ECLI:NL:GHARL:2022:10433
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- B.J. Engberts
- Ch.E. Bethlem
- S.J.O. de Vries
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de beoordeling van te goeder trouw zijn ten aanzien van schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarin het verzoek van de appellante tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De appellante, echtgenote van [naam1], had in eerste aanleg verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd, waarbij het heeft overwogen dat de appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen.
De rechtbank had vastgesteld dat de appellante een aanzienlijke schuldenlast had van € 24.383,20, waaronder schulden aan de Belastingdienst en CZ Zorgverzekering. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het aan de appellante is om aan te tonen dat zij te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. Het hof concludeerde dat de appellante niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de ontstaansredenen van haar schulden, wat haar verzoek om toelating in de weg staat.
Daarnaast heeft het hof de hardheidsclausule besproken, die kan leiden tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ondanks niet te goeder trouw ontstane schulden. Het hof oordeelde dat de appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij haar problematiek onder controle heeft gekregen, mede gezien haar verslavingsproblematiek en het feit dat zij nog steeds behandeling ondergaat. Het hof concludeerde dat het te vroeg is om de appellante toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, omdat niet is aangetoond dat zij in staat is om de verplichtingen die aan de regeling zijn verbonden na te komen. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.