Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.G. van der Laan.
1.De procedure bij de rechtbank
1.2 Op 25 augustus 2020 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht om de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen, omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de sollicitatie- en de informatieplicht.
Bij tussenvonnis van de rechtbank van 28 oktober 2020 is de beslissing op dat verzoek pro forma aangehouden tot 1 februari 2021 om [appellant] in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat hij zal voldoen aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling.
De bewindvoerder heeft op 16 februari 2021 haar verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant] ingetrokken.
23 november 2022 van mr. Van der Laan en de e-mail van 25 november 2022 van
[naam2] van Jurida B.V., sinds 1 april 2022 de nieuwe beschermingsbewindvoerder van [appellant] .
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant] was aan het begin van zijn schuldsaneringsregeling op fulltime contractbasis werkzaam. Dat contract eindigde medio april 2020 en is vanwege de coronapandemie niet verlengd. Hierna heeft [appellant] verschillende perioden een WW-uitkering ontvangen, afgewisseld met perioden waarin hij een ZW-uitkering ontving. Sinds mei 2022 ontvangt hij een uitkering ingevolge de Participatiewet.
Bij e-mail van 15 juni 2020 heeft de bewindvoerder [appellant] (nogmaals) gewezen op de sollicitatieplicht en hem verzocht haar minimaal vier sollicitaties per maand te sturen. Omdat [appellant] daaraan niet voldeed, heeft de rechter-commissaris op verzoek van de bewindvoerder [appellant] op 30 juli 2020 een brief gestuurd, waarin [appellant] is gewezen op (het belang van nakoming van) de sollicitatieplicht.
Deze kernverplichting in het wettelijk schuldsaneringstraject houdt, kort gezegd, in dat [appellant] verplicht is spontaan en op (eerste) verzoek alle gegevens aan de bewindvoerder te verstrekken die van belang zijn of kunnen zijn voor een doeltreffende uitvoering van zijn regeling. Dit ook om te kunnen beoordelen of hij voldoet aan een andere kernverplichting van de regeling, de sollicitatieplicht.
heeft niet ontkend dat hij de bewindvoerder niet of niet tijdig heeft geïnformeerd en/of geen stukken heeft overgelegd over zaken waarvan hij wist dan wel behoorde te weten dat deze voor een goed verloop van zijn regeling van belang waren.
Zo heeft [appellant] de bewindvoerder niet op de hoogte gesteld van zijn beweerde (laatste) ziekmelding per 3 december 2021 terwijl hij een WW-uitkering ontving en ontbreken stukken om [appellant] te volgen in zijn stelling dat hij naar aanleiding van die ziekmelding bij een bedrijfsarts van het UWV is geweest, die hem ongeschikt voor werk achtte. De nagezonden bijlage 2 is daartoe onvoldoende. Verder ontbreekt een (kenbaar) besluit van de gemeente waaruit kan worden afgeleid dat [appellant] , zoals hij stelt, voorlopig is vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht in het kader van de Participatiewet. De nagezonden bijlage 3 kan deze stelling niet ondersteunen. Deze brief afgedrukt op papier met het logo van de gemeente Arnhem wekt eerder vragen op, nu de brief niet is gedateerd, geen referentienummers zijn vermeld en ook de indeling van de brief ongebruikelijk is. Desgevraagd kon [appellant] dit bij de zitting op het hof niet afdoende verklaren.
Dat aan het onthouden van genoemde informatie aan de bewindvoerder, naar [appellant] heeft verklaard, een zware depressiviteit ten grondslag ligt, vindt geen steun in de aan het hof beschikbaar gestelde stukken en is dan ook geen rechtvaardiging voor een informatieverzuim van deze omvang. [appellant] had zich strikt aan die verplichting moeten houden. Zeker nadat hij daar op is gewezen in het door de rechtbank gewezen tussenvonnis van 28 oktober 2020 en ook in het vonnis van 4 maart 2021. In laatstgenoemd vonnis is [appellant] er nog eens uitdrukkelijk op gewezen dat hij de bewindvoerder goed moet informeren. Dat is echter niet gebeurd.
Het niet nakomen van de informatieplicht is voldoende reden om de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen.
4.De beslissing
21 september 2022.
5 december 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.