In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige1], geboren in 2022. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 12 augustus 2022, waarin de minderjarige onder toezicht werd gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen of, subsidiair, de termijn van de ondertoezichtstelling te verkorten naar zes maanden.
De moeder en de vader van [de minderjarige1] hebben gezamenlijk het gezag over hun kind. De moeder heeft daarnaast nog twee andere minderjarige zonen die ook onder toezicht staan van de GI en uithuisgeplaatst zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2022 werd duidelijk dat de moeder zich in een moederkind-huis bevindt, waar zij samen met [de minderjarige1] woont. De moeder heeft aangegeven dat zij moeite heeft met de situatie in het moederkind-huis en dat dit invloed heeft op haar en de minderjarige.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de veiligheid van [de minderjarige1] voorop staat. Ondanks de positieve ontwikkelingen in het moederkind-huis, zoals de zorg van de moeder voor haar kind, zijn er nog te veel onduidelijkheden over de situatie en de relatie tussen de ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling tot 12 april 2023 moet blijven bestaan, omdat er onvoldoende zicht is op de toekomst en de mogelijkheden van de ouders om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] te dragen. De bestreden beschikking is dan ook bekrachtigd.