ECLI:NL:GHARL:2022:10311

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21-001138-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1961, werd veroordeeld voor belaging van zijn (voormalige) stiefdochter. De politierechter had hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, evenals een taakstraf van 100 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod voor drie jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 8 november 2022 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft de bevestiging van het vonnis geëist, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, aangezien er geen vordering was ingediend. De verdediging heeft betoogd dat de gedragingen van de verdachte niet als belaging kunnen worden gekwalificeerd, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde, door haar te bellen, voicemailberichten in te spreken, en meermalen langs haar huis en de school van haar kinderen te rijden.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer acht weken schuldig heeft gemaakt aan belaging, wat een grote impact heeft gehad op het leven van de benadeelde en haar gezin. De verdachte heeft erkend dat hij meerdere keren contact heeft gezocht, maar heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Tevens is een contact- en gebiedsverbod opgelegd voor drie jaren, met onmiddellijke uitvoerbaarheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001138-22
Uitspraak d.d.: 22 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, van 14 maart 2022 met parketnummer 18-178141-, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 november 2022, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij (er is geen vordering ingediend door de benadeelde partij dus het vonnis bevat ten onrechte een beslissing op dat punt).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. K.B. Spoelstra naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte door de politierechter ter zake van belaging veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Voorts is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd (contact- en locatieverbod) voor de duur van 3 jaren, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 mei 2021 tot en met 30 juni 2021 te [pleegplaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
- op verschillende data in voormelde periode deze [benadeelde] te bellen en/of voicemails in te spreken en/of
- meermalen langs het huis van deze [benadeelde] aan [adres] , althans door deze straat, te rijden in een langzaam tempo en/of in deze straat te stoppen op een plek van welke hij zicht heeft op het huis waar deze [benadeelde] woont en/of
- meermalen langzaam langs deze [benadeelde] te rijden en/of daarbij het autoraam te openen om deze [benadeelde] en/of haar kinderen aan te spreken en/of
- bij de school van de kinderen van deze [benadeelde] halt te houden en aanwezig te zijn, waarbij verdachte zijn gedrag voortzet ook na het met hem gevoerde stopgesprek, met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt verdediging
De verweren die in hoger beroep zijn gevoerd, zijn in de kern gelijk aan hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht. Het standpunt van de verdediging komt erop neer dat aangeefster het gedrag van verdachte mogelijk als vervelend heeft ervaren, maar dit onvoldoende is om van belaging in de zin van de wet te spreken. De raadsman heeft de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte betwist en er op gewezen dat van een aantal van de verdachte verweten gedragingen niet kan worden vastgesteld dat ze hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Dit staat in de weg aan een bewezenverklaring van de voor belaging vereiste stelselmatigheid. Eén en ander dient tot vrijspraak te leiden.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter zitting van het hof op het standpunt gesteld dat de verweren van de verdediging dienen te worden verworpen en dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde belaging te komen.
Oordeel hof
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het hof is van oordeel dat de politierechter terecht tot een bewezenverklaring van belaging is gekomen. Op grond van de bewijsmiddelen, zoals die in dit arrest zijn opgenomen, kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode aangeefster [benadeelde] heeft belaagd. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Aangifte
[benadeelde] heeft op 11 juni 2021 aangifte [1] gedaan. Uit de aangifte blijkt dat [benadeelde] een problematische relatie had met haar moeder en diens partner (verdachte) en dat zij op een gegeven moment het contact met hen heeft verbroken. Na die tijd zijn haar moeder en verdachte het contact met de kinderen van aangeefster gaan claimen en begonnen zij aangeefster en haar gezin lastig te vallen, zo heeft aangeefster verklaard. In 2020 heeft aangeefster de politie ingeschakeld en is er met verdachte en de moeder van aangeefster op 10 september 2020 een zogenoemd STOP-gesprek gevoerd. Hiervan zit een proces-verbaal van bevindingen in het dossier. [2]
Aangeefster heeft verklaard dat het na het STOP-gesprek een half jaar rustig is geweest, maar dat daarna het ongewenste gedrag terugkwam. Dit begon op 6 mei 2021 met een voicemailbericht van verdachte en een telefoontje op 8 mei 2021. Vervolgens heeft verdachte meermalen gebeld, heeft hij voicemailberichten achtergelaten en is hij veelvuldig langs de woning van aangeefster en haar gezin gereden. De aangifte houdt verder in:
“Op 9 mei 2021 heeft mijn echtgenoot camera's geplaatst aan de gevel van onze woning. Dit op advies van de politie om op deze wijze bewijsvorming te vergaren over de stalking. Die dag kregen wij ook de bevestiging dat het bewuste telefoontje gepleegd op 8 mei gedaan was door [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Weer had ik veel oproepen gemist van een privé nummer. Op mijn voicemail was de stem van [verdachte] te horen. Hij gaf aan mij te blijven bellen tot ik mij aan de afspraak ging houden. Op 10 mei 2021 was te zien dat [verdachte] met zijn auto voor onze woning langs reed. Sinds die tijd rijdt [verdachte] vele malen per dag langs de woning. Ook blijft hij aan de doorgaande weg stil staan met zicht op onze woning. Onze buren zijn daar getuige van. Dit zijn [getuige 1] en [getuige 2] van [adres getuigen] . Wij hebben alle berichten en beelden op USB gezet. Op 7 juni werd het echt te veel voor mij. Toen was hij in de ochtend al wel 2 tot 3x langs ons huis gereden. Dit staat op camera. Het is te zien en te horen dat [verdachte] naar mijn zoon roept, hallo [naam zoon 1 benadeelde] . Dit blijft hij doen. Mijn zoon kent [verdachte] niet. Mijn zoon vroeg zelfs aan mij: "wie is dat mama?" Mijn zoon werd angstig. Ik heb mijn kinderen bij de hand gepakt en naar school gebracht, lopend. Toen ik over de stoep liep riep hij "zo lekker naar school". Ik liep verder en zag verderop [verdachte] stilstaan langs de weg. Dit deed veel met mij. Ik voelde mij angstig en vond het vreselijk dat mijn zoon nu ook een angst gevoel ging ontwikkelen. [verdachte] bleef lange tijd bij school staan.”
Getuige
De buurman van aangeefster, [naam getuige] , is op 15 juni 2021 als getuige gehoord [3] en heeft verklaard dat hij meermalen een [kleur] bestelauto door de straat heeft zien rijden. [getuige 1] : “Ik kan u vertellen dat het mij opgevallen is dat er altijd alleen een man in de [kleur] bestelauto zit. Ik hoorde laatst de betreffende auto ook weer aan komen rijden. Ik was in mijn garage en ben op de oprit gaan staan. Ik zag toen de betreffende auto heel langzaam voor de woning van [partner benadeelde] en [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) rijden. (…) Momenteel werk ik thuis, vanwege de coronamaatregelen. Ik werk dan op de eerste etage van mijn woning aan de voorzijde, dus aan de zijde van [adres getuigen] . Ik hoor aan het specifieke geluid van de auto dat de stiefvader van [benadeelde] er weer aan komt. Ik kijk dan uit het raam en zie de man dan rijden, ik denk dan "shit, daar is hij weer". Vanmorgen was hij er weer. Het was om 07.59 uur toen ik zag dat de [kleur] bestelauto [adres] op reed, heel langzaam. Ik zag de auto om 08.02 weer opnieuw de straat inrijden. De man rijdt rondjes door de wijk. Vanmorgen was het net de tijden dat normaal [benadeelde] haar kinderen naar school brengt.”
Op grond van de aangifte en na te noemen camerabeelden en bevindingen omtrent het kenteken, is het hof ervan overtuigd dat de man die getuige [getuige 1] in de [kleur] bestelauto heeft gezien, verdachte was. Dat het door de getuige opgegeven signalement niet strookt met het uiterlijk van verdachte leidt bij het hof niet tot twijfel, mede nu [getuige 1] heeft verklaard niet goed op het uiterlijk van de man te hebben gelet. Bovendien heeft verdachte zelf [4] én verdachtes partner [5] - de moeder van aangeefster - erkend dat verdachte meermalen langs de woning van aangeefster is gereden. Hetzelfde geldt voor het aanwezig zijn bij de school en het aanspreken van aangeefster.
Camerabeelden
De camerabeelden waarover aangeefster heeft verklaard, betreffen opnames van een zogeheten RING-deurbel. De beelden zijn door een verbalisant bekeken. Blijkens het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal is op de aangeleverde camerabeelden te zien hoe een [kleur] bestelauto stapvoets voor de woning van aangeefster [benadeelde] langs rijdt. In een enkel geval is het gezicht van de bestuurder te zien, te weten een man met een kaal hoofd. De [kleur] bestelauto rijdt in de periode van 10 mei 2021 tot en met 9 juni 2021 in totaal 39 keer door de straat van aangever. In een aantal gevallen rijdt de auto meerdere keren per dag door de straat. Het tijdstip waarop de auto door de straat rijdt varieert van 's ochtends tot 's avonds. [6]
Foto’s
Aangeefster heeft aan de politie ook meerdere foto’s overhandigd van binnenkomende telefoontjes en momenten dat verdachte door de straat reed. Het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal van bevindingen houdt in: “Op o.a. 11 juni 2021 heeft aangever [benadeelde] een foto gemaakt van haar stiefvader die met zijn auto bij haar door de straat rijdt. Op de foto is een [kleur] [merk auto] te zien welke is voorzien van kenteken [kenteken] . Uit navraag in BVIB blijkt de auto op naam te staan van [verdachte] , [geboortedag] -1961 . Opvallend detail aan de auto is dat deze vier stalen velgen heeft. Dit komt overeen met de auto die te zien is op de beelden van de RING-deurbel.” [7]
Voice-mailberichten
Met betrekking tot de voicemails vermeldt voornoemd proces-verbaal van bevindingen
:“De data van de ingesproken voicemails is in de aangifte vermeld. Daaruit blijkt ook dat de voicemails zijn ingesproken door de stiefvader van aangever [benadeelde] . De inhoud van de voicemail is hieronder uitgewerkt.
Voicemail 1:
Goedemorgen. Ik denk ik probeer het nog even, want we zouden toch contact hebben. Dus ik bel je net zolang tot je de telefoon een keer opneemt [naam benadeelde] . En anders dan komen we gewoon een keer langs, het is net wat jij wil. Doeg.
Voicemail 2:
Ja, ik ben het. We hebben een afspraak. Ik hoop dat je die nakomt. Ik heb me eraan gehouden, nu ben jij aan de beurt. Dus ik wacht op jouw antwoord en zolang wacht ik wel. Oké, doe doei.
Voicemail 3:
[naam benadeelde] , [verdachte] hier. Wij hadden een afspraak. Ik heb me een half jaar lang aan die afspraak gehouden, nu ben jij aan de beurt he? Ik hoor binnenkort van jou. Oké, hoi hoi.”
Ontmoetingen
Naast de telefoontjes en het door de straat rijden, blijkt uit het dossier dat verdachte aangeefster meermalen heeft aangesproken, namelijk toen zij op 21 juni 2021 met haar kind buiten liep, op 22 juni 2021 toen zij bij school parkeerde en haar kinderen uit de auto hielp en op 30 juni 2021 toen zij met haar kinderen naar school liep. Van deze ontmoetingen zijn video-opnames gemaakt, die door verbalisanten zijn bekeken.
Het hieromtrent opgemaakte proces-verbaal d.d. 25 juni 2021 [8] houdt in: “Op maandag 21 juni 2021 ontving collega [verbalisant] een filmpje van aangeefster [benadeelde] via WhatsApp. Daarbij heeft ze de tekst verstuurd dat ze ontzettend bang is. Het filmpje is deze ochtend gemaakt. In dit filmpje is te zien dat aangeefster met een kinderwagen en haar zoontje over een trottoir loopt. In de verte is een man te zien die haar op staat te wachten, met de armen over elkaar. Omdat aangeefster de man herkende als zijnde haar stiefvader, [verdachte] , pakt zij haar telefoon en begint te filmen. Na het bekijken van het filmpje, bekeek ik via BVI-IB de rijbewijsfoto van [verdachte] en herkende hem ook als de persoon op het filmpje.
Op het filmpje zie en hoor ik het volgende: (…) Ze richt haar telefoon naar achteren waardoor te zien is dat [verdachte] haar achterna loopt, met de armen nog steeds over elkaar. Al lopend zegt hij 'dikke liegbeest dat je bent, van alles beloven en niets nakomen he? Hé!'. Aangeefster reageert niet en [verdachte] zegt: 'Maar je bent nog niet van me af hoor, nog lange niet'. Vervolgens richt hij zich naar zoontje [naam zoon 1 benadeelde] en zegt: 'Hé [naam zoon 1 benadeelde] , hé [naam zoon 1 benadeelde] jongen!'. Ik zie [naam zoon 1 benadeelde] ook doorlopen en vooruit kijken, en reageert ook niet woordelijk op [verdachte] . [verdachte] vraagt vervolgens aan hem of hij een centje van opa wil. Daarna zegt [verdachte] tegen aangeefster dat hij de politie ook nog niet weer heeft gezien en vraagt of ze het druk hebben. Aangeefster loopt nog steeds door, negeert [verdachte] en [verdachte] houdt iets in. Vervolgens hoor ik hem zeggen 'tot de volgende keer he, je weet nooit wanneer he, dat is het mooie', of woorden van gelijke strekking. Aangeefster verzoekt [verdachte] om haar kinderen met rust te laten, en dat hij ( [naam zoon 1 benadeelde] ) bang gemaakt wordt door [verdachte] . [verdachte] reageert met de woorden: 'Nee, nee, als jij je aan de afspraken gehouden had, was er niets gebeurd'. Ik zie dat [verdachte] toch weer doorloopt, aangeefster achterna. Hij wijst hierbij met zijn vinger wijzend haar kant op. (…) [verdachte] roept vervolgens 'Nog een prettige dag he, tot de volgende keer!”.
Ook omtrent de (beelden van de) ontmoeting met verdachte op 22 juni 2021, is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. [9] Dit proces-verbaal houdt onder andere in: “Aangeefster helpt [naam zoon 1 benadeelde] bij het uitstappen uit de auto. [verdachte] zit in zijn eigen voertuig, met de motor nog draaiende en zegt dat aangeefster haar afspraak moet nakomen. Hij spreekt [naam zoon 1 benadeelde] en het andere zoontje, [naam zoon 2 benadeelde] , van aangeefster aan en zwaait naar ze. Aangeefster negeert dit, loopt weg en [verdachte] wenst ze een prettige dag. (…)”.
Het proces-verbaal van bevindingen van de beelden van 30 juni 2021 [10] bevat een uitgebreide beschrijving van hoe verdachte vanuit zijn auto aangeefster en haar kinderen aanspreekt en blijft aanspreken, ondanks dat hij door aangeefster en de kinderen wordt genegeerd. Verbalisant: “In dit filmpje is te zien dat aangeefster met kinderwagen en haar kinderen over het trottoir loopt richting school. Op de openbare weg komt een [kleur] bestelauto van het merk [merk auto] voorzien van het kenteken [kenteken] stapvoets naast haar rijden. De bestuurder herken als [verdachte] , de stiefvader van aangeefster. Ik heb vorig jaar een STOP gesprek gevoerd met [verdachte] . Na het bekijken van het filmpje heb ik via BVI-IB het kenteken nagekeken. Ik zag dat dit voertuig op naam staat van [verdachte] . Via de RDW bevraging heb ik de foto bekeken van [verdachte] en daarop herkende ik ook [verdachte] als de bestuurder van de auto op het filmpje.”
Verdachte
Ten slotte neemt het hof bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit de verklaring van verdachte mee die hij op 5 juli 2021 bij de politie heeft afgelegd, voor zover die inhoudt: “ [benadeelde] heeft een ander telefoonnummer gekregen waardoor ik haar niet meer kan bereiken. Ik zal dus op een andere wijze contact moeten zoeken met [benadeelde] . Ze weigert met mij te praten (…). De enige manier om haar aan te spreken is dat ze de jongens naar school brengt. Als ik haar dan aanspreek, dan spreek ik de jongens ook gelijk even aan.” (…) Er is een stopgesprek geweest in 2020 met ons en de politie. Ik heb daar aangegeven dat ik niet ga stoppen met het contact zoeken richting [benadeelde] . Ik wil eerst dat ze haar belofte nakomt en dat is een gesprek met ons waar de politie bij aanwezig is. Dat gesprek is nooit gekomen.” [11]
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte erkend dat hij een aantal keer de voicemail van aangeefster heeft ingesproken en dat hij meerdere keren langs haar huis is gereden. Omtrent de (beschrijving van) de beelden heeft hij verklaard “het zal inderdaad zo gegaan zijn”. [12]
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode meermalen heeft gebeld, voicemail-berichten heeft ingesproken, meermalen langs haar huis en door haar straat is gereden, bij de school van haar kinderen is geweest en haar en haar kinderen heeft aangesproken, terwijl hem duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster op geen enkele manier contact wilde.
Daarmee kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De stelling van verdachte dat hij nooit kwade intenties heeft gehad en er kennelijk een afspraak bestond om een gesprek te voeren, maakt dat niet anders. Het gaat erom dat aangeefster door verdachtes handelen werd gedwongen het contact te dulden: haar is geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met verdachte. Tekenend in dit verband is de uitlating van verdachte in een voicemail-bericht “
Dus ik bel je net zolang tot je de telefoon een keer opneemt [naam benadeelde] . En anders dan komen we gewoon een keer langs (…)”,en verdachtes verklaring “ [benadeelde] heeft een ander telefoonnummer gekregen waardoor ik haar niet meer kan bereiken.
Ik zal dus op een andere wijze contact moeten zoekenmet [benadeelde] .”. Zelfs al bestond er een afspraak om in mei 2021 een gesprek aan te gaan, dan nog rechtvaardigt dat het gedrag van verdachte niet. Het staat iemand immers vrij om op een dergelijke afspraak terug te komen en het is niet aan verdachte om het nakomen van een eventuele afspraak op deze manier af te dwingen. Dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te dulden, blijkt uit het hiervoor beschreven handelen.
De aard, duur, frequentie en de intensiteit van het geheel van gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, zoals die uit het voorgaande blijken, maken dat bewezen kan worden dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster stelselmatig is geweest. Het oordeel van de politierechter daaromtrent is juist.
Aldus kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen zoals hierna vermeld. De verweren van de verdediging worden verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 6 mei 2021 tot en met 30 juni 2021 te [pleegplaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
- op verschillende data in voormelde periode deze [benadeelde] te bellen en voicemails in te spreken en
- meermalen langs het huis van deze [benadeelde] aan [adres] , te rijden in een langzaam tempo en in deze straat te stoppen op een plek van welke hij zicht heeft op het huis waar deze [benadeelde] woont en
- meermalen langzaam langs deze [benadeelde] te rijden en daarbij het autoraam te openen om deze [benadeelde] en/of haar kinderen aan te spreken en
- bij de school van de kinderen van deze [benadeelde] halt te houden en aanwezig te zijn, waarbij verdachte zijn gedrag voortzet ook na het met hem gevoerde stopgesprek, met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Zoals bij de bewijsoverweging uiteen is gezet, heeft verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 8 weken schuldig gemaakt aan belaging van zijn (voormalige) stiefdochter. Uit het dossier blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op het leven van aangeefster en haar gezin heeft gehad. Zij heeft verklaard dat ze haar kinderen niet buiten durft te laten spelen en dat zij en haar echtgenoot de hele dag in angst en argwaan leven. Het hof rekent verdachte dit ernstig aan.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. In het reclasseringsadvies d.d. 25 februari 2022 is beschreven dat verdachte emotioneel geraakt is door de beslissing van zijn stiefdochter om het contact te verbreken en lijkt hij hier niet op een adequate manier mee om te kunnen gaan. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte geen probleembesef heeft en geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen gedrag. Het hof herkent het door de reclassering geschetste beeld en deelt de genoemde zorgen.
Voor het overige zijn er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden gebleken waar het hof in strafverhogende of -verlagende zin rekening mee zal houden. Er zijn blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 11 oktober 2022 geen eerdere veroordelingen die bij de strafoplegging moeten worden betrokken.
Gelet op het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf een passende en noodzakelijke bestraffing. Het hof legt verdachte aldus een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken op, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Van omstandigheden die zouden moeten leiden tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - zoals de raadsman heeft geopperd - is niet gebleken. Ook een geheel voorwaardelijke straf is gezien het hiervoor overwogene niet aan de orde. Daarvoor is het gepleegde feit simpelweg te ernstig.

Contact- en gebiedsverbod

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte ten aanzien van aangeefster en haar gezin een contactverbod als maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden opgelegd. Het hof beoogt daarmee te voorkomen dat verdachte opnieuw contact zal opnemen met aangeefster, haar echtgenoot en kinderen, om welke reden dan ook.
Daarnaast wordt verdachte een gebiedsverbod opgelegd inhoudende dat hij zich niet mag ophouden nabij het huisadres van aangeefster en haar gezin, alsmede de school van de kinderen.
Het hof zal deze maatregel opleggen voor een periode van drie jaren, met aftrek van de tijd die het contact- en locatieverbod reeds van kracht is geweest (sinds de door de door de politierechter op 14 maart 2022 bevolen dadelijke uitvoerbaarheid). Voor elke keer dat verdachte één van voornoemde verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van 3 dagen worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
Het hof is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte
- gelet op de aard van het gepleegde feit en de persoon van verdachte, zoals hiervoor overwogen - opnieuw een strafbaar feit zal begaan tegenover aangeefster en/of haar gezinsleden, dan wel dat hij zich belastend tegenover hen zal gedragen. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte en aangeefster al langer in onmin leven en verdachte vasthoudend lijkt te zijn in zijn wens om contact te krijgen met zijn kleinkinderen. Het hof zal dan ook, gelet op artikel 38v lid 4 Sr, de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. De bescherming van de veiligheid van aangeefster rechtvaardigt dat in dit geval wordt afgeweken van het uitgangspunt dat tenuitvoerlegging pas kan aanvangen na het onherroepelijk worden van de veroordeling.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 jarenzich niet zal ophouden nabij
- [adres] , [postcode] , [woonplaats] (huisadres [benadeelde] en gezin, indien [benadeelde] en haar gezin in de komende 3 jaren verhuizen zal het nieuwe huisadres hier gelden);
- [adres] , [plaats] ( [naam school] , school kinderen).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [benadeelde] , [geboortedag] -1992;
- [partner benadeelde] , [geboortedag] -1991;
- [naam zoon 1 benadeelde] , [geboortedag] -2016;
- [naam zoon 2 benadeelde] , [geboortedag] -2019.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Beveelt dat de tijd die het contact- en locatieverbod reeds van kracht is geweest (sinds de door de door de politierechter op
14 maart 2022bevolen dadelijke uitvoerbaarheid) op de genoemde termijn van 3 jaren
in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 22 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Souer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2021, p. 5 e.v. van een dossier met nummer PL0100-2021153691.
2.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2020, p. 80 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juni 2021, p. 10 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 maart 2022.
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juli 2021, p. 14 e.v. van het onder 1 genoemde dossier.
6.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021, p. 23 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
7.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2021, p. 23 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
8.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2021, p. 37 e.v. van het dossier.
9.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2021, p. 42 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
10.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2021, p. 45 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
11.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2021, p. 59 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.
12.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 maart 2022.