ECLI:NL:GHARL:2021:9974

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
21-001887-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het aanwezig hebben van een ploertendoder en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs en een ploertendoder. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het aanwezig hebben van de ploertendoder, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De verdachte had op 18 april 2018 in [plaats1] een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en cocaïne aanwezig gehad, wat leidde tot de veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld en dat drugsgebruik en -handel ernstige gevolgen hebben voor de samenleving. De strafoplegging was bedoeld om de verdachte structuur te bieden en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001887-20
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 mei 2020 met parketnummer 18-133261-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, voor zover betrekking hebbend op de bewezenverklaring, en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. S. Koster, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 27 mei 2020 de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijke met een proeftijd van drie jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 april 2018 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 221,05 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 1,03 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 april 2018 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs feit 1

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben van ongeveer 220,96 gram amfetamine, nu de tas met daarin deze drugs achter de passagiersstoel lag en cliënt derhalve niet wist dat in deze tas amfetamine zat. Dit had cliënt ook niet hoeven weten, nu het voertuig niet van hem was. Cliënt heeft het aanwezig hebben van cocaïne en een wikkel met 0,09 gram speed bekend.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het aanwezig hebben van amfetamine wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. [1]
Feiten
Op woensdag 18 april 2018, omstreeks 16:00 uur, hebben verbalisanten een voertuig gecontroleerd in verband met een ANPR-controle te [plaats1] . Op de passagiersstoel zat verdachte. Verdachte verklaarde dat hij een beetje speed in zijn broek had. Tijdens doorzoeking van het voertuig werd er een groene plastic zak aangetroffen, op de grond ter hoogte van de bijrijdersstoel. In de zak zaten 3 kleine zakjes met wit poeder. Het witte poeder betreft vermoedelijk amfetamine gezien de geur/ de kleur en de structuur van het goed. [2]
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij een wikkel met speed en een wikkel met cocaïne in zijn broekzak had. Verdachte heeft ook verklaard dat het brokje wit spul dat bij hem is aangetroffen cocaïne betreft en dat dit brokje op de grond in de auto lag en dat een van de twee weegschaaltjes die in de auto zijn gevonden van hem is. [3] Verdachte heeft daarnaast verklaard dat de kleding, methadon, mesjes en vier telefoons die in de auto zijn aangetroffen van hem zijn. Met betrekking tot de in de auto aangetroffen plastic zak met – naar later door de politie is vastgesteld – 220,96 gram amfetamine heeft verdachte verklaard dat hij niets van die zak weet, dat die zak met inhoud niet van hem was en dat [naam1] , de bestuurder van het voertuig, tegen verdachte heeft gezegd dat die zak is achtergelaten door een Marokkaanse of Surinaamse jongen. De bestuurder van de auto heeft bij de politie verklaard dat hij niets wist van een plastic zak met speed. [4]
Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
Goednummer:
PL0100-2018094537-1000074
Inhoud: plastic zak voorzien van witpoeder vermoedelijk amfetamine met een bruto gewicht van 107,60 gram.

Goednummer:PL0100-2018-94537-1000171

Inhoud: een zak voorzien van witpoeder, vermoedelijke amfetamine met een bruto gewicht van 98,40 gram.

Goednummer:PL0100-2018094537-1000172

Inhoud: een zak met wit poeder, vermoedelijk amfetamine met een bruto gewicht van 28.80 gram. [5]
Goednummer: PL0100-2018094537-1000189
Inhoud: 2 wikkels met wit poeder, vermoedelijk amfetamine.
Goednummer: PL0100-2018094537-1000192
Inhoud: 1 brokje, vermoedelijk crack. [6]
Op 18 mei 2018 werden de vermoedelijk verdovende middelen getest:
Goednummer: PL0100-2018094537-1000074
Bruto gewicht: 105,27 gram
Netto gewicht: 102,06 gram
Monster: SIN
AALS7930NLHet bovenstaande testte positief op Amfetamine
Goednummer: PL0100-2018094537-1000171
Bruto gewicht: 96,53 gram
Netto gewicht: 95,13 gram
Monster: SIN
AALH4960NLHet bovenstaande testte positief op Amfetamine
Goednummer: PL0100-2018094537-1000172
Bruto gewicht: 26,98 gram
Netto gewicht: 23,77 gram
Monster: SIN
AALS7911NLHet bovenstaande testte positief op Amfetamine
Goednummer: PL0100-2018094537-1000189
A: een opgevouwen kassabon van de Jumbo met daarin wit poeder
Bruto gewicht: 0,49 gram
Netto gewicht:
0,09 gramMonster: SIN AALS7927NL
Het bovenstaande testte positief op Amfetamine
B: een opgevouwen stuk gekleurd papier met daarin wit poeder
Bruto gewicht: 1,46 gram
Netto gewicht: 0.36 gram
Monster: SIN AALS7928NL
Het bovenstaande testte positief op Cocaïne
Goednummer: PL0100-2018094537-1000192
O: een crèmekleurig brok (zat los in de sealbag)
Netto gewicht: 0.67 gram
Het bovenstaande testte positief op Cocaïne. [7]
Uit de Rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 1 augustus 2018 blijkt het navolgende:
Kenmerk: Omschrijving FO: Conclusie:
AALS7930NL102,06 gram substantie, wit bevat amfetamine [8]
Kenmerk: Omschrijving FO: Conclusie:
AALH4960NL95,13 gram substantie, wit bevat amfetamine [9]
Kenmerk: Omschrijving FO: Conclusie:
AALS7911NL23,77 gram substantie, beige bevat amfetamine [10]
Conclusie
Voor de beantwoording van de vraag of een verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad, is niet doorslaggevend aan wie die drugs in eigendom toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de plastic zak met daarin drie zakjes wit poeder (totaal: 220,96 gram amfetamine) op de grond ter hoogte van de bijrijdersstoel lag, terwijl verdachte op de bijrijdersstoel in het voertuig werd aangetroffen. Naar het oordeel van het hof is de verklaring van verdachte dat hij niets wist van de plastic zak met amfetamine voor / bij zijn voeten op de grond volstrekt onaannemelijk. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte al vanaf [plaats2] tot [plaats1] (locatie aanhouding) als bijrijder in het voertuig zat en dat hij zelf heeft verklaard dat diverse (drugs-gerelateerde) goederen die in het voertuig zijn aangetroffen van hem waren. Dat gold ook voor het brokje cocaïne, dat volgens verdachte op de grond lag. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte wetenschap had van de plastic zak met amfetamine en dat deze zich tevens – gelet op de zeer directe nabijheid van verdachte – in de machtssfeer van de verdachte heeft bevonden. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de 220,96 gram amfetamine in de plastic zak opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Vrijspraak feit 2

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat uit het dossier blijkt dat een verbalisant met behulp van het Kennissysteem Wet Wapens en munitie (WWM) vaststelt dat het wapen, een ploertendoder, valt onder categorie 1 sub 3 wet wapens en munitie. In het dossier zit een uitdraai van een vragenlijst uit dit Kennissysteem waarop diverse keuzevelden zijn doorlopen. Zo blijkt – voor zover relevant – uit de antwoorden in deze vragenlijst onder meer dat het onderzochte voorwerp:
  • ‘niet snijdend’ is
  • ‘bedoeld om mee te slaan of te wurgen?’
Aan het einde van de vragenlijst wordt geconcludeerd dat dit voorwerp een ploertendoder is als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder g van de Regeling wapens en munitie. Daarnaast zijn twee foto’s van het voorwerp bijgevoegd.
In de Kennisgeving van inbeslagneming van dit voorwerp staat vermeld dat tijdens de fouillering inzake de Wet wapens en munitie, een voorwerp gelijkend op een zaklamp is aangetroffen in de broekzak van de verdachte. De verbalisant relateert, nadat hij dit voorwerp beter had onderzocht, dat hij zag dat het een ploertendoder betrof.
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij niet wist dat het uitschuifbare lampje een ploertendoder is.
Naar het oordeel van het hof is het onderzoek dat de politie heeft verricht naar het voorwerp onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een ploertendoder als bedoeld in de WWM. Zo ontbreekt een concrete, specifieke beschrijving van het voorwerp met betrekking tot materiaal, maatvoering, massa en vormgeving, alsmede een toelichting waarom dit voorwerp – gelet op de kenmerken – moet worden aangemerkt als een ploertendoder in de zin van de WWM.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 april 2018 te [plaats1] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, 221,05 gram amfetamine en 1,03 gram cocaïne, zijnde amfetamine en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop van de zaak en de strafoplegging te beperken tot een geheel voorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 18 april 2018 te [plaats1] opzettelijk een ruime hoeveelheid (fors meer dan een gebruikershoeveelheid) harddrugs aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan de handel en het gebruik van drugs vaak gepaard met allerlei vormen van criminaliteit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 augustus 2021 waaruit volgt dat de verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van uiteenlopende feiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen. Voorts stelt het hof vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend reclasseringsrapport van Inforsa, alsmede hetgeen de raadsvrouw ter zitting naar voren heeft gebracht. De reclassering adviseert geen gevangenisstraf op te leggen, nu het traject voor verdachtes financiën dan spaak zal lopen, dat onlangs is opgestart. Tevens loopt verdachte hiermee ook het risico om zijn huis kwijt te raken op de lange termijn. De reclassering geeft voorts aan dat verdachte in staat is een taakstraf uit te voeren. Een taakstraf draagt ook bij aan het hebben van een zinvolle dagbesteding.
De landelijk geldende oriëntatiepunten van het LOVS geven voor het aanwezig hebben van harddrugs bij een gewicht tussen de 200 en 500 gram als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof is van oordeel dat – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de ernst van het bewezenverklaarde – de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Het hof wil met deze strafmodaliteit verdachte structuur geven en hem ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 14 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2018094537, gesloten en getekend op 29 augustus 2018 door [verbalisant1] , politie Eenheid Noord-Nederland, district Fryslân, basisteam Sneek.
2.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 18 april 2018, opgenomen op pagina 8-9 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relatering van verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] .
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 19 april 2018, opgenomen op pagina 35 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] .
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 19 april 2018, opgenomen op pagina 42-46 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [naam2] .
5.Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 18 april 2018, opgenomen op pagina 8-9 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de inbeslaggenomen goederen onder de verdachte.
6.Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 18 april 2018, opgenomen op pagina 10-11 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de inbeslaggenomen goederen onder de verdachte.
7.Een proces-verbaal verdovende middelen, d.d. 18 mei 2018, opgenomen op pagina 52-55 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant4] en [verbalisant5] , beide werkzaam als Forensisch medewerker.
8.Een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.08.01.310 (aanvraag 001), d.d. 1 augustus 2018, opgenomen op pagina 61 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relatering van rapporteur ing. [de deskundige] .
9.Een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.08.01.310 (aanvraag 002), d.d. 1 augustus 2018, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relatering van rapporteur ing. [de deskundige] .
10.Een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.08.01.310 (aanvraag 003), d.d. 1 augustus 2018, opgenomen op pagina 59 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relatering van rapporteur ing. [de deskundige] .