ECLI:NL:GHARL:2022:10432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
200.316.670
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Gelderland had op 21 september 2022 de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds beëindigd zonder het verlenen van een schone lei, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn informatieplicht en sollicitatieplicht. De appellant was in 2020 in de schuldsaneringsregeling gekomen, maar had sindsdien niet aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen voldeed. De bewindvoerder had de rechtbank verzocht om de regeling te beëindigen, wat leidde tot een pro forma aanhouding van de beslissing om de appellant de kans te geven zijn verplichtingen na te komen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de regeling beëindigd, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 november 2022 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant vanaf oktober 2021 niet aantoonbaar had gesolliciteerd en dat hij zijn psychische klachten niet met voldoende bewijs had onderbouwd. Het hof oordeelde dat de appellant in gebreke was gebleven in de nakoming van zijn informatieplicht, wat cruciaal is voor een goede uitvoering van de schuldsaneringsregeling. De appellant had niet tijdig alle relevante informatie aan de bewindvoerder verstrekt, wat leidde tot een gebrek aan vertrouwen in zijn vermogen om aan de verplichtingen te voldoen.

Het hof concludeert dat de tekortkomingen van de appellant in zijn schuldsaneringsregeling structureel zijn en dat er geen aanleiding is om de regeling voort te zetten of te verlengen. Het hoger beroep van de appellant faalt, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 21 september 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.316.670
(rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, insolventienummer: R.05/20/19)
arrest van 5 december 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.G. van der Laan.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), van 13 januari 2020 is op [appellant] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Hierbij is [naam1] tot bewindvoerder benoemd.
1.2 Op 25 augustus 2020 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht om de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen, omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de sollicitatie- en de informatieplicht.
Bij tussenvonnis van de rechtbank van 28 oktober 2020 is de beslissing op dat verzoek pro forma aangehouden tot 1 februari 2021 om [appellant] in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat hij zal voldoen aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling.
De bewindvoerder heeft op 16 februari 2021 haar verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant] ingetrokken.
1.3
Bij vonnis van de rechtbank van 4 maart 2021 is de schuldsaneringsregeling van [appellant] voortgezet en is de termijn van die regeling vastgesteld op drie jaar en zes maanden, tot 13 juli 2023.
1.4
Bij vonnis van de rechtbank van 21 september 2022 is, op verzoek van de bewindvoerder, de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd zonder dat aan [appellant] de schone lei wordt verleend. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2. De procedure in hoger beroep
2.1
Bij ter griffie van het hof op 29 september 2022 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 september 2022. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en alsnog te bepalen dat het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei wordt afgewezen.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met één bijlage kennisgenomen van de brief met bijlagen van 9 november 2022 van de bewindvoerder, de brief met drie bijlagen van
23 november 2022 van mr. Van der Laan en de e-mail van 25 november 2022 van
[naam2] van Jurida B.V., sinds 1 april 2022 de nieuwe beschermingsbewindvoerder van [appellant] .
2.3
De zitting heeft op 28 november 2022 plaatsgevonden. Hierbij is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Van der Laan. Ook de bewindvoerder is verschenen. Tijdens de zitting heeft de bewindvoerder een overzicht overgelegd van door [appellant] van het UWV ontvangen inkomsten uit ZW- en WW-uitkering over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 mei 2022. Namens Jurida B.V. is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] de uit die regeling voortvloeiende inspanningsverplichting, in het bijzonder de sollicitatieplicht, niet is nagekomen. Hierbij heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat [appellant] vanaf oktober 2021 niet aantoonbaar heeft gesolliciteerd en dat hij de door hem gestelde psychische klachten niet met stukken heeft onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld welke verplichtingen [appellant] in die maanden had.
3.2
Het hof gaat, voor zover hier van belang, van de volgende feiten uit.
[appellant] was aan het begin van zijn schuldsaneringsregeling op fulltime contractbasis werkzaam. Dat contract eindigde medio april 2020 en is vanwege de coronapandemie niet verlengd. Hierna heeft [appellant] verschillende perioden een WW-uitkering ontvangen, afgewisseld met perioden waarin hij een ZW-uitkering ontving. Sinds mei 2022 ontvangt hij een uitkering ingevolge de Participatiewet.
Bij e-mail van 15 juni 2020 heeft de bewindvoerder [appellant] (nogmaals) gewezen op de sollicitatieplicht en hem verzocht haar minimaal vier sollicitaties per maand te sturen. Omdat [appellant] daaraan niet voldeed, heeft de rechter-commissaris op verzoek van de bewindvoerder [appellant] op 30 juli 2020 een brief gestuurd, waarin [appellant] is gewezen op (het belang van nakoming van) de sollicitatieplicht.
3.3
Het hof is van oordeel dat [appellant] in ieder geval vanaf het moment dat zijn contract niet werd verlengd, in gebreke is gebleven in de nakoming van zijn informatieplicht.
Deze kernverplichting in het wettelijk schuldsaneringstraject houdt, kort gezegd, in dat [appellant] verplicht is spontaan en op (eerste) verzoek alle gegevens aan de bewindvoerder te verstrekken die van belang zijn of kunnen zijn voor een doeltreffende uitvoering van zijn regeling. Dit ook om te kunnen beoordelen of hij voldoet aan een andere kernverplichting van de regeling, de sollicitatieplicht.
heeft niet ontkend dat hij de bewindvoerder niet of niet tijdig heeft geïnformeerd en/of geen stukken heeft overgelegd over zaken waarvan hij wist dan wel behoorde te weten dat deze voor een goed verloop van zijn regeling van belang waren.
Zo heeft [appellant] de bewindvoerder niet op de hoogte gesteld van zijn beweerde (laatste) ziekmelding per 3 december 2021 terwijl hij een WW-uitkering ontving en ontbreken stukken om [appellant] te volgen in zijn stelling dat hij naar aanleiding van die ziekmelding bij een bedrijfsarts van het UWV is geweest, die hem ongeschikt voor werk achtte. De nagezonden bijlage 2 is daartoe onvoldoende. Verder ontbreekt een (kenbaar) besluit van de gemeente waaruit kan worden afgeleid dat [appellant] , zoals hij stelt, voorlopig is vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht in het kader van de Participatiewet. De nagezonden bijlage 3 kan deze stelling niet ondersteunen. Deze brief afgedrukt op papier met het logo van de gemeente Arnhem wekt eerder vragen op, nu de brief niet is gedateerd, geen referentienummers zijn vermeld en ook de indeling van de brief ongebruikelijk is. Desgevraagd kon [appellant] dit bij de zitting op het hof niet afdoende verklaren.
3.4
Tekenend voor het structurele gebrek aan (tijdige) informatieverstrekking is dat [appellant] ook op de zitting in hoger beroep met voor de bewindvoerder - en ook het hof - nieuwe informatie komt. Het gaat in dit geval om de verklaring van [appellant] dat hij sinds twee maanden bij Pro Persona onder behandeling staat. Bij deze instelling heeft hij, naar hij heeft gesteld, één keer in de twee weken een gesprek met een psycholoog en één keer in de twee à drie maanden een gesprek met een psychiater. [appellant] heeft tevens verklaard dat door de psychiater zijn gebruik van medicatie (antidepressiva) is verhoogd. Over de inmiddels gestarte behandeling heeft [appellant] , hoewel dat op zijn weg lag, geen inhoudelijke informatie (zoals bijvoorbeeld een plan van aanpak) verschaft. Evenmin is een verklaring van de psycholoog of psychiater overgelegd en is ook geen inzicht gegeven in het kennelijk al langdurige, thans verhoogde, gebruik van antidepressiva.
Dat aan het onthouden van genoemde informatie aan de bewindvoerder, naar [appellant] heeft verklaard, een zware depressiviteit ten grondslag ligt, vindt geen steun in de aan het hof beschikbaar gestelde stukken en is dan ook geen rechtvaardiging voor een informatieverzuim van deze omvang. [appellant] had zich strikt aan die verplichting moeten houden. Zeker nadat hij daar op is gewezen in het door de rechtbank gewezen tussenvonnis van 28 oktober 2020 en ook in het vonnis van 4 maart 2021. In laatstgenoemd vonnis is [appellant] er nog eens uitdrukkelijk op gewezen dat hij de bewindvoerder goed moet informeren. Dat is echter niet gebeurd.
Het niet nakomen van de informatieplicht is voldoende reden om de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen.
3.5
Omdat [appellant] , zoals hiervoor ook al is overwogen, zelfs in dit stadium van zijn schuldsaneringsregeling geen enkel met stukken onderbouwd inzicht heeft gegeven in zijn gezondheidssituatie, volgt het hof [appellant] ook niet in zijn stelling dat hem niet kan worden verweten dat hij tijdens zijn regeling niet heeft gesolliciteerd naar betaald werk omdat zijn depressieve klachten daaraan in de weg stonden en nog steeds staan.
3.6
Gelet op de ernst van de hiervoor geconstateerde tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling van [appellant] en het structurele karakter daarvan, bestaat geen aanleiding die regeling voort te zetten of te verlengen. Daar komt bij dat voor een voortzetting of verlenging van de regeling voldoende vertrouwen aanwezig moet zijn dat de verplichtingen in het toekomst wel naar behoren zullen worden nagekomen. Dat vertrouwen ontbreekt in het geval van [appellant] .
3.7
Het hoger beroep faalt. Het vonnis van 21 september 2022 zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
21 september 2022.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ch.E. Bethlem, B.J. Engberts en S.J.O. de Vries, en is op
5 december 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.