Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2021 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep inzake een verzoek van een grootmoeder om een omgangsregeling met haar kleinkind, dat sinds 15 april 2016 onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De grootmoeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, heeft verzocht om een omgangsregeling die varieert van eens per maand tot vier keer per jaar, afhankelijk van de geldende coronamaatregelen. De rechtbank had de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.
Het hof heeft vastgesteld dat de grootmoeder voldoende concrete omstandigheden heeft gesteld die wijzen op een nauwe persoonlijke betrekking met het kleinkind, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid in het verzoek. Het hof heeft daarbij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in overweging genomen, dat het recht op gezinsleven waarborgt. De grootmoeder heeft onderbouwd dat zij een actieve rol in het leven van het kleinkind heeft gespeeld, onder andere door regelmatig op te passen en aanwezig te zijn bij de bevalling.
Het hof heeft echter ook geconstateerd dat er onvoldoende actuele informatie over het kleinkind beschikbaar is, aangezien de GI geen verweerschrift heeft ingediend en niet ter zitting is verschenen. Daarom heeft het hof de GI in de gelegenheid gesteld om vóór 18 november 2021 een verweerschrift in te dienen, waarna de grootmoeder de kans krijgt om hierop te reageren. Totdat deze informatie is ontvangen, houdt het hof verdere beslissingen aan.