ECLI:NL:GHARL:2022:10105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
21/01652
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboetes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2021. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, omdat het bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag betrof het vierde kwartaal van 2016, waarvoor een verzuimboete was opgelegd wegens het niet doen van aangifte en het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting.

Tijdens de zitting op 16 november 2022 hebben partijen een compromis bereikt. Het Hof heeft de naheffingsaanslag omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016 vernietigd en vastgesteld dat de af te dragen omzetbelasting nihil bedraagt. De verzuimboete van € 50 voor het niet betalen van de omzetbelasting is vernietigd, terwijl de verzuimboete van € 65 voor het niet doen van aangifte in stand is gebleven. Daarnaast heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vergoeding van € 42 voor reiskosten en het betaalde griffierecht toegekend.

Het Hof heeft in zijn beslissing de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissing omtrent de verzuimboete voor het niet doen van aangifte. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het griffierecht vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01652
uitspraakdatum: 22 november 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2021, nummer AWB 20/801, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 (4e kwartaal van 2016, aanslagnummer [nummer1] .F.01.6300) een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is een verzuimboete wegens het niet doen van aangifte en een verzuimboete wegens het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en de zaak teruggewezen naar de Inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
1.4.
De Inspecteur heeft de bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur betreffende het bezwaar tegen de naheffingsaanslag vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende, alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.
2.
Beoordeling van het geschil
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
 de op basis van de uitspraak van de Rechtbank op € 105 vastgestelde naheffingsaanslag omzetbelasting over het vierde kwartaal 2016 wordt vernietigd;
 de af te dragen omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016 bedraagt nihil; er bestaat geen recht op teruggaaf van omzetbelasting;
 de verzuimboete van € 50 voor het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting wordt vernietigd;
 de verzuimboete van € 65 voor het niet doen van aangifte blijft in stand;
 er wordt geen rente vergoed over het bedrag van € 333 aan griffierecht dat inmiddels door de Inspecteur is verrekend met andere aan belanghebbende opgelegde aanslagen;
 de Inspecteur vergoedt aan belanghebbende € 42 ter zake van de reiskosten voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting in hoger beroep;
 de Inspecteur vergoedt het door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de verzuimboete van € 65 voor het niet doen van aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur, behoudens de uitspraak betreffende de verzuimboete voor het niet doen van aangifte over het vierde kwartaal van 2016,
– vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016,
– vernietigt de verzuimboete van € 50 voor het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 42,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 354 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 541 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, voorzitter, mr. M. Harthoorn en mr. E. Breedveld, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (T.H.J. Verhagen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.