ECLI:NL:GHARL:2022:10059
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hennepteelt en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1968 en wonende te [plaats], had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 februari 2018. Tijdens de zittingen op 12 juni 2020 en 8 november 2022 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd. De advocaat-generaal had de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de officier van justitie ondersteund, maar het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor financieel voordeel dat de betrokkene uit de strafbare feiten zou hebben genoten.
Het hof heeft zich niet kunnen verenigen met het vonnis waarvan beroep en heeft dit vernietigd. De beslissing van het hof was om de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen, omdat er geen bewijs was dat de betrokkene financieel voordeel had genoten uit de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.C. van Linde, en de raadsheren mr. J. Hielkema en mr. G. Souer, in aanwezigheid van griffier mr. A.M.J. Flach.