ECLI:NL:GHARL:2022:10329

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.308.335
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreiging en noodzakelijke behandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.R. Arema, en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland, die als verweerster optreedt. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. de Jonge, is ook betrokken in deze procedure. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige, en dat intensieve behandeling noodzakelijk is. De GI heeft geadviseerd tot een gezinsopname bij een psychiatrische kliniek, omdat ambulante hulpverlening niet mogelijk is. De ouders zijn inmiddels aangemeld bij GGZ Drenthe voor de benodigde behandeling. Ondanks de wensen van de ouders en de minderjarige om terug te keren naar huis, heeft het hof geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand moet blijven, gezien de complexiteit van de problematiek en de noodzaak van een behandeltraject. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.335
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397073)
beschikking van 1 december 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.R. Arema te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. de Jonge te Apeldoorn.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 september 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum en de eerdere tussenbeschikking van 17 mei 2022.
1.2
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het hof - voor zover hier van belang - de volgende stukken ontvangen:
- een aanvullende rapportage van de GI van 20 oktober 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Arema van 28 oktober 2022 met producties;
- een brief van de GI van 1 november 2022 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Arema van 2 november 2022 met producties.
1.3
Op 31 oktober 2022 heeft een raadsheer van het hof, in aanwezigheid van de griffier, via een videoverbinding met [de minderjarige] gesproken.
1.4
Op 3 november 2022 is de mondelinge behandelding van de zaak voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- vier vertegenwoordigers van de GI.
De raad is, met bericht vooraf, niet verschenen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van
17 mei 2022 en 20 september 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In de tussenbeschikking van 17 mei 2022 heeft het hof overwogen dat voortzetting van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] op dat moment noodzakelijk was voor onderzoek naar zijn geestelijke gesteldheid, voor het stellen van een diagnose en om meer zicht te krijgen op (de relatie tussen) [de minderjarige] en de moeder. Over de noodzaak van de uithuisplaatsing na dat onderzoek kon het hof toen nog niet oordelen. Daarom is de zaak aangehouden in afwachting van het diagnostisch onderzoek door [naam1] .
2.3
In de tussenbeschikking van 20 september 2022 heeft het hof geoordeeld dat de beslissing in deze zaak nogmaals moest worden aangehouden in afwachting van het behandelplan dat de GI naar aanleiding van de op dat moment nog zeer recente onderzoeksbevindingen van [naam1] zou gaan opstellen.
2.4
De GI heeft in haar brief aan het hof van 20 oktober 2022 geschreven dat [naam1] een gezinsopname van moeder en zoon heeft geadviseerd, bij welke behandeling (op termijn) bij voorkeur ook de vader betrokken zou kunnen worden. Of de geadviseerde behandeling geheel klinisch (dag en nacht) of dagklinisch (meerdere dagen per week) zal plaatsvinden is volgens de GI afhankelijk van de in te schakelen zorgaanbieder.
Volgens de GI zou een behandeling in de thuissituatie bij de moeder alleen dan kans van slagen hebben als er 24/7 begeleiding bij moeder en [de minderjarige] thuis zou zijn. Aangezien een dergelijke intensieve vorm van ambulante hulpverlening niet wordt aangeboden, is de GI het eens met het advies van [naam1] tot gezinsopname van de moeder en [de minderjarige] .
2.5
De GI heeft tijdens de recente mondelinge behandeling bij het hof verteld dat de ouders en [de minderjarige] inmiddels zijn aangemeld bij [naam2] . [naam2] is tot de conclusie gekomen dat de psychiatrische gezinskliniek van GGZ Drenthe in Beilen het meest geschikt is voor de geadviseerde opname. Aan de ouders zijn de toestemmingsformulieren toegestuurd. Deze moeten nog door de ouders worden ondertekend.
2.6
De moeder heeft aangevoerd dat het niet aan de GI is om te bepalen of een gezinsopname nodig is, maar aan een behandelaar. De start van de behandeling laat te lang op zich wachten. De GI heeft geen concreet plan voor een terugplaatsing. Er is niet bewezen dat het onveilig thuis is. Er is daarom volgens de moeder geen reden om [de minderjarige] nog langer in het gezinshuis te laten verblijven. Zij wil dat [de minderjarige] - met hulp - weer bij haar komt wonen.
2.7
De vader heeft naar voren gebracht dat het vervelend is dat er wachtlijsten zijn, maar dat de situatie ook gecompliceerd is. [de minderjarige] is niet zomaar uithuisgeplaatst. De zorgen om hem zijn te groot om niet het behandelplan af te wachten. Bovendien kan de behandeling al bijna starten.
2.8
[de minderjarige] heeft het hof verteld dat hij het liefst naar huis wil.
2.9
Het hof heeft begrip voor de wens van [de minderjarige] en de moeder, maar is van oordeel dat de (tot 6 januari 2023 verlengde) machtiging tot de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het gezinshuis in stand moet blijven.
In de tussenbeschikking van dit hof van 20 september 2022 is overwogen dat uit het onderzoek van [naam1] blijkt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] en dat een intensieve behandeling van [de minderjarige] samen met de moeder en met de vader, gericht op traumaverwerking en hechting, noodzakelijk is. Het hof heeft toen ook overwogen dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog aanwezig zijn en dat pas kan worden beoordeeld of verdere uithuisplaatsing tot 6 januari 2023 noodzakelijk is als het behandelplan gereed is.
Inmiddels is uit onderzoek duidelijk geworden dat een gezinsopname bij de psychiatrische gezinskliniek van GGZ Drenthe in Beilen voor [de minderjarige] en de ouders de meest geschikte behandelmethode is. Het behandelplan is daarop gericht. Ambulante hulpverlening in de thuissituatie is naar het oordeel van het hof (nu) niet mogelijk, gezien de bevindingen en het advies van [naam1] en het onderbouwde standpunt van de GI. Daarvoor is de problematiek te complex. Voor nu is het van belang dat het traject bij GGZ Drenthe zo snel mogelijk wordt ingezet. Daar zijn de ouders en [de minderjarige] voor aangemeld. De ouders hebben toegezegd hun medewerking hieraan te verlenen. Met de opname en behandeling is tijd gemoeid en die tijd zal, zo verwacht het hof, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing overstijgen.
Uit het voorgaande volgt dat de gronden voor de uithuisplaatsing ook nu nog aanwezig zijn. In afwachting van de gezinsopname kan [de minderjarige] niet thuis worden geplaatst.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.2
Vanwege de aard van de zaak zal het hof de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 december 2021;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, H. Phaff en K.A.M. van Os-ten Have bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.