ECLI:NL:GHARL:2022:10024

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.316.246
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Salhi, had verzocht om schorsing van de verplichting om kinderalimentatie te betalen aan de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.T.M. Bredius. De rechtbank had eerder bepaald dat de man vanaf 1 september 2021 een bedrag van € 302,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man stelde dat zijn belang bij schorsing van de alimentatie zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de uitvoering van de beschikking. Het hof oordeelde echter dat de man onvoldoende had aangetoond dat hij in grote financiële problemen zou komen door de betaling van de alimentatie. Bovendien was het belang van de vrouw bij de betaling van de kinderalimentatie voor de verzorging van het kind doorslaggevend.

Het hof concludeerde dat er geen gronden waren voor schorsing van de bestreden beschikking en wees het verzoek van de man af. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.246/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 526671)
beschikking van 22 november 2022 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Salhi te Den Haag,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.T.M. Bredius te Zeist.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, onder meer en voor zover hier van belang, bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 1 september 2021 een bedrag van
€ 302,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ( hierna: kinderalimentatie) van [de minderjarige] , geboren [in] 2020 in [plaats1] moet betalen, steeds voor de eerste van de maand, en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 september 2022;
- het verzoek tot schorsing met producties;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de man schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissingen betreft. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3.3
Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.4
De man heeft zijn standpunt dat zijn belang bij schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij ten uitvoerlegging van de beschikking tegenover de gemotiveerde betwisting van de vrouw onvoldoende onderbouwd. De man heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hij bij betaling aan de vrouw van een bedrag van € 302,- per maand, dan wel een hoger bedrag dan € 120,- per maand aan kinderalimentatie in grote financiële problemen zal komen. Dat de vrouw het LBIO heeft ingeschakeld om de kinderalimentatie te incasseren, maakt dit niet anders. Voor zover de man stelt dat hij mogelijk in de toekomst een lager inkomen zal hebben is dit onvoldoende reden voor schorsing. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat zij de kinderalimentatie nodig heeft voor [de minderjarige] . Het hof is dan ook van oordeel dat het belang van de man bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij betaling van de kinderalimentatie.
3.5
De man heeft ook zijn standpunt dat sprake is van een kennelijke misslag onvoldoende onderbouwd. Het hof heeft zoals gezegd uit te gaan van de overwegingen en beslissingen van de rechtbank. Dat de rechtbank de door de man te laat ingediende stukken buiten beschouwing heeft gelaten en de man het niet eens is met de beslissingen van de rechtbank over de behoefte van [de minderjarige] en zijn draagkracht, betekent niet dat sprake is van een kennelijke misslag. De beslissingen over de behoefte en de draagkracht zullen bovendien in de hoofdzaak aan de orde komen.
3.6
Nu er geen gronden zijn voor schorsing van de bestreden beschikking, zal het hof het schorsingsverzoek afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.H. Lieber en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, en is op 22 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.