ECLI:NL:GHARL:2022:10324

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21/01003
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboetes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 juni 2021. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, maar de Inspecteur had na terugwijzing de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het 4e kwartaal van 2016 en de verzuimboetes gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.

Tijdens de zitting op 22 november 2022 zijn partijen tot een compromis gekomen over het hoger beroep. Het Hof heeft in zijn uitspraak de naheffingsaanslag en de verzuimboetes vernietigd en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierechten aan belanghebbende. Het Hof heeft ook wettelijke rente toegewezen over de vergoedingen. De uitspraak van de rechtbank is voor een deel vernietigd, maar de beslissing omtrent de vergoeding van het griffierecht is in stand gelaten. Het Hof heeft de proceskosten voor de verschillende fasen van de procedure vastgesteld en de Inspecteur opgedragen deze te vergoeden aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01003
uitspraakdatum: 29 november 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 29 juni 2021, nummer 20/803, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak oktober tot en met december 2016 (hierna: 4e kwartaal) een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Bij beschikkingen is een verzuimboete opgelegd vanwege het niet tijdig betalen van de verschuldigde OB en is een verzuimboete opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte OB (hierna: de verzuimboetes).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar nietontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraken op bezwaar te doen (hierna: de eerste uitspraak van de Rechtbank). Ook heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 en van haar proceskosten, berekend op € 1.024. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
1.4.
Na terugwijzing heeft de Inspecteur het bezwaar opnieuw behandeld (hierna: de tweede bezwaarfase) en bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag OB 4e kwartaal 2016 en de verzuimboetes gehandhaafd.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank (hierna: de tweede beroepsfase). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 te vergoeden.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de – onder 1.5 genoemde – uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord G.A. Hesselink als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een procesverbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Gronden

2.1.
Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen over het onderhavige hoger beroep, alsmede over het hoger beroep met nummers BK-ARN 21/01009 en 21/01010. Het Hof zal het gehele door partijen bereikte compromis hierna weergeven.
A.
Zaak BK-ARN 21/01003
De naheffingsaanslag OB 4e kwartaal 2016 moet worden vernietigd.
De verzuimboetes over dat tijdvak moeten worden vernietigd.
In de eerste uitspraak van de Rechtbank is aan belanghebbende terecht een proceskostenvergoeding van € 1.024 en een griffierechtvergoeding van € 333 toegekend. Over die beide bedragen moet wettelijke rente worden vergoed, berekend vanaf 1 mei 2019 tot de datum van algehele voldoening naar een rentepercentage van 2%.
Voor de tweede bezwaarfase moet aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 261 worden toegekend.
Voor de tweede beroepsfase moet aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 1.518 en een griffierechtvergoeding van € 354 worden toegekend. Over die beide bedragen moet wettelijke rente worden vergoed, berekend vanaf 27 juli 2021 tot de datum van algehele voldoening naar een rentepercentage van 2%.
Voor de hogerberoepsfase moet aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 759 worden toegekend voor het indienen van het hogerberoepschrift; hierbij is geenpunt voor de aanwezigheid bij de zitting toegekend, omdat daarmee rekening wordt gehouden in de uitspraak op het hoger beroep met nummers BKARN 21/01009 en 21/01010. Daarnaast moet aan belanghebbende een griffierechtvergoeding worden toegekend van € 541.
Zaak BK-ARN 21/01009 en 21/01010
De naheffingsaanslag OB 2e kwartaal 2019 moet worden vernietigd. Deze is feitelijk al vernietigd.
Belanghebbende heeft recht op een teruggaaf 2e kwartaal 2019 van € 428. Deze teruggaaf is reeds toegekend bij een 1e teruggaafbeschikking.
De tweede teruggaafbeschikking over het 2e kwartaal 2019 moet worden vernietigd.
Voor de bezwaarfase moet aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 269 per bezwaar worden toegekend, derhalve in totaal € 538.
Voor de beroepsfase moet aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 1.496 en een griffierechtvergoeding van € 354 worden toegekend. Over die beide bedragen moet wettelijke rente worden vergoed, berekend vanaf 2 augustus 2021 tot de datum van algehele voldoening naar een rentepercentage van 2%.Voor de hogerberoepsfase moet aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 1.518 en een griffierechtvergoeding van € 541 worden toegekend. De proceskostenvergoeding ziet op € 759 voor het indienen van het hogerberoepschrift en voor € 759 op een vergoeding voor het verschijnen ter zitting. Dit laatste bedrag is zowel voor het verschijnen in het hoger beroep met nummer 21/01003 als voor het verschijnen in het hoger beroep met de nummers 21/01009 en 21/01010.
Beide zaken
Met dit compromis hebben partijen uitdrukkelijk geen overeenstemming bereikt over de wijze van tenuitvoerlegging van de beslissingen van het Hof en, voor zover in stand gelaten, de Rechtbank en de Inspecteur. Met name zijn partijen het niet erover eens of de hiervoor genoemde bedragen reeds door de ontvanger van de Belastingdienst zijn verrekend en zo ja, of hij hiertoe gerechtigd was.
Met alles wat hiervoor is weergegeven hebben partijen een compromis bereikt over het gehele geschil in beide hoger beroepen. Op geen enkel ander punt in deze zaken wensen partijen van het Hof nog een beslissing.
2.2.
Het Hof zal hierna overeenkomstig dit compromis beslissen, voor zover betrekking hebbend op onderhavig hoger beroep en voor zover zijn uitspraakbevoegdheden dat toelaten, mede gelet op het feit dat de eerste uitspraak van de Rechtbank onherroepelijk vaststaat. Voor zover het compromis betrekking heeft op het hoger beroep met nummers BKARN 21/01009 en 21/01010 heeft het Hof zijn beslissing neergelegd in een afzonderlijke uitspraak van dezelfde datum als onderhavige uitspraak.

3.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de vergoeding van het griffierecht van € 354,
– verklaart het beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vernietigt de naheffingsaanslag OB 4e kwartaal 2016,
– vernietigt de verzuimboetes,
– draagt de Inspecteur op tot vergoeding van wettelijke rente over de door de Rechtbank aan belanghebbende toegekende vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht van € 354 vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor de behandeling van het beroep tot een bedrag van € 1.518,
– draagt de Inspecteur op tot vergoeding van wettelijke rente over deze proceskostenvergoeding van € 1.518 vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de (proces)kosten van belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep tot een bedrag van € 1.020 (€ 261 + € 759) en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht in verband met het hoger beroep bij het Hof vergoedt, te weten € 541.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. R.A.V Boxem en mr. G.B.A. Brummer, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter
te ondertekenen.
(A.E. Keulemans)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 30 november 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.