ECLI:NL:GHARL:2022:10060

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
21-001879-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en vrijspraak van diefstal van elektriciteit met veroordeling tot voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 21 februari 2018. Tijdens de zittingen op 12 juni 2020 en 8 november 2022 is het bewijs en de tenlastelegging besproken. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de illegale elektriciteitsafname in zijn woning, waar een hennepkwekerij was opgezet door anderen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel opzettelijk aanwezig had, omdat hij het initiatief had genomen voor de hennepkwekerij en de beschikking had over de ruimte waar deze zich bevond. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van 2 jaren, waarbij het hof rekening hield met de schending van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001879-18
Uitspraak d.d.: 22 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2018 met parketnummer 16-007232-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 juni 2020 en 8 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.G.M. Rijkhoff naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 21 februari 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2017 te [pleegplaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 140, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, voor zover vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
[medeverdachte 1] en/of (ene) [medeverdachte 2] , althans een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 23 oktober 2017 te [pleegplaats] opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres] in [pleegplaats] ) ongeveer 140, althans een groot aantal, hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 oktober 2017 te [pleegplaats] , opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in de periode van van 23 maart 2017 tot en met 23 oktober 2017 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit (19176 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans voor zover vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
[medeverdachte 1] en/of (ene) [medeverdachte 2] , althans een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 23 oktober 2017 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid van 19.176kWh, althans enige hoeveelheid, elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij die perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die (perso(o)n(en) een pand gelegen aan de [adres] in [pleegplaats] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Feit 2 - Vrijspraak

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd van verdachte ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat uitgaande van de verklaring van verdachte, hij anderen de gelegenheid heeft verschaft om op illegale wijze elektriciteit weg te nemen door zijn huis ter beschikking te stellen voor het opzetten van een hennepkwekerij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit tot vrijspraak van verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof volgt uit de verklaring van verdachte, noch de overige zich in het dossier bevindende stukken dat verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van het feit dat in zijn woning op illegale wijze elektriciteit werd weggenomen. Dergelijke wetenschap kan naar het oordeel van het hof in het onderhavig geval evenmin worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval of op grond van algemene ervaringsregels worden aangenomen. Derhalve kan niet bewezen worden dat sprake was van opzet op het gronddelict, te weten diefstal van elektriciteit, en dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.

Feit 1 - Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd van verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van verdachte bepleit ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Daartoe is, onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad, aangevoerd dat de rol van verdachte slechts faciliterend van aard is en juridisch gezien dient te worden gekwalificeerd als deelneming in de vorm van medeplichtigheid.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
Op 23 oktober 2017 is de politie naar aanleiding van een MMA-melding de woning aan de [adres] te [pleegplaats] binnengetreden, waar verdachte op dat moment samen met zijn vriendin woonachtig was. In de woning heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, bestaande uit 140 hennepplanten. De hennepplanten hadden een hoogte van ongeveer 90 centimeter.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat nadat hij zijn buurman over zijn geldproblemen had verteld, laatstgenoemde had aangeboden om een hennepkwekerij te laten opzetten in de woning van verdachte. Overeengekomen werd dat verdachte voor een geslaagde oogst € 5.000,- zou ontvangen. De hennepkwekerij werd in de zomerperiode van 2017 door de zoon van de buurman en een derde in een van kamers op de bovenverdieping van de woning van verdachte opgezet, waarbij een slot aan de buitenkant van de deur werd geplaatst. Verdachte was in het bezit van de sleutel van voornoemde kamer. De zoon van de buurman en de andere persoon kwamen regelmatig bij verdachte langs om de hennepplanten te verzorgen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij nooit geld voor de hennep heeft ontvangen. Nadat de eerste oogst was mislukt, werd de hennepkwekerij gedurende de tweede kweek door de politie opgerold.
Gelet op de inhoud van de verklaring van verdachte, de omstandigheden waaronder hij tot deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep is gekomen en de door hem overgelegde persoons- en contactgegevens van de zoon van de buurman en de andere persoon, ziet het hof geen aanleiding om aan te nemen dat de verklaring van verdachte niet klopt. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde opzettelijk telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennep.
Voor wat betreft het opzettelijk aanwezig hebben van hennep overweegt het hof als volgt. Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van hennepplanten en dat die hennepplanten zich in de machtssfeer van verdachte bevond, in die zin dat hij daar beschikkingsmacht over had.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennep bewezen kan worden. Daartoe overweegt het hof dat verdachte zelf het initiatief heeft genomen om een hennepkwekerij in zijn woning te laten opzetten en derhalve wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten. Voorts was verdachte destijds als huurder woonachtig in de woning aan de [adres] en was hij in het bezit van de sleutel die toegang gaf tot de kamer waar de hennepkwekerij gevestigd was. Daarmee had verdachte beschikkingsmacht over de in de woning aanwezige hennepplanten. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 23 oktober 2017 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 140 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende handel in softdrugs. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich heeft laten leiden door puur geldelijk gewin en dat hij eraan voorbij is gegaan dat de handel in en het gebruik van softdrugs grote maatschappelijke problemen met zich brengt, zoals gezondheidsschade voor de gebruikers en sociale overlast. Het hof rekent verdachte dit aan.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit, alsmede op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door het hof zijn besproken.
Tevens heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het hof minder bewezen heeft geacht dan de politierechter.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
In de onderhavige zaak is gebleken dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, bij de strafvervolging van verdachte in hoger beroep is geschonden. Uit de stukken is gebleken dat verdachte op 30 maart 2018 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 21 februari 2018.
De zaak is voorts op 12 juni 2020 in hoger beroep inhoudelijk behandeld. Ter terechtzitting heeft het hof bepaald dat door de politie nader onderzoek dient te worden verricht naar de door verdachte verstrekte persoons- en contactgegevens van twee andere betrokkenen.
Het Openbaar Ministerie heeft de politie op 29 juli 2020 geïnformeerd over de opdracht tot het verrichten van nader onderzoek. Pas anderhalf jaar later is, bij het ontbreken van een reactie, door het Openbaar Ministerie een rappel gestuurd. De politie heeft daarop, bij summiere reactie van 12 mei 2022, laten weten geen tijd te hebben om nader onderzoek te verrichten in de zaak van verdachte.
Het hof is van oordeel dat de opgelopen vertraging in hoger beroep, hoewel de verdediging onderzoekswensen had, grotendeels te wijten is aan justitie zodat het hof hier in de strafoplegging rekening mee zal houden.
Het hof zal de straf die het zonder schending van de redelijke termijn zou hebben opgelegd, namelijk een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren, in voorwaardelijke vorm aan verdachte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 22 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.