en hen gevoelens van onveiligheid bezorgd, waarbij de verkrachting van een kennelijk willekeurig slachtoffer als [benadeelde 2] daarnaast ook bij anderen in de samenleving sterke gevoelens van onveiligheid teweeg brengt.
Uit de slachtofferverklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partij blijkt dat de verkrachtingen traumatiserend zijn geweest. [benadeelde 2] heeft nog steeds last van angsten en paniekaanvallen en [benadeelde 1] heeft hulp gezocht voor de verwerking van het leed dat haar is aangedaan.
Persoon van verdachte
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2022 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft kennisgenomen van de verscheidene rapportages in het dossier die zien op de persoon van de verdachte en verband houden met de bewezenverklaarde feiten. Uit die rapportages komt naar voren dat verdachte niet heeft meegewerkt aan de onderzoeken.
Uit het PBC-rapport van 10 maart 2021 volgt dat - doordat verdachte zijn medewerking heeft geweigerd en de beperkte informatie uit de dossierstukken – onvoldoende zicht is verkregen op de eventuele aanwezigheid van een psychische stoornis, ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Daardoor konden de onderzoekers niet onderbouwen of uitsluiten of verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde door pathologie werden beïnvloed en zo ja, in welke mate.
Vanwege verdachtes proceshouding was het niet mogelijk om delictscenario’s te maken en kon geen zicht worden verkregen op de omstandigheden, gevoelens en gedachten van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Daardoor konden onderzoekers geen uitspraken doen over een mogelijke doorwerking van een eventuele stoornis in de tenlastegelegde feiten. Een advies over de mate van toerekening kon derhalve niet worden gegeven.
Ook kon wegens het ontbreken van vastgestelde psychopathologie geen klinische uitspraak worden gedaan over een individueel psychopathologisch bepaald recidiverisico.
Onderzoekers waren niet in staat tot het formuleren van een behandeladvies. Ook konden geen onderbouwde uitspraken worden gedaan met betrekking tot de noodzaak van een behandeling in een juridisch kader.
Ook blijkens de overige, eerdere rapportages is het vaststellen van de aan- of afwezigheid van een stoornis bij de verdachte niet mogelijk gebleken.
Straf
Verdachte heeft het ernstige delict verkrachting tweemaal gepleegd, in twee volstrekt verschillende situaties en met aanzienlijk tijdsverloop tussen die beide feiten. Daarmee heeft verdachte laten zien dat een verscheidenheid aan situaties hem kan aanzetten tot het plegen van seksueel geweld. De verkrachtingen hebben gemeen dat verdachte zijn eigen lusten en emoties op agressieve wijze op beide slachtoffers heeft botgevierd, en dat de gevolgen voor de slachtoffers enorm zijn, zoals gebleken is uit de slachtofferverklaringen en de vorderingen benadeelde partij. Het hof acht dit zeer zorgwekkend, temeer omdat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn persoon. Het hof acht de kans dan ook aanzienlijk dat verdachte nog eens een dergelijk gewelddadig zedendelict zal plegen. Uit de oogpunten van vergelding en bescherming acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf van zes jaren, onvoldoende. Het hof acht voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ter zake van feit 1
Het hof acht het noodzakelijk om niet alleen een langdurige gevangenisstraf op te leggen maar om daarnaast de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Het hof slaat acht op artikel 38z Sr, de relevante passages uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2013/14, 33816, nr. 3, p. 15 en p. 28, nr. 6, p. 22 en Kamerstukken II 2015/16, 33816, D, p. 32) en HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:770 en overweegt daartoe als volgt.
Uit het reclasseringsrapport van 6 augustus 2021 komt naar voren dat de reclassering mogelijkheden ziet voor het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft echter het recidiverisico niet kunnen inschatten, vanwege de niet-meewerkende houding van de verdachte. Vanuit de OXREC, een actuarieel risicotaxatie-instrument, wordt het algemeen recidiverisico laag tot hoog ingeschat. De reclassering heeft onvoldoende informatie kunnen verkrijgen om op basis van hun professioneel oordeel een uitspraak te kunnen doen over het recidiverisico. Met de beschikbare informatie heeft de reclassering ook gebruik gemaakt van het Static-99R, een empirisch ontwikkeld risicotaxatie-instrument, gemaakt om het risico van seksuele en/of gewelddadige recidive in te schatten op basis van iemands justitiële geschiedenis en algemeen beschikbare demografische gegevens. Hierbij wordt het risico op een zedendelict matig-laag ingeschat. Verdachte scoort wel op items als eerdere veroordeling voor niet-seksueel geweld (mishandeling), aantal veroordelingen in het verleden en de tenlastegelegde feiten.
Ook de rapporteurs uit het hiervoor genoemde PBC-rapport dan wel rapporteurs van de overige in het dossier aangetroffen pro justitiarapporten waren niet in staat een inschatting te geven van het recidiverisico.
In de onderhavige zaak zijn feiten van zeer gewelddadige aard bewezenverklaard, die verdachte op meerdere momenten binnen een langere periode en op verschillende wijze en onder verschillende omstandigheden heeft gepleegd. Verdachte heeft tijdens meerdere pro justitia onderzoeken geen enkel inzicht willen geven in zijn persoon en de omstandigheden waaronder hij de feiten heeft gepleegd. Ook neemt hij geen verantwoordelijkheid voor de feiten. Dit baart het hof grote zorgen en dit maakt dat het hof van oordeel is dat de kans op recidive zonder behandeling groot moet worden geacht, terwijl er, bij gebrek aan een ingang voor een behandeling van verdachte geen reden is aan te nemen dat dit recidivegevaar na ommekomst van de gevangenisstraf tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen.
Het hof overweegt ten slotte dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting. Dit misdrijf veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en op dit feit is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Bovendien wordt aan de verdachte ter zake van onder meer deze strafbare feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de maatregel naar het oordeel van het hof in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen. Het hof zal daarom tot de oplegging van deze maatregel overgaan, zodat indien dat te zijner tijd noodzakelijk wordt geacht, toezicht kan worden gehouden op verdachte, danwel behandeling kan worden aangeboden.
Het hof zal de maatregel uitsluitend opleggen ter zake feit 1, omdat feit 2 gepleegd is voordat artikel 38z Sr in werking trad.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde ter beschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.385,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.385,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De rechtbank heeft in het vonnis het volgende overwogen (cursief):
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen en dus aanspraak kan maken op vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft haar vordering onderbouwd door te verwijzen naar vergelijkbare zaken. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat tussen partijen sprake lijkt te zijn van een ingewikkelde relatie, waarbij in het verleden over en weer zaken lijken te zijn voorgevallen. Daar komt bij dat is gebleken dat mevrouw [benadeelde 1] bij verdachte op bezoek is geweest in de penitentiaire inrichting, in het kader van bezoek zonder toezicht. Volgens verdachte om te spreken over gezinsuitbreiding, volgens mevrouw [benadeelde 1] om te ervaren hoe zij zich in de nabijheid van verdachte zou voelen. Wat daar ook van zij, deze omstandigheden zijn van invloed op de beoordeling van de immateriële schadevergoeding, daar waar deze wordt gevorderd in verband met geestelijk letsel. Voor dit moment acht de rechtbank de toewijzing van een bedrag van
€ 10.000,- billijk. Voor het meerdere zou de rechtbank nader geïnformeerd moeten worden over de bovengenoemde feiten en omstandigheden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 20.385,- gevorderd.
De verdediging heeft verzocht aan te sluiten bij de overwegingen van de rechtbank in het vonnis en heeft verzocht maximaal het door de rechtbank toegewezen bedrag van
€ 10.385,- toe te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof is van oordeel dat de grondslag van de vordering die is ingediend het uitganspunt dient te zijn, los bezien van eventuele sociale contacten tussen verdachte en aangeefster die zich na het feit hebben voorgedaan.
De vordering bestaat uit materiële schade, te weten het verplichte eigen risico van de zorgverzekeraar ad € 385,-, en uit immateriële schade ad € 20.000,-, bestaande uit fysiek letsel, welk letsel niet volledig is hersteld, en psychisch letsel. Van de zijde van de verdediging is de grondslag van deze vordering niet betwist.
Het hof is van oordeel dat hetgeen ten grondslag is gelegd aan de vordering, het bedrag dat gevorderd is kan rechtvaardigen. Het hof wijst de vordering toe, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Op grond van het voorgaande dient verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten te worden veroordeeld, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.838,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van verdachte in hoger beroep niet weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Op grond van het voorgaande dient verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten te worden veroordeeld, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.385,00 (twintigduizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.385,00 (twintigduizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 136 (honderdzesendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 5 juli 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.838,92 (dertienduizend achthonderdachtendertig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit € 882,92 (achthonderdtweeëntachtig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 12.956,00 (twaalfduizend negenhonderdzesenvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.838,92 (dertienduizend achthonderdachtendertig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit € 882,92 (achthonderdtweeëntachtig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 12.956,00 (twaalfduizend negenhonderdzesenvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 104 (honderdvier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 augustus 2013.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. W.J. Morra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 6 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Processen-verbaal van verhoor [naam 4] , en [naam 5] , d.d. 21 juli 2021, beide afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris.