In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2018. Het hof heeft de eerdere beslissing vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van €38.301,64, dat aan de Staat moet worden betaald. De zaak betreft een ontnemingsvordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de betrokkene betrokken was bij het knippen van hennep. Het hof heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 766 dagen. De advocaat-generaal had een hoger bedrag gevorderd, maar het hof heeft om proceseconomische redenen de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van het bedrag dat aan de Staat moet worden betaald. De verdediging heeft betoogd dat de betrokkene slechts een marginale rol had en heeft verzocht om de betalingsverplichting te verlagen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op getuigenverklaringen en rapporten, en heeft vastgesteld dat de betrokkene geen openheid van zaken heeft gegeven over de verdeling van het voordeel. De beslissing van het hof is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken.