Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Ter aanvulling overweegt het hof dat de huidige jeugdbeschermers voortvarend te werk gaan, en dat er nu concrete stappen voor hulpverlening worden gezet. De advocaat van de moeder heeft dat tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd. De jeugdbeschermers hebben ervoor gezorgd dat de praktische hulp in het gezin van [de vader1] is geïntensiveerd en geformaliseerd via het persoonsgebonden budget. Dit loopt sinds 3 oktober 2022, zo heeft de GI toegelicht, en het is dus een prille ontwikkeling. Sindsdien lijkt er wel meer rust te zijn gekomen in het gezin.
De kinderen lijken voorzichtig een positieve ontwikkeling door te maken, ondanks dat zij het door hen opgelopen trauma nog (lang) niet hebben verwerkt. [de minderjarige1] worstelt nog steeds met identiteitsproblematiek. Voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is recent speltherapie – in de vorm van psychomotorische therapie – ingezet. Momenteel is nog onduidelijk wat de effecten daarvan zullen zijn.
De moeder heeft moeite met het accepteren van hulp en is wantrouwend naar de hulpverlening. De GI ziet dat de moeder steeds weer in conflict komt met hulpverlening en dat zij regelmatig haar eigen belang boven dat van de kinderen stelt.
Het hof acht van belang voor de kinderen dat de recent ingezette intensieve hulpverlening bij [de vader1] thuis wordt gecontinueerd. Om dit te kunnen waarborgen acht het hof de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij [de vader1] noodzakelijk. Het hof heeft er geen vertrouwen in dat de moeder en [de vader1] dit in het vrijwillige kader kunnen bereiken omdat hun communicatie en samenwerking niet voldoende is en de moeder op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] – weliswaar met een soort overgangsregeling – naar [woonplaats1] zal halen indien de machtigingen tot uithuisplaatsing zullen worden beëindigd.
Daarbij komt dat alle belanghebbenden het erover eens zijn dat de drie kinderen bij elkaar moeten blijven wonen. Het hof onderschrijft dit belang.