ECLI:NL:GHARL:2021:9975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
21-002645-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en beschadiging van elektriciteitswerk met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en beschadiging van elektriciteitswerk. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 120 uren. In hoger beroep heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, waarin hij aangaf dat hij uit financiële nood was begonnen met het telen van hennep in zijn woning. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn van berechting. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was aangetoond dat de volmachtgevers gerechtigd waren tot het geven van een volmacht. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002645-19
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2019 met parketnummer 16-652636-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] N.V. niet-ontvankelijk zal verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.A. Neslo, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 1 mei 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde partij] N.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijs- en strafbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 15 augustus 2015 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 395 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2014 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanuit een meterkast heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in omstreeks de periode van 17 oktober 2014 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een elektriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen [adres] ) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan, immers heeft verdachte in dat pand
- een illegale stroomaftakking/aansluitingen gemaakt voor/buiten de elektriciteitsmeter/zekeringskast en/of
- een hennepkwekerij geïnstalleerd die in zijn geheel uit buigzame leidingen bestaat welke niet aan de veiligheidseisen voldoen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft aangevoerd dat zij de verklaring van verdachte niet geloofwaardig acht, omdat verdachte pas in een laat stadium een bekennende verklaring heeft afgelegd en tevens geen verifieerbare verklaring heeft afgelegd.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Oordeel van het hof
Tot en met de procedure in eerste aanleg heeft verdachte de tenlastegelegde feiten ontkend. In hoger beroep heeft hij zijn proceshouding gewijzigd en op de terechtzitting van het hof op 1 oktober 2021 heeft verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 3 een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer verklaard dat hij uit financiële nood in 2015 is begonnen met het telen van hennep in zijn woning aan de [adres] te [plaats] . Door een aantal mannen werd in de woning van verdachte een professionele hennepkwekerij opgezet, waarbij werd afgesproken dat verdachte 20 procent van de (tweede en navolgende) opbrengst(en) zou ontvangen en hij zijn huur- en elektriciteitskosten vergoed zou krijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij de temperatuurmeters in de kweekruimtes controleerde, meetgegevens doorgaf en soms de meters resette. De mannen kwamen naar zijn woning om de hennepplanten te verzorgen. Na de eerste oogst, waarvan de opbrengst niet voldoende was om de kosten van het opzetten van de kwekerij te dekken, werd de hennepkwekerij door de politie opgerold. Verdachte heeft verklaard dat hij in die periode alleen een vergoeding voor zijn huur- en elektriciteitskosten van de mannen heeft ontvangen.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof, gelet op de inhoud van de verklaring van verdachte en de omstandigheden waaronder hij tot deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep is gekomen, geen aanleiding om aan te nemen dat de verklaring van verdachte niet klopt. Behalve dat de aangetroffen hennepkwekerij professioneel opgezet was, wordt de verklaring van verdachte aangaande de betrokkenheid van anderen naar het oordeel van het hof ook ondersteund door de getuigenverklaring van één van de buren van verdachte aan de [adres] , waaruit blijkt dat er geregeld mensen bij verdachte over de vloer kwamen en er mannen met grote sporttassen werden gezien.
Nu verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd, kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 1 oktober 2021;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2015, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier Politie Midden-Nederland met nummer 2015280029 d.d. 7 januari 2016;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 september 2015, met bijlagen, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier Politie Midden-Nederland met nummer 2015280029 d.d. 7 januari 2016;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] N.V. d.d. 25 september 2015, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier Politie Midden-Nederland met nummer 2015280029 d.d. 7 januari 2016;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal buurtonderzoek d.d. 15 september 2015, opgenomen op pagina 79 e.v. van het dossier Politie Midden-Nederland met nummer 2015280029 d.d. 7 januari 2016.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 15 augustus 2015 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 395 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 17 oktober 2014 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een meterkast heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde partij] N.V., waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij in de periode van 17 oktober 2014 tot en met 15 september 2015 te [plaats] , opzettelijk een elektriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen [adres] ) heeft beschadigd en een stoornis in de gang of werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft verdachte in dat pand
- een illegale aansluitingen gemaakt buiten de elektriciteitsmeter en
- een hennepkwekerij geïnstalleerd die in zijn geheel uit buigzame leidingen bestaat welke niet aan de veiligheidseisen voldoen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen en stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in zijn woning een professionele hennepkwekerij in werking gehad met een aanzienlijke hoeveelheid, te weten 395, hennepplanten. Door aldus te handelen heeft verdachte heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende handel in softdrugs, met alle daarbij komende maatschappelijke problemen. Verdachte is hier kennelijk aan voorbij gegaan en heeft enkel gedacht aan persoonlijk gewin. Het hof rekent dit verdachte aan.
Voorts heeft verdachte illegaal stroom afgetapt en de elektriciteitsmeter in zijn woning ten behoeve daarvan beschadigd. Afgezien van de schade die aan [benadeelde partij] N.V. is toegebracht, brengt manipulatie van de elektriciteitsmeter onder andere brandgevaar met zich.
Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden. Verdachte is in eerste aanleg op 28 oktober 2015 verhoord. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 1 mei 2019. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg overschreden met 18 maanden. Namens verdachte is vervolgens op 10 mei 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas op 15 oktober 2021 arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 5 maanden overschreden, terwijl dit (evenals de overschrijding in eerste aanleg) niet aan verdachte valt toe te rekenen.
Het hof zal de straf die het hof zonder schending van de redelijke termijn zou hebben opgelegd, namelijk een straf die gelijk is aan de door de rechtbank opgelegde straf, verminderen. Alles afwegende zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.963,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij] N.V. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de vordering niet op de door de wet voorgeschreven wijze is ingediend. Uit de bijlagen bij de vordering blijkt immers niet dat de volmachtgevers gerechtigd waren tot het geven van een volmacht. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. B.W. Streefland, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 15 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgespro