ECLI:NL:GHARL:2022:10216

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
200.311.204
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van de omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had het hof verzocht om de omgangsregeling, zoals vastgesteld door de rechtbank Midden-Nederland, te wijzigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige om de veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft. De moeder verzocht om deze regeling te staken, maar het hof heeft geoordeeld dat de bestaande regeling moet worden voortgezet. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2022 is gebleken dat de ouders niet in staat zijn om tot overeenstemming te komen over de omgangsregeling, wat heeft geleid tot de beslissing van het hof. Het hof heeft overwogen dat de ouders al langdurig in conflict zijn en dat het belangrijk is dat de omgangsregeling strikt wordt nageleefd om de minderjarige zo min mogelijk onrust te bezorgen. De vader zal de minderjarige blijven ophalen en terugbrengen bij de ingang van het flatgebouw waar de moeder woont. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft de omgangsregeling gewijzigd, waarbij de vader de minderjarige ophaalt en terugbrengt zonder dat er contact tussen de ouders plaatsvindt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.204
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 523467)
beschikking van 29 november 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.G. Wubbeling te Hilversum,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Bagasrawalla te Nieuwegein.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank van Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021) en 22 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder alleen in hoger beroep komt van de beschikking van 22 februari 2022 (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 mei 2022;
  • het verweerschrift en
  • een journaalbericht van mr. Wubbeling van 14 oktober 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 oktober 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat en
  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Een collega van de raadsvertegenwoordiger was als toehoorder aanwezig.
2.3
Na de mondelinge behandeling heeft het hof een journaalbericht ontvangen van
mr. Wubbeling van 4 november 2022 met als bijlage een akte vermindering verzoek.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2012 te [woonplaats2] . De vader heeft [de minderjarige] erkend.
3.2
Partijen zijn een regeling overeengekomen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige] . Bij beschikking van 28 februari 2018 heeft de rechtbank bepaald dat de regeling, zoals tussen partijen is overeengekomen, deel uitmaakt van die beschikking. Deze regeling hield onder meer in dat [de minderjarige] afwisselend een week bij de vader en een week bij de moeder zal verblijven, waarbij de wisseling plaatsvindt op zondagmiddag om 18:00 uur.
3.3
[de minderjarige] heeft van 23 december 2016 tot 23 september 2021 onder toezicht gestaan van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland.
3.4
Bij beschikking van 27 november 2020 heeft de rechtbank de beschikking van 28 februari 2018 gewijzigd en de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, inclusief een vakantieregeling, vastgesteld conform de afspraken zoals aan die beschikking gehecht. Deze afspraken hielden in dat:
  • tot december 2020 [de minderjarige] in de even weken van vrijdagmiddag tussen 16.00 en 17.00 uur tot maandag 8.30 uur (begin schooldag) bij de vader zal verblijven;
  • [de minderjarige] en de vader twee keer per week om 19.15 uur telefonisch contact hebben, tenzij de ouders merken dat [de minderjarige] dat niet meer fijn vindt;
  • vanaf december in verband met de feestdagen en de verjaardag van vader de weekendomgang zal verplaatsen naar de oneven weken en
  • dit na december weer de even weken worden omdat 2020 53 weken heeft.
Alleen in de zomer- en kerstvakanties wordt van dit schema afgeweken.
3.5
Bij de onder 1. genoemde beschikking van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021) heeft de rechtbank het gezag van de vader over [de minderjarige] beëindigd en de moeder alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . De rechtbank heeft een omgangsregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] een keer per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het zelfstandig verzoek van de moeder om de omgangsregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021), te wijzigen en de omgang te staken, afgewezen.
4.2
De moeder komt in hoger beroep van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof in het beroepschrift de bestreden beschikking te vernietigen en de beschikking van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021) te wijzigen en geen omgangsregeling meer vast te stellen, althans een omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer. Hij vraagt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen althans de moeder niet-ontvankelijk te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat zich na de vaststelling van de omgangsregeling zoals in de beschikking van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021) is opgenomen, een wijziging in omstandigheden in de zin van dit artikel heeft voorgedaan.
5.3
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling de ouders de gelegenheid gegeven alsnog tot overeenstemming te komen over de invulling van de omgangsregeling, dan wel de moeder de gelegenheid gegeven om haar verzoek te verminderen in die zin dat zij niet langer verzoekt geen omgangsregeling vast te stellen.
Het is de ouders niet gelukt overeenstemming te bereiken, maar de moeder heeft wel haar verzoek verminderd in die zin dat zij thans verzoekt een regeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] omgang met de vader heeft op de zondagen van de oneven weken van 10:00 uur tot 17:00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt bij de ingang van het flatgebouw waar de moeder woont, zonder nader contact tussen beide ouders. Daarbij verzoekt zij te bepalen dat de bezoeken niet plaatsvinden in of bij de woning van de vader en zijn vriendin en dat de bezoeken worden vormgegeven naar de behoefte en in het belang van [de minderjarige] , waarbij de vader in de gelegenheid is de voetbalwedstrijden van [de minderjarige] op iedere derde zaterdag van de maand bij te wonen. Het hof zal bij de verdere beoordeling van het verzoek dan ook uitgaan van het aldus verminderde verzoek van de moeder.
5.4
Het hof is van oordeel dat de omgangsregeling die de rechtbank heeft vastgesteld, moet worden voortgezet. Het hof volgt daarbij het advies van de raad en overweegt daarbij nog het volgende.
De ouders voeren al langdurig een strijd met elkaar en het lukt hen niet om in het belang van [de minderjarige] afspraken met elkaar te maken. Zoals de raad ter zitting heeft uitgelegd is het zeer waarschijnlijk dat [de minderjarige] de bestaande spanningen tussen de ouders voelt ook al spreken de ouders daar niet over met haar. Als gevolg van die gevoelde spanning laat [de minderjarige] vanuit haar loyaliteit bij beide ouders wenselijk gedrag zien. Om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk onrust ontstaat en [de minderjarige] prettig en onbelast contact kan hebben met de vader, is het van belang dat de ouders de huidige regeling strikt nakomen. Dat betekent dat de vader de omgangsregeling consequent dient na te leven en niet om uitzonderingen op die regeling moet vragen aan de moeder en de moeder richting [de minderjarige] gaat uitdragen dat het goed is dat zij naar de vader gaat. Anders dan de moeder verzoekt, zal het hof niet vastleggen hoe en waar de omgang van de vader met [de minderjarige] dient plaats te vinden. Het is aan de vader om daar invulling aan te geven, want contra-indicaties om de omgang bij de vader thuis te laten plaatsvinden zijn niet gebleken.
De ouders verschillen van mening over de haal- en brengregeling van [de minderjarige] . Het hof zal bepalen dat de vader [de minderjarige] haalt en brengt bij de ingang van het flatgebouw waar de moeder woont. Dit heeft de vader de afgelopen maanden ook gedaan en niet is gebleken dat dit niet goed verliep.
Het hof zal - anders dan de moeder heeft verzocht - geen regeling vaststellen om de vader op een vast moment de gelegenheid te geven voetbalwedstrijden van [de minderjarige] bij te wonen, omdat dit mogelijk bij [de minderjarige] verwachtingen schept die de vader misschien niet altijd kan nakomen. Het hof geeft de moeder wel in overweging dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de vader ook bij wedstrijden aanwezig kan zijn. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders dat het bijwonen van een wedstrijd goed verloopt en dit kan ook zonder dat zij contact met elkaar hoeven te hebben.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, mede omwille van de leesbaarheid vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 februari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 augustus 2021 (hersteld bij beschikking van 29 november 2021) voor zover het de vastgestelde omgangsregeling betreft en stelt de volgende omgangsregeling vast:
[de minderjarige] verblijft bij de vader een keer per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt bij de ingang van het flatgebouw waar de moeder woont;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, E. de Boer en D.J.I. Kroezen en is op 29 november 2022 uitgesproken door mr. E. de Boer in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.