ECLI:NL:GHARL:2022:10027

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.316.894
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek moeder inzake zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een zorgregeling. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.C. de Jong, verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 18 juli 2022 was uitgesproken. De rechtbank had de zorgregeling voor de minderjarigen gewijzigd, waardoor de kinderen bij de vader verblijven. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.E. Kreber, verzet zich tegen het schorsingsverzoek en pleit voor uitvoering van de gewijzigde zorgregeling.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling op 7 november 2022 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling waren beide ouders aanwezig, evenals een medewerker van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE). De rechtbank had in haar eerdere beschikking vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij meer tijd bij de vader doorbrengen. De moeder heeft echter bezorgdheid geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader, maar het hof heeft geen onderbouwing gevonden voor deze claims.

Het hof concludeert dat het belang van de vader bij uitvoering van de zorgregeling zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij schorsing. De ouders worden erop gewezen dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van de situatie voor de kinderen. Het hof wijst het verzoek van de moeder af, en benadrukt dat de zorgregeling moet worden nageleefd zolang er geen nieuwe beschikking is in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.894/02
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 491255 en 537263)
beschikking van 22 november 2022 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.C. de Jong te Woerden,
en
[verweerder],
woonplaats [woonplaats2] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E. Kreber te Zoetermeer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank de zorgregeling opgenomen in het ouderschapsplan van 17 december 2014 gewijzigd en bepaald dat de hierna te noemen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de vader verblijven:
- in de ene week van woensdag uit school tot zondagavond 18.15 uur;
- in de andere week op woensdagmiddag tot 18.15 uur;
- voor de hierna te noemen [de minderjarige1] zullen de ouders in onderling overleg met de betrokken
hulpverlening een zorgregeling op maat afspreken,
en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof zal deze beschikking hierna ”de bestreden beschikking” noemen.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 28 september 2022;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 10 oktober 2022 met producties;
- het verweerschrift op het verzoek tot schorsing, ingekomen op 2 november 2022 en
- een journaalbericht van mr. De Jong van 7 november 2022 met producties.
2.2
Op 31 oktober 2022 heeft mr. S. Kuijpers samen met de griffier gesproken met:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 in [woonplaats2] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 in [woonplaats2] .
[de minderjarige2] heeft een brief van [de minderjarige3] gegeven. Die brief is aan het dossier toegevoegd.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een medewerker van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland
(SAVE);
- als toehoorder met toestemming van de aanwezigen: de ambulant jeugdhulpverlener.
De raad voor de kinderbescherming was met bericht vooraf niet aanwezig.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de moeder schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissingen betreft. De vader voert hiertegen gemotiveerd verweer. Hij wil juist dat aan de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde - ruimere - zorgregeling uitvoering wordt gegeven.
3.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3.3
Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.4
De rechtbank heeft ondanks de afwezigheid van een medewerker van SAVE op de mondelinge behandeling in het belang van alle betrokkenen duidelijkheid willen geven over de zorgregeling. De rechtbank heeft daarbij zijn waardering uitgesproken voor de informatie die de ambulant medewerker, die in het gezin van zowel de moeder als van de vader komt, heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat het voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] van belang is dat zij meer aaneengesloten tijd bij de vader doorbrengen dan nu het geval is. Wanneer de vader meer betrokken is bij het doordeweekse ritme van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en niet voornamelijk in het weekend, dan verwacht de rechtbank dat dit hun relatie met de vader ten goede zal komen. Met betrekking tot [de minderjarige1] heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de problematiek die bij [de minderjarige1] speelt, de ouders in onderling overleg met de betrokken hulpverlening een zorgregeling op maat afspreken, waarbij de rust en regelmaat voor [de minderjarige1] worden geborgd.
3.5
Het hof stelt vast dat de duidelijkheid die de rechtbank in het belang van de kinderen aan alle andere betrokkenen heeft gegeven er tot nu toe niet is gekomen. De vastgestelde zorgregeling is slechts één keer uitgevoerd. Volgens de moeder is dat niet goed verlopen, zijn de kinderen niet veilig bij de vader en zijn er door de ambulant jeugdhulpverlener drie zorgmeldingen gedaan bij Veilig Thuis. In de bijlagen D, E en F, waarnaar de moeder als onderbouwing van haar standpunt verwijst, heeft het hof geen zorgmeldingen van de ambulant jeugdhulpverlener aangetroffen. De moeder stelt dat hulpverleners stevige uitspraken doen, zoals “als het hier mis gaat, gaat het goed mis” en “vader is in staat de kinderen iets aan te doen”. Volgens de moeder weigeren de hulpverleners deze uitspraken op papier te zetten om de werkrelatie met de vader goed te houden. Voor het hof is dit niet te controleren.
3.6
Tegenover de niet onderbouwde beweringen van de moeder staat dat de vader met een mailbericht van de medewerker van SAVE van 28 september 2022 aan de moeder laat zien dat de moeder moet meewerken aan de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De medewerker van SAVE wijst de moeder er in die mail op dat het tegen de afspraak en de beschikking van de rechtbank in is dat de kinderen niet bij de vader zijn en heeft de moeder de opdracht gegeven ervoor te zorgen dat de kinderen conform afspraak en beschikking naar de vader toe gaan. Er is volgens de medewerker van SAVE geen sprake van kinder-mishandeling waardoor de kinderen niet naar de vader toe zouden kunnen gaan.
3.7
De advocaat van de moeder heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat de moeder uitvoering van de oude regeling wil. Het hof gaat ervan uit dat de moeder daarmee doelt op de zorgregeling uit het ouderschapsplan van 17 december 2014. Tegenover het belang van de moeder bij behoud van de bestaande toestand staat dat de vader recht heeft op contact met de kinderen, er geen indicaties zijn dat de kinderen in gevaar zijn bij de vader, en zowel de vader als de kinderen belang hebben bij duidelijkheid over de zorgregeling. Of aanpassing van deze regeling in het belang van de kinderen nodig is, moet in de hoofdzaak worden beoordeeld. Het hof is dan ook van oordeel dat het belang van de moeder bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van de vader bij uitvoering van de vastgestelde zorgregeling. Het hof zal het schorsingsverzoek afwijzen.
3.8
Het hof wijst de ouders er tot slot op dat zij de sleutel in handen hebben om tot verbetering in de situatie voor de kinderen te komen. Zowel [de minderjarige2] als [de minderjarige1] hebben in het gesprek met de rechter op 31 oktober 2022 gezegd dat zij niet willen dat het hof hun mening over de zorgregeling op de mondelinge behandeling vertelt. Daaruit spreekt hoe zeer de kinderen last hebben van deze situatie. De zorgregeling is helder en daaraan moet - in ieder geval zolang er geen beschikking is gegeven in de hoofdzaak - in het belang van de kinderen uitvoering worden gegeven.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber, en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 22 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.