Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- een journaalbericht namens de vrouw van 11 maart 2020 met bijlage(n);
- het verweerschrift namens de man, tevens incidenteel beroepschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 28 mei 2020 met bijlage(n);
- een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep namens de vrouw met bijlage(n);
- een brief namens de man van 22 oktober 2020;
- een brief van [de jong-meerderjarige] van 23 juni 2021;
- een journaalbericht namens de man van 18 november 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 19 november 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 23 november 2021 met bijlage(n);
- een verweerschrift namens [de jong-meerderjarige] , tevens inhoudend een zelfstandig verzoek, met bijlage(n).
2.De feiten
- de even weken is hij de hele week bij de vrouw;
- de oneven weken van maandag na school tot donderdag voor school is [de jong-meerderjarige] bij de vrouw en van donderdag na school tot maandag voor school bij de man. In de oneven weken gaat [de jong-meerderjarige] op donderdag tussen 16.00 – 17.00 uur (voor het avondeten) naar de man en de maandag daarna om 13.00 uur (na de lunch) naar de vrouw;
- Tijdens de korte vakanties (die van één week) is hij drieënhalve dag bij de vrouw en drieënhalve dag bij de man;
- de langere vakanties van twee weken is hij één week bij de vrouw en één week bij de man;
- de zomervakantie wordt verdeeld in twee weken bij de vrouw, twee weken bij de man, één week bij de vrouw en één week bij de man;
- de kerstvakantie dient om en om bij de ene of de andere ouder te beginnen, zodat [de jong-meerderjarige] het ene jaar met kerst bij de ene ouder is en het volgend jaar met kerst bij de andere ouder, en de jaarwisseling idem;
- de verjaardagen van [de jong-meerderjarige] , ouders en grootouders regelen de ouders en/of [de jong-meerderjarige] zelf.
Algehele uitsluiting
Verrekening van inkomsten
3.De omvang van het geschil
4.De motivering van de beslissing
€ 60,- per maand. Voor de man komt de bijdrage uit op € 409,- per maand. Nu dit bedrag het verzoek van [de jong-meerderjarige] niet overstijgt zal het hof betaling van dit bedrag aan de man opleggen.
isontbonden (datum ontbinding huwelijk). Naar het oordeel van het hof is deze lezing onjuist. Artikel 13 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden bevat een finaal verrekenbeding voor het geval het huwelijk
wordtontbonden of de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet meer duurzaam samenleven. Uit lid 2 van artikel 13 volgt dat de verrekening plaats vindt naar de toestand ten tijde van de in lid 1 genoemde gebeurtenis: de datum waarop het huwelijk wordt ontbonden of de datum waarop partijen anders dan in onderling overleg niet meer duurzaam samenwonen. Dat het huwelijk wordt ontbonden is het gevolg van de indiening van het echtscheidingsverzoek op 22 december 2017. Hieruit volgt dat 22 december 2017, welke datum bovendien ook zo goed als samenvalt met het verbreken van de samenleving, als peildatum dient te worden aangemerkt voor de bepaling van de omvang en waardering van het te verrekenen vermogen.
€ 555.000,-. Met de man stelt het hof vast dat uit het proces-verbaal van de zitting niet valt af te leiden dat partijen op dit punt overeenstemming hebben bereikt. De vrouw heeft haar stelling niet nader onderbouwd en ook anderszins is het hof niet gebleken dat partijen op dit punt overeenstemming hadden. Het hof gaat dan ook aan deze grief voorbij.
.Volgens de vrouw moet dit de datum feitelijke verdeling zijn. De vrouw vindt dat de rechtbank de overweging dat de man feitelijk de ondernemingen voortzet en het ondernemersrisico loopt, niet heeft onderbouwd. Verder heeft de rechtbank voor de waardering van de ondernemingen zich ten onrechte aangesloten bij de brief van de accountant van de man en miskend dat er jurisprudentie is over waardering van ondernemingsvermogen. Ook betwist de vrouw de juistheid van het door de rechtbank genoemde uitgangspunt voor de “prijsbepaling” van een onderneming, omdat het hier om meerdere ondernemingen gaat, die niet alleen fungeren als bron van inkomsten, maar ook als manier om vermogen te beleggen. Volgens de vrouw gaat het om een verdeling van een huwelijksgemeenschap waarbij het gemeenschapsvermogen moet worden gewaardeerd. Verder beschikte de vrouw niet over alle stukken. Zij verwijst naar de door haar overgelegde brief van [naam10] adviseurs van 5 september 2019 en stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de aandelen van de man in de ondernemingen op nihil heeft gesteld. De vrouw vindt dat voor de waardering van de ondernemingen één of meer deskundige(n) moeten worden benoemd.
De vrouw stelt dat ook dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan en dat de schuld een door de man aangegane verplichting betreft die ten laste van hem komt. Zij betwist verder bij gebrek aan wetenschap dat sprake is van een lening.
5.De slotsom
6.De beslissing
binnen vier wekenna de datum van deze beschikking bij brief aan de griffie van dit hof en met afschrift aan de wederpartij uit te laten over het deskundigenonderzoek als bedoeld in rechtsoverwegingen 4.34 tot en met 4.36;