Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
zij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2014 tot en met 8 maart 2017 te [Pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk 9642 euro (p.95), in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als ouder van [benadeelde 1] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
zij in of omstreeks de periode van 31 maart 2015 tot en met 1 december 2017 te [Pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk 4428 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als ouder van [benadeelde 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen
Bewezenverklaring
zij in de periode van 31 maart 2015 tot en met 1 december 2017 te [Pleegplaats] , opzettelijk een hoeveelheid geld, geheel toebehorende aan [benadeelde 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als ouder van [benadeelde 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.